In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de intrekking van bijstand aan appellante door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante ontving sinds 1 mei 2013 bijstand op basis van de Participatiewet. Na een heronderzoek heeft het college de bijstand opgeschort en later ingetrokken, omdat appellante niet op uitnodigingen was verschenen en geen gevraagde gegevens had overgelegd. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde de intrekking. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft beoordeeld of het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken. De Raad concludeert dat het college inderdaad bevoegd was om de bijstand op te schorten, maar dat het college niet in redelijkheid de intrekking in bezwaar kon handhaven. De Raad oordeelt dat het college bij de beslissing om de intrekking te handhaven een belangenafweging had moeten maken, wat niet is gebeurd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en herroept het besluit van 30 januari 2020, waardoor appellante recht heeft op bijstand over de periode van 20 januari 2020 tot 17 februari 2020. Tevens worden de proceskosten van appellante vergoed.