ECLI:NL:HR:2012:BX7004
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie met betrekking tot niet-ontvankelijkheid van cassatieberoepen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat op 1 juli 2012 in werking is getreden. Dit artikel biedt de Hoge Raad de mogelijkheid om een cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren wanneer de aangevoerde klachten klaarblijkelijk geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad verduidelijkt in deze uitspraak onder welke omstandigheden deze niet-ontvankelijkheid kan worden toegepast en welke zaken zich hiervoor lenen. De Hoge Raad benadrukt dat de nieuwe regeling is bedoeld om de werklast te verlichten en de kwaliteit van de cassatieschrifturen te verbeteren. In deze specifieke zaak heeft de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat, een cassatieberoep ingesteld, maar de Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden en heeft het beroep verworpen. Dit arrest is van belang voor de verdere ontwikkeling van de cassatierechtspraak en de toepassing van artikel 80a RO.