ECLI:NL:HR:2000:AA7483

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/165HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • W.H. Heemskerk
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verstek in cassatieprocedure tussen ING Bank N.V. en Stichting Toezicht Effectenverkeer

In deze zaak heeft de ING Bank N.V. (hierna: de Bank) op 12 april 2000 een dagvaarding uitgebracht tegen de Stichting Toezicht Effectenverkeer (hierna: de Stichting) om beroep in cassatie in te stellen tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 2 maart 2000. De Bank heeft de Stichting gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad op 12 mei 2000. Echter, de Bank heeft verzuimd om de zaak ter rolle in te schrijven, wat een vereiste is voor de voortgang van de procedure. Dit verzuim werd later hersteld door een herstelexploit van 31 mei 2000, waarin de Stichting opnieuw werd opgeroepen voor een zitting op 9 juni 2000. De Stichting is echter niet verschenen op deze zitting.

De Bank heeft vervolgens verzocht om verstek te verlenen tegen de Stichting, wat betekent dat de zaak kan worden behandeld zonder dat de verweerster aanwezig is. De Advocaat-Generaal Spier heeft in zijn conclusie geadviseerd om het verzoek om verstek te weigeren. De advocaat van de Bank heeft hierop gereageerd met een brief op 11 juli 2000.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het verzuim van inschrijving van de dagvaarding op de rol van de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag (12 mei 2000) niet tijdig is hersteld. De herstelexploit is niet binnen de vereiste termijn van veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag uitgebracht. Hierdoor is het gevraagde verstek geweigerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de instantie is geëindigd, wat betekent dat de procedure niet verder kan worden voortgezet zonder de aanwezigheid van de verweerster.

Uitspraak

13 oktober 2000
Eerste Kamer
Nr. C00/165HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ING BANK N.V., gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
DE STICHTING TOEZICHT EFFECTENVERKEER, gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen.
1. Het geding in cassatie
Bij dagvaarding van 12 april 2000 heeft eiseres tot cassatie - verder te noemen: de Bank - aan verweerster in cassatie - verder te noemen: de Stichting - aangezegd dat zij beroep in cassatie instelt tegen het op 2 maart 2000 onder rolnr. 1163/99 SKG tussen partijen gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, en de Stichting gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 12 mei 2000. De Bank heeft verzuimd de zaak ter rolle te doen inschrijven.
Bij herstelexploit van 31 mei 2000 heeft de Bank de Stichting opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 9 juni 2000. De Bank heeft de zaak op de rol van die zitting doen inschrijven.
De Stichting is niet verschenen. De Bank heeft gevraagd verstek tegen de Stichting te verlenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Spier strekt tot weigering van het verstek.
De advocaat van de Bank heeft bij brief van 11 juli 2000 op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het verzoek om verstekverlening
Het verzuim van inschrijving van de dagvaarding op de rol van de bij dagvaarding aangezegde rechtsdag kan worden hersteld door met bekwame spoed, dat wil zeggen binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag, een herstelexploit te doen uitbrengen met oproe-ping tegen een nieuwe rechtsdag.
Het exploit van 31 mei 2000 is niet binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag - 12 mei 2000 - en derhalve niet met bekwame spoed uitgebracht.
Het gevraagde verstek moet dus worden geweigerd.
3. Beslissing
De Hoge Raad weigert het gevraagde verstek en ver-staat dat de instantie is geëindigd.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P. Neleman als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers en J.B. Fleers, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 13 oktober 2000.