3.3. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van de haar tenlastegelegde feiten en daartoe het volgende overwogen:
"Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat zij heeft gehandeld in strijd met voorschrift B3 van de aan haar verleende vergunning krachtens de Hinderwet door afvalstoffen, te weten oude autobanden, niet op gezette tijden uit haar inrichting af te voeren. Onder 2 is aan verdachte tenlastegelegd dat zij zonder daartoe verleende vergunning een inrichting voor het opslaan van bedrijfsafvalstoffen in werking heeft gehad.
De vertegenwoordiger van verdachte en diens raadsman hebben ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat geen sprake is van afvalstoffen in de zin van voorschrift B3 verbonden aan de voor het bedrijf van de verdachte verleende Hinderwetvergunning omdat de betreffende banden voor hergebruik geschikt waren en zijn verkocht aan autohandelaren en -bedrijven in Ghana.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Bij besluit van 27 juli 1993 is aan de verdachte door de gemeente Veenendaal een vergunning krachtens de Hinderwet verleend, welke krachtens de wet van 2 juli 1992 met een vergunning verleend krachtens de Wet milieubeheer is gelijkgesteld.
Het hof zoekt voor de uitleg van het begrip afvalstoffen aansluiting bij de uitleg van dat begrip als bedoeld in richtlijn 75/442 EEG (Kaderrichtlijn Afvalstoffen) en het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zijn arrest van
15 juni 2000 (C-418/97 en C-419/97) te dien aanzien overwogene.
Het hof leidt uit de rechtspraak af dat een beslissing omtrent de kwalificatie afvalstof dient te geschieden onder afweging van alle bijzondere omstandigheden van het geval, waarbij in casu in de eerste plaats vastgesteld dient te worden of de verdachte zich van de autobanden ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of moet ontdoen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende af te leiden.
Verdachte koopt gebruikte autobanden inclusief velgen, ontdoet de banden van de velgen en verkoopt de banden vervolgens aan bandenbedrijven in Ghana. De velgen verkoopt hij aan een oud-ijzer handelaar. De vertegenwoordiger van verdachte heeft verklaard betrokken te zijn bij het land Ghana en de - economische - situatie waarin het land verkeert, hetgeen onder meer blijkt uit een regelmatig bezoek van de vertegenwoordiger van verdachte en zijn vrouw aan een weeshuis in dit land. De vertegenwoordiger van verdachte is uit deze bezoeken tevens gewaar geworden dat in Ghana een grote vraag is naar gebruikte auto-onderdelen om auto's te kunnen repareren en voorzien van nieuwe onderdelen. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden alsmede het feit dat aannemelijk is dat de autobanden in Ghana doorgaans worden gebruikt voor hetzelfde doel waarvoor zij zijn geproduceerd, geen sprake is van een "zich ontdoen" van de autobanden door verdachte en mitsdien de autobanden niet kunnen worden aangemerkt als afvalstoffen.
Met betrekking tot het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof voorts dat onder bedrijfsafvalstoffen ingevolge artikel 1, eerste lid van de Wet milieubeheer worden verstaan afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
Bij die stand van zaken kan hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd niet worden bewezenverklaard zodat zij dient te worden vrijgesproken."