ECLI:NL:CRVB:2025:703

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
23/2056 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wmo 2015 met toepassing van het HHM Normenkader 2019

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante, die met meerdere aandoeningen kampt, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde omvang van de maatwerkvoorziening, die was vastgesteld op 141 minuten per week. De Raad oordeelt dat het college de omvang niet op de juiste wijze heeft bepaald en past zelf het HHM Normenkader 2019 toe. De Raad komt tot de conclusie dat appellante recht heeft op 163 minuten per week voor huishoudelijke ondersteuning, waarbij rekening is gehouden met de omvang van haar woning en de specifieke omstandigheden van haar situatie. De Raad vernietigt het eerdere besluit van het college en kent de gevraagde maatwerkvoorziening toe voor de periode van 28 november 2022 tot en met 27 november 2025. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.721,- bedragen, en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

23/2056 WMO15
Datum uitspraak: 23 april 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 1 juni 2023, 22/2223 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van het Hof van Twente (college)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of de omvang van de op grond van de Wmo 2015 verstrekte maatwerkvoorziening terecht is vastgesteld op 141 minuten per week voor huishoudelijke ondersteuning. De Raad is van oordeel dat het college de omvang van de verstrekte maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp niet op de juiste wijze heeft bepaald en stelt deze omvang zelf vast met toepassing van het HHM Normenkader 2019.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellante heeft een aanvullend stuk ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 27 maart 2024. Voor appellante is mr. Wevers verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Koopman. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak 22/3165 WMO15, waarin afzonderlijk uitspraak is gedaan. [1]
De Raad heeft het onderzoek in de onderhavige zaak heropend en de zaak (terug)verwezen naar de meervoudige kamer.
De Raad heeft de zaak opnieuw behandeld op een zitting van 12 maart 2025. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Koopman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft meerdere aandoeningen, waardoor zij beperkingen in de zelfredzaamheid ondervindt. Zij woont met haar echtgenoot in een half vrijstaande woning.
1.2.
Met een besluit van 16 november 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 6 april 2022 gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan appellante is op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de periode van 28 november 2022 tot en met 27 november 2025 een maatwerkvoorziening verstrekt voor huishoudelijke ondersteuning met een omvang van 141 minuten per week. Daarbij is het college uitgegaan van de normtijd van 121 minuten per week in de gemeentelijke beleidsregels voor de schoonmaakmodule, die is gebaseerd op het Twenterapport van Bureau HHM uit 2017 (het Twenterapport). Dit is voor de overname van lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden. Daarbovenop is achttien minuten per week meegenomen voor een extra slaapkamer en twee minuten per week voor een extra kamer, die niet in gebruik is als slaapkamer. Het college heeft de kosten voor het maken van het bezwaar vergoed.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat met de verstrekte maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning van 141 minuten per week een passende bijdrage is geleverd aan de zelfredzaamheid van appellante.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt.
4.1.
Over het standpunt van appellante, dat het besluit van 6 april 2022 een besluit is als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat daarmee een eerder besluit is gewijzigd, heeft de Raad al definitief geoordeeld in de hiervoor genoemde uitspraak in de zaak 22/3165 WMO15.
De wasverzorging
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellante de was zelf doet met hulp van haar echtgenoot en dat ondersteuning bij de was zelf niet nodig is. Appellante wil enkel ondersteuning bij het strijken. Nu het strijken geen onderdeel uitmaakt van de Algemene voorziening Wasverzorging, kan wat appellante over die voorziening naar voren heeft gebracht onbesproken blijven.
4.3.
Ondersteuning bij de activiteit strijken wordt door het college niet meer verstrekt als maatwerkvoorziening, omdat strijken volgens het college niet noodzakelijk is om te kunnen participeren in de maatschappij of voor de zelfredzaamheid. De Raad heeft eerder geoordeeld dat dit beleid de rechterlijke toets kan doorstaan. [2] Niet gebleken is dat in de situatie van appellante hierover anders geoordeeld zou moeten worden.
Schoonmaakmodule huishoudelijke ondersteuning
4.4.
Het college is bij het bepalen van de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning uitgegaan van de in de Beleidsregels Huishoudelijke ondersteuning Hof van Twente 2022 opgenomen normtijd voor de schoonmaakmodule huishoudelijke ondersteuning. Deze normtijd van 121 minuten per week is gebaseerd op en gelijk aan de basisnorm van 104,9 uur huishoudelijke ondersteuning per jaar in het Twenterapport. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld mag het Twenterapport als basis dienen voor het gemeentelijk beleid. [3]
4.5.
Dit neemt niet weg dat in aanmerking moet worden genomen dat de basisnorm tot stand is gekomen zonder rekening te houden met factoren binnen het huishouden die wel degelijk invloed kunnen hebben op de schoonmaakactiviteiten, de frequenties en de tijdsbesteding daarvan. Deze beïnvloedingsfactoren, zoals de omvang van de woning of de samenstelling van het huishouden, en de eigen kracht kunnen maken dat meer of minder tijd nodig is. Steeds is vereist dat het college een onderzoek doet naar alle van belang zijnde individuele feiten en omstandigheden. Indien dit onderzoek uitwijst dat toepassing van de basisnorm, vanwege beïnvloedingsfactoren, het ontbreken van eigen kracht of bijzondere omstandigheden in een individuele situatie niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie, zoals bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015, zal het college van de basisnorm moeten afwijken. Ook voor de overige beleidskeuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de Wmo 2015 maken, geldt dat de vrijheid daarin wordt begrensd doordat een maatwerkvoorziening steeds een passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt. [4]
4.6.
De beroepsgrond dat het college ten onrechte geen extra tijd heeft toegekend voor een meerpersoonshuishouden slaagt niet, omdat de basisnorm gebaseerd is op een gemiddeld huishouden en het huishouden van appellante hieronder valt.
4.7.
De beroepsgrond dat het college ten onrechte geen extra tijd heeft toegekend voor het schoonmaken van hulpmiddelen, zoals de rolstoel, scootmobiel en traplift slaagt ook niet. Met het college is de Raad van oordeel dat deze taken onder de schoonmaakmodule vallen. [5] Appellante heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat voor het schoonmaken van de hulpmiddelen aanvullend op de schoonmaakmodule in dit geval extra tijd nodig is.
4.8.
De beroepsgrond dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de omvang van de woning van appellante slaagt wel. Hierbij is het volgende van belang.
4.8.1.
De basisnorm gaat uit van een schone woonkamer, keuken, slaapkamer, verkeersruimten, badkamer, toilet en trap. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning van appellante nog vijf extra kamers heeft, waarvan één gebruikt wordt als extra slaapkamer en de overige kamers onder meer als studeerkamer, waskamer en logeerkamer. Het college heeft slechts extra tijd toegekend voor de extra slaapkamer en één extra kamer, omdat de grootte van de woning wordt gezien als een eigen verantwoordelijkheid van de bewoner en bij de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning daarom standaard slechts rekening wordt gehouden met schoonmaakwerkzaamheden tot op het niveau van sociale woningbouw, waarbij uitgegaan wordt van een woning met drie (slaap)kamers.
4.8.2.
Door zich bij het vaststellen van de omvang van de huishoudelijke ondersteuning zonder meer te beperken tot een woning met maximaal drie (slaap)kamers heeft het college niet het onder 4.5 genoemde vereiste onderzoek naar alle van belang zijnde individuele feiten en omstandigheden verricht. Hierdoor kan niet worden gevolgd dat het college een passende bijdrage heeft geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.

Conclusie en gevolgen

4.9.
Wat onder 4.8.2 is overwogen betekent dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Dit heeft de rechtbank niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. De Raad zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De Raad ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
4.9.1.
De Raad heeft eerder geoordeeld dat het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 van Bureau HHM (HHM Normenkader 2019) als uitgangspunt kan dienen bij het vaststellen van de omvang van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning, voor zover dat kader ziet op het resultaat schoon en leefbaar huis. [6] Ook het college heeft dit normenkader ten grondslag gelegd aan zijn huidige beleidsregels. De Raad ziet aanleiding om de omvang van de huishoudelijke ondersteuning met toepassing van dit normenkader vast te stellen. Toepassing van het HHM Normenkader 2019 leidt in het geval van appellante tot het volgende.
4.9.2.
Op grond van het HHM Normenkader 2019 wordt de basisnorm van 125 minuten per week, waarbij één slaapkamer is inbegrepen, verstrekt. Appellante komt bovenop deze basisnorm voor de extra in gebruik zijnde slaapkamer in aanmerking voor achttien minuten per week. Voor de overige vier kamers, die niet als slaapkamer in gebruik zijn, dienen 5 minuten per week voor elke kamer te worden verstrekt, omdat ook deze kamers moeten worden schoongemaakt om de woning uiteindelijk niet te laten vervuilen. [7] Voor toekenning van meer tijd bovenop de basisnorm bestaat, mede gelet op wat is overwogen onder 4.6 en 4.7, geen aanleiding. Het HHM Normenkader 2019 wijkt op dit punt niet af van het Twenterapport. Dit betekent dat de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning voor de periode van 28 november 2022 tot en met 27 november 2025 op 163 minuten per week wordt bepaald.
5. Appellante krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 907,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift) en op € 1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting) voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 2.721,-. Appellante krijgt ook het betaalde griffierecht terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 16 november 2022;
  • verstrekt aan appellante voor de periode van 28 november 2022 tot en met 27 november 2025 een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden voor 163 minuten per week en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.721,-;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en L.M. Tobé en K.M.P. Jacobs als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) N. El Khabazi

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 19 juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1324.
2.Zie uitspraak van 18 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1487, r.o. 4.4.
3.Zie de uitspraak van 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835.
4.Zie de uitspraak van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1403, r.o. 5.7.1.
5.Vergelijk de uitspraak van 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470, r.o. 4.3.2.
6.Uitspraak van 13 december 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2470, r.o. 4.1.3.
7.Zie HHM Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019, pagina 26 van Bijlage 1 (Aanvullende instructie toepassing Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019).