In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een toeslag die aan appellant was verstrekt op basis van de Toeslagenwet (TW). Appellant ontving een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en een toeslag op zijn WIA-uitkering. De toeslag werd stopgezet omdat appellant geen informatie had verstrekt over een wijziging in zijn woon- en leefsituatie, namelijk dat hij niet meer alleenstaand was. Het Uwv had de toeslag per 1 juni 2016 beëindigd en vorderde een bedrag van € 9.513,80 terug. Appellant had de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden door niet tijdig te melden dat hij samenwoonde met zijn partner. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat de intrekking en terugvordering terecht waren. De Raad concludeerde dat de ten onrechte verstrekte toeslag niet kon worden aangemerkt als een beschermd eigendomsrecht onder artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, omdat appellant zelf verantwoordelijk was voor het niet melden van de wijziging in zijn situatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand bleven.