AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Hoger beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en fiscale eenheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had de naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de beschikking heffingsrente vernietigd, omdat belanghebbende en het ziekenhuis niet voldeden aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid. De Inspecteur stelde dat belanghebbende en het ziekenhuis wel degelijk als fiscale eenheid moesten worden aangemerkt, terwijl belanghebbende van mening was dat zij op basis van de beschikking van de Inspecteur recht had op de status van fiscale eenheid. Het Hof oordeelde dat de beschikking van de Inspecteur geen zekerheid bood dat belanghebbende tot een fiscale eenheid behoorde, omdat de materiële voorwaarden voor een fiscale eenheid niet waren voldaan. Het Hof concludeerde dat de leiding van belanghebbende niet in een positie van feitelijke ondergeschiktheid verkeerde ten opzichte van het ziekenhuis en dat er geen gezamenlijke leiding was tussen belanghebbende en het ziekenhuis. De vragen die in geschil waren, werden ontkennend beantwoord, en het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.
Voetnoten
2.TK, 1977/78, 14887, nr. 5, 19 en TK, 1987/88, 20 588, nr. 3, p. 108.
3.Vgl. HvJ 16 juli 2015, Larentia en Minerva, C‑108/14 en C‑109/14, ECLI:EU:C:2015:496, r.o. 36.
5.TK 1987/88, 20 030, nr. 5, blz. 5; nr. 11, blz. 2 en TK 1988/89, 20 030, nr. 23b, blz. 4.
6.Inzake vertrouwen: (onder meer) HvJ EU van 7 april 2011, Sony Supply Chain Solutions (Europe) B.V., C-153/10, ECLI:EU:C:2011:224, r.o. 47 en HvJ EU van 12 oktober 2016, Nigl, C‑340/15, ECLI:EU:C:2016:764.
7.Hof Leeuwarden 15 december 1995, nr. 95/0276, V-N 1996, p. 1193; Hoge Raad 26 augustus 1998, 33 802, ECLI:NL:HR:1998:AA2558; Hoge Raad 14 december 2012, 10/02318, ECLI:NL:HR:2012:BU7242 en Hof ’s-Hertogenbosch 20 juni 2017, 20-000379-15, 8.Hoge Raad 22 februari 1989, 25 068, BNB 1989/112 en Hoge Raad 30 mei 1990, 25 722, BNB 1990/241.