4.1.De heffingsambtenaar doet op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.[2]
5. De bezwaarschriften zijn op 9 augustus 2022 ingediend. De termijn om op de bezwaarschriften te beslissen eindigde in dit geval op 31 december 2022. De uitspraken op bezwaar zijn verzonden op 18 november 2022 (gedagtekend 2 december 2022).
6. Ter beoordeling staat of de uitspraken op bezwaar van 2 december 2022 tijdig bekend zijn gemaakt door verzending aan de gemachtigde van eiseres. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat hij de uitspraken op bezwaar niet heeft ontvangen. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan de heffingsambtenaar is om aannemelijk te maken dat de stukken op het adres van de gemachtigde van eiseres zijn ontvangen of aangeboden, dan wel dat de stukken hem op een andere manier hebben bereikt. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd of aangeboden, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de stukken op dat adres. Dit brengt mee dat de heffingsambtenaar in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending naar het juiste adres.[3]
7. De uitspraken zijn twee weken voor de dagtekening aangemaakt en verzonden naar het privéadres van de gemachtigde van eiseres ( [postadres] ), zoals blijkt uit de verzendadministratie die de heffingsambtenaar heeft overgelegd. Hieruit blijkt dat tijdig de uitspraken op bezwaar zijn gedaan en dat deze ook tijdig zijn verzonden. De schermprints tonen aan dat de uitspraken op bezwaar in een batch van in totaal 2.034 documenten zijn geprint met een 2D code, in enveloppen zijn gedaan om 10:13 uur en op 18 november 2022 door de gemeente in een batch zijn aangeboden aan PostNL. PostNL heeft de heffingsambtenaar gemeld dat bij deze batch geen uitval heeft plaatsgevonden. De vorderingsnummers, zoals vermeld op de schermprints van de uitspraken op bezwaar, komen overeen met de nummers op de uitspraken op bezwaar. Hiermee is aannemelijk geworden dat de uitspraken op bezwaar de gemachtigde van eiseres hebben bereikt. Dat de uitspraken aan het privéadres van de gemachtigde zijn verzonden maakt op zich niet dat aannemelijk is dat zij de gemachtigde niet zouden hebben bereikt. Het betoog van eiseres dat [A B.V.] en zijn medewerkers zijn gemachtigd en niet alleen mr. N.G.A. Voorbach, maakt dit niet anders. De heffingsambtenaar mocht ervan uitgaan dat mr. N.G.A. Voorbach als gemachtigde van eiseres optrad nu alle brieven in de bezwaarprocedure zijn ondertekend door mr. N.G.A. Voorbach.
8. De gemachtigde heeft de verzendadministratie op zichzelf niet betwist. De enkele stelling dat de ontvangst wordt betwist is onvoldoende om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen.
9. Nu aannemelijk is dat de uitspraken op bezwaar tijdig zijn gedaan en op 18 november 2022 per post zijn verzonden, zijn de ingebrekestellingen, de verzoeken om een dwangsom en de ingestelde beroepen niet tijdig beslissen van eiseres niet meer aan de orde. Het is namelijk niet mogelijk om een ingebrekestelling in te dienen nadat uitspraak op bezwaar is gedaan en vervolgens beroep wegens niet tijdig beslissen in te stellen.[4] Voor het toekennen van een dwangsom bestaat geen reden, nu de uitspraken op de bezwaar binnen de daarvoor gestelde termijn zijn gedaan. De stelling dat de uitspraken op bezwaar op onjuiste wijze bekend zijn gemaakt vanwege de verzending naar het privéadres van de gemachtigde, ziet op de procedurele belangen van eiseres en is niet redengevend in het kader van een beroep niet-tijdig beslissen; als vast staat dat het besluit tijdig bekend is gemaakt, heeft het in artikel 4:17 Awb vervatte rechtsmiddel in zoverre het door de wetgever bedoelde effect gesorteerd.[5] Gelet hierop zijn de ingestelde beroepen niet-ontvankelijk. Omdat de uitspraken op bezwaar zijn gedaan voordat de beroepen zijn ingesteld, is van een “alsnog genomen besluit” in de zin van het derde lid van artikel 6:20 van de Awb geen sprake en is dus een beoordeling van de uitspraak op bezwaar aan de hand van het beroep wegens niet tijdig beslissen niet aan de orde.[6] Voor een dergelijke conversie van de ingestelde beroepen wegens niet tijdig beslissen naar reëel beroep is geen aanleiding, omdat eiseres pas na afloop van de beroepstermijn de beroepen heeft ingesteld.[7]