1.3.Met een besluit van 24 april 2024 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 2 november 2023 gegrond verklaard, de draagkrachtberekening aangepast (van € 122,61 per maand naar € 114,99 per maand) over de periode van augustus tot en met oktober 2023 en de hoogte van de toegekende bijzondere bijstand over deze periode gewijzigd. Vanaf november 2023 heeft belanghebbende geen draagkracht meer en komen de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd voor volledige vergoeding in aanmerking. De bijzondere bijstand wordt nabetaald. Het college heeft het verzoek van [bewindvoerder] B.V. om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand afgewezen. Die afwijzing berust op het standpunt dat het aanvragen van bijstand en het voeren van een bezwaarprocedure daarover behoort tot de aan de bewindvoerder opgedragen taak. [bewindvoerder] B.V. heeft niet onderbouwd waarom het bezwaar in dit geval niet door de bewindvoerder ingediend had kunnen worden. Niet is gebleken dat de inschakeling van professionele juridische bijstand in dit geval noodzakelijk was.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het college het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand heeft afgewezen en bepaald dat het college aan [bewindvoerder] B.V. een vergoeding voor die kosten verstrekt tot een bedrag van € 624,- voor de kosten in bezwaar. De rechtbank heeft daartoe, voor zover hier van belang, als volgt overwogen.
“9. In geschil is of het redelijk is om voor onderhavige procedure beroepsmatige
rechtsbijstand in te schakelen. In de woorden ‘redelijkerwijs heeft moeten maken’ als
bedoeld in de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb wordt tot uitdrukking gebracht dat niet slechts de kosten zelf redelijk dienen te zijn om voor vergoeding in aanmerking te komen, maar ook dat het inroepen van rechtsbijstand redelijk moet zijn geweest (de 'dubbele redelijkheidstoets’).
10. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is het uitgangspunt dat kosten van door
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden aangemerkt als redelijkerwijs te zijn gemaakt. Die kosten komen dus in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Anders dan het college meent, biedt de taak van de bewindvoerder op zichzelf geen grond om van dit uitgangspunt af te wijken. Dat betekent dat dit uitgangspunt in beginsel ook geldt als een professionele bewindvoerder die derde heeft ingeschakeld.
11. Wanneer een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk moet worden
gesteld, komen als regel de door hem in bezwaar of beroep gemaakte kosten voor
vergoeding in aanmerking en zijn deze dus ‘redelijk’.Van deze regel kan worden
afgeweken indien de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende. Daar is hier geen sprake van. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zonder het instellen van bezwaar overgegaan zou zijn tot een nieuwe draagkrachtberekening en een herberekening van de uit te betalen bijzondere bijstand. Verder is het aan een partij zelf om te beoordelen of zij bezwaar of beroep in wil stellen en of zij daarbij gebruik wil maken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het in dit geval om redelijkerwijs gemaakte kosten gaat. Het inschakelen van rechtsbijstand is niet onnodig geweest.”
Het standpunt van het college
3. Het college is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.