ECLI:NL:CRVB:2025:1478
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van TOZO-bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en inkomen uit kasstortingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de herziening en terugvordering van bijstand ingevolge de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) aan de orde is. Appellant, een zelfstandig ondernemer en taxichauffeur, ontving bijstand van het college van burgemeesters en wethouders van Amsterdam over de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2021. Het college heeft vastgesteld dat appellant in deze periode kasstortingen en bijschrijvingen op zijn bankrekeningen heeft ontvangen, die als inkomen moeten worden aangemerkt. Appellant heeft deze bedragen niet gemeld, wat heeft geleid tot een te hoge bijstandsverlening. Hij betoogt dat het gaat om leningen en geld van de verkoop van zijn auto, maar de Raad oordeelt dat deze stellingen niet zijn onderbouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank dat het hoger beroep niet slaagt, en dat de terugvordering van de bijstand in stand blijft. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn beroep op dringende redenen nader te onderbouwen, en de Raad oordeelt dat de belangenafweging door het college niet onevenwichtig is geweest. De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2025.