In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante, die met meerdere aandoeningen kampt, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde omvang van de maatwerkvoorziening, die was vastgesteld op 141 minuten per week. De Raad oordeelt dat het college de omvang niet op de juiste wijze heeft bepaald en past zelf het HHM Normenkader 2019 toe. De Raad komt tot de conclusie dat appellante recht heeft op 163 minuten per week voor huishoudelijke ondersteuning, waarbij rekening is gehouden met de omvang van haar woning en de specifieke omstandigheden van haar situatie. De Raad vernietigt het eerdere besluit van het college en kent de gevraagde maatwerkvoorziening toe voor de periode van 28 november 2022 tot en met 27 november 2025. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.721,- bedragen, en het betaalde griffierecht.