Uitspraak
28 april 2015, 14/10428 (aangevallen uitspraak 1) en 13 oktober 2015, 15/873
OVERWEGINGEN
De rechtbank heeft bestreden besluit 2 vernietigd omdat het college bij de vaststelling van de hoogte van de boete, het boetebedrag over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2014, niet in overeenstemming met artikel 2, tweede lid, van het Boetebesluit socialezekerheidswetten (Boetebesluit) naar boven heeft afgerond op een veelvoud van € 10,-. De rechtbank heeft het boetebedrag over die periode vastgesteld op een bedrag van € 1.200,-. Het standpunt van het college dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden heeft de rechtbank onder verwijzing naar aangevallen uitspraak 1 onderschreven, evenals het standpunt dat appellante verminderd verwijtbaar is te achten. Van dringende redenen op grond waarvan het college van het opleggen van een boete af zou moeten zien, is volgens de rechtbank geen sprake.