ECLI:NL:CRVB:2019:2884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstandsuitkering wegens niet gemeld onroerend goed
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almelo van 2 maart 2018. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, had beroep ingesteld tegen de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering, die was gebaseerd op het niet melden van onroerend goed. De Raad had eerder, in een uitspraak van 12 september 2017, geoordeeld dat de bevindingen van een onderzoek in Turkije onrechtmatig waren verkregen, waardoor het college een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen. Het college heeft in zijn nieuwe besluit de bijstand van appellant met ingang van 30 december 1999 ingetrokken en de kosten van bijstand over de periode tot en met 28 februari 2014 teruggevorderd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen.
De Raad overweegt dat appellant niet heeft aangetoond dat hij recht had op aanvullende bijstand, ondanks zijn stelling dat het terugvorderingsbedrag onevenredig hoog was. De Raad stelt vast dat appellant geen objectieve gegevens heeft overgelegd die zijn claim ondersteunen. De Raad concludeert dat het college op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet (PW) verplicht was om de kosten van bijstand terug te vorderen. De Raad verklaart het beroep van appellant ongegrond, omdat hij niet heeft kunnen aantonen dat hij recht had op bijstand indien hij zijn verplichtingen was nagekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en de proceskosten worden niet vergoed.