ECLI:NL:CRVB:2022:2300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over vaststelling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van voorbeeldfuncties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant, die eerder een WGA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld en was van mening dat zijn arbeidsongeschiktheid hoger was dan door het Uwv vastgesteld. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 53,74% met ingang van 3 augustus 2018, na eerdere beoordelingen die een hogere mate van arbeidsongeschiktheid aangaven. Appellant voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn visuele beperkingen onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling van zijn geschiktheid voor de geduide functies. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden had geoordeeld en dat de medische beoordeling voldoende zorgvuldig was geweest. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard en de Raad onderschreef deze overwegingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die op € 1.518,- werden begroot. Tevens diende het Uwv het griffierecht van € 131,- te vergoeden.