ECLI:NL:HR:2001:AB6596
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake waterschapsbelastingen en de toepassing van de verzendtheorie
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak betreft twee aanslagen in de waterschapsbelastingen die door het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht aan belanghebbende zijn opgelegd voor het jaar 1997. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend, omdat het niet binnen de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is ontvangen door de griffie van het Hof. De termijn eindigde op 20 maart 2000, maar het beroepschrift is pas op 21 maart 2000 ter griffie ontvangen.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift op de laatste dag van de termijn, 20 maart 2000, heeft verzonden via een koeriersdienst. De Hoge Raad oordeelt dat deze verzending niet kan worden aangemerkt als 'verzending per post' in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb. De wetgever heeft bij de regeling van de verzendtheorie alleen gedacht aan de dienstverlening door de PTT, en niet aan koeriersdiensten. Dit betekent dat de verzendtheorie niet van toepassing is op de verzending via een koeriersdienst, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Hoge Raad benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de indiener is om ervoor te zorgen dat het beroepschrift tijdig wordt ontvangen door het bevoegde orgaan. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft besloten het door belanghebbende betaalde griffierecht terug te geven. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 10 augustus 2001.