Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
uitspraak van 4 november 2025
[X]te [Z] , belanghebbende,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2022, waarbij de waarde op € 385.000 is vastgesteld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [Y], heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking en aanslag, maar de Rechtbank Den Haag heeft het beroep ongegrond verklaard.
Bij het indienen van het hoger beroep heeft [Y] een machtiging overgelegd die dateert van 18 maart 2022. Het Hof heeft echter gerede twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y] geuit, gezien het tijdsverloop en eerdere uitspraken waarin soortgelijke situaties zijn behandeld. Het Hof heeft [Y] verzocht om een recente machtiging en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de volmachtgever, maar [Y] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
Het Hof heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat [Y] niet deugdelijk gemachtigd was om namens de belanghebbende op te treden. De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van een recente schriftelijke machtiging voor gemachtigden die geen advocaat zijn, om de vertegenwoordigingsbevoegdheid te waarborgen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.