In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Spanje verblijft. Appellant had eerder bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet, maar deze bijstand is ingetrokken door het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. De intrekking was gebaseerd op het feit dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij werkzaamheden verrichtte en inkomsten genoot uit onderverhuur. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens kosten van bijstand teruggevorderd, maar appellant stelde dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, onder andere vanwege zijn psychische klachten. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van dringende redenen. De Raad wees de schadevergoeding van € 1.500,- toe aan appellant wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar bevestigde de terugvordering van de bijstand. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant werd daarmee bevestigd.