ECLI:NL:CRVB:2025:833
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering na schending inlichtingenplicht
In deze zaak staat de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering van appellant centraal. Appellant ontving sinds 28 april 2008 een WIA-uitkering, maar het Uwv heeft deze herzien over de periode van 1 september 2015 tot en met 30 september 2021, en een bedrag van € 44.106,87 teruggevorderd. Dit gebeurde naar aanleiding van een fraudemelding dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht in de winkel van zijn echtgenote, wat hij niet had doorgegeven aan het Uwv. De Raad oordeelt dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat appellant wel degelijk werkzaamheden heeft verricht, maar dat de herziening en terugvordering onterecht zijn vastgesteld over de periode na de laatste waarneming op 10 augustus 2020. De Raad draagt het Uwv op om het besluit te herstellen en opnieuw vast te stellen, waarbij de herziening en terugvordering alleen betrekking hebben op de periode van 1 september 2015 tot en met 10 augustus 2020.