Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Opsterland(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De heffingsambtenaar van de gemeente Opsterland had de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 26 te [Z], vastgesteld op € 2.277.000 per waardepeildatum 1 januari 2011 voor het jaar 2012. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en had hiertegen bezwaar aangetekend, wat door de heffingsambtenaar werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 17 februari 2016 in Leeuwarden zijn de gemachtigde van belanghebbende, [A], en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar, [B], bijgestaan door taxateur [C], gehoord. De onroerende zaak betreft een bedrijfspand van circa 2.770 m², dat in de commerciële sfeer wordt geëxploiteerd. Het geschil draait om de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum. Belanghebbende stelde een waarde voor van tussen de € 1.051.000 en € 1.596.000, terwijl de heffingsambtenaar de waarde bevestigde op € 2.277.000.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast was geslaagd om de door hem voorgestane waarde aannemelijk te maken. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vastgesteld op € 1.500.000. De uitspraak van de rechtbank en de beschikking van de heffingsambtenaar zijn vernietigd. Tevens zijn de proceskosten van belanghebbende vastgesteld op € 2.633,30, en is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht.