ECLI:NL:GHDHA:2025:2231
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schending van informatieverplichting op grond van de Wet WOZ
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [X] B.V. en de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak betreft de schending van artikel 40, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) door de Heffingsambtenaar, die niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt in de bezwaarfase. De Heffingsambtenaar had de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 4.508.000 voor het kalenderjaar 2022, maar de belanghebbende stelde dat niet alle relevante informatie was verstrekt, wat een schending van de informatieverplichting zou zijn. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar de belanghebbende ging in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de schending van artikel 40 WOZ niet leidde tot benadeling van de belanghebbende, omdat deze alsnog kennis had kunnen nemen van de gegevens en deze had kunnen betwisten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat de schending van de toezendplicht haar had benadeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Heffingsambtenaar om tijdig en volledig te voldoen aan verzoeken om informatie, maar ook dat niet elke schending automatisch leidt tot een proceskostenvergoeding.