ECLI:NL:HR:2003:AF3285
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake de overdracht van een onderneming en de gevolgen voor de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 juni 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De Hoge Raad heeft op 12 september 2003 uitspraak gedaan in deze zaak. De belanghebbende had een agrarische onderneming die hij samen met zijn echtgenote dreef. In 1992 werd een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 788.346, welke aanslag na bezwaar werd verminderd tot ƒ 260.836. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop volgde cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat de overdracht van de onderneming aan een besloten vennootschap (BV) niet als een overdracht in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kon worden beschouwd. De Hoge Raad stelde vast dat op het moment van de overdracht al vaststond dat de percelen grond binnen afzienbare tijd aan de Gemeente zouden moeten worden overgedragen. Dit leidde tot de conclusie dat de BV de onderneming niet daadwerkelijk had overgenomen, omdat de tijdsduur van eigendom van de BV slechts tijdelijk was en direct verband hield met de onderhandelingen met de Gemeente.
De Hoge Raad verwierp de middelen van de belanghebbende en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en er werden geen proceskosten aan de belanghebbende opgelegd. Dit arrest biedt belangrijke inzichten in de interpretatie van de overdracht van ondernemingen en de fiscale gevolgen daarvan, met name in het kader van de Wet op de inkomstenbelasting.