In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 21 december 2023 is uitgesproken. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die in 1998 is gesloten tussen Dexia en de afnemer, waarbij de echtgenoot van de afnemer geen schriftelijke toestemming heeft verleend. De echtgenoot heeft op 12 januari 2006 de overeenkomst vernietigd op grond van artikelen 1:88 en 1:89 BW. Dexia betwist dat het vernietigingsrecht niet was verjaard op het moment van de vernietigingsverklaring. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd en dat Dexia aan haar verplichtingen heeft voldaan. In hoger beroep heeft Dexia grieven aangevoerd tegen het oordeel van de kantonrechter, met name over de verjaring van het vernietigingsrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn op 13 maart 2003 is gestuit door een collectieve actie, en dat de vernietigingsverklaring van de echtgenoot nog binnen de termijn is gedaan. Het hof heeft de afnemer in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat de echtgenoot vóór 13 maart 2000 bekend was met de overeenkomst. De getuigenverhoren zijn gepland voor december 2025 en januari 2026. Het hof houdt verdere beslissingen aan.