4.1.De heffingsambtenaar doet op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.[2]
5. Het bezwaarschrift is op 17 juni 2022 ingediend. De termijn om op het bezwaarschrift te beslissen eindigde in dit geval op 31 december 2022. De uitspraak op bezwaar is verzonden op 22 september 2022 (gedagtekend 6 oktober 2022).
6. Ter beoordeling staat of de uitspraak op bezwaar van 6 oktober 2022 tijdig bekend is gemaakt door verzending aan de gemachtigde van eiser. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat hij de uitspraak op bezwaar niet heeft ontvangen. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan de heffingsambtenaar is om aannemelijk te maken dat de stukken op het adres van de gemachtigde van eiser zijn ontvangen of aangeboden, dan wel dat de stukken hem op een andere manier hebben bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de stukken op dat adres. Dit brengt mee dat de heffingsambtenaar in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres.[3]
7. De uitspraak is twee weken voor de dagtekening aangemaakt en verzonden naar het privéadres van de gemachtigde van eiser ( [postadres] ), zoals blijkt uit de verzendadministratie die de heffingsambtenaar heeft overgelegd. Hieruit blijkt dat tijdig uitspraak op bezwaar is gedaan en dat deze ook tijdig is verzonden. De schermprints tonen aan dat de uitspraak op bezwaar in een batch van in totaal 5.151 documenten is geprint met een 2D code, in een envelop is gedaan om 10:00 uur en op 22 september 2022 door de gemeente in een batch is aangeboden aan PostNL. PostNL heeft de heffingsambtenaar gemeld dat bij deze batch geen uitval heeft plaatsgevonden. Het vorderingsnummer, zoals vermeld op de schermprint van de uitspraak op bezwaar, komt overeen met het nummer op de uitspraak op bezwaar. Hiermee is aannemelijk geworden dat de uitspraak op bezwaar de gemachtigde van eiser heeft bereikt. Dat de uitspraak aan het privéadres van de gemachtigde is verzonden maakt op zich niet dat aannemelijk is dat hij de gemachtigde niet zou hebben bereikt. Het betoog van eiser dat [A B.V.] en zijn medewerkers zijn gemachtigd en niet alleen mr. N.G.A. Voorbach, maakt dit niet anders. De heffingsambtenaar mocht ervan uitgaan dat mr. N.G.A. Voorbach als gemachtigde van eiser optrad nu alle brieven in de bezwaarprocedure zijn ondertekend door mr. N.G.A. Voorbach.
8. De gemachtigde heeft de verzendadministratie op zichzelf niet betwist. De enkele stelling dat de ontvangst wordt betwist is onvoldoende om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen.
9. Nu aannemelijk is dat de uitspraak op bezwaar tijdig is gedaan en op 22 september 2022 per post is verzonden, zijn de ingebrekestelling, het verzoek om een dwangsom en het ingestelde beroep niet tijdig beslissen van eiser niet meer aan de orde. Het is namelijk niet mogelijk om een ingebrekestelling in te dienen nadat uitspraak op bezwaar is gedaan en vervolgens beroep wegens niet tijdig beslissen in te stellen.[4] Voor het toekennen van een dwangsom bestaat geen reden, nu de uitspraak op bezwaar binnen de daarvoor gestelde termijn is gedaan. De stelling dat de uitspraak op bezwaar op onjuiste wijze bekend is gemaakt vanwege de verzending naar het privéadres van de gemachtigde, ziet op de procedurele belangen van eiser en is niet redengevend in het kader van een beroep niet-tijdig beslissen; als vast staat dat het besluit tijdig bekend is gemaakt, heeft het in artikel 4:17 Algemen wet bestuursrecht (hierna: Awb) vervatte rechtsmiddel in zoverre het door de wetgever bedoelde effect gesorteerd.[5] Gelet hierop is het ingestelde beroep niet-ontvankelijk. Omdat uitspraak op bezwaar is gedaan voordat beroep is ingesteld, is van een “alsnog genomen besluit” in de zin van het derde lid van artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht geen sprake en is dus een beoordeling van de uitspraak op bezwaar aan de hand van het beroep wegens niet tijdig beslissen niet aan de orde.[6] Voor een dergelijke conversie van het ingestelde beroep wegens niet tijdig beslissen naar een reëel beroep is geen aanleiding, omdat eiser pas na afloop van de beroepstermijn beroep heeft ingesteld.[7]