ECLI:NL:GHDHA:2025:2227
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en schending toezendplicht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 februari 2024. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een portiekwoning in Den Haag, die door de Heffingsambtenaar op € 214.000 is vastgesteld voor het kalenderjaar 2022. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ook ongegrond verklaarde. In hoger beroep betwist belanghebbende de hoogte van de vastgestelde waarde en stelt hij dat de Heffingsambtenaar zijn toezendplicht heeft geschonden door niet alle relevante gegevens te verstrekken die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde. Het Hof heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met artikel 40 van de Wet WOZ, omdat hij heeft aangetoond dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de gevraagde gegevens niet beschikbaar waren. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.