ECLI:NL:HR:2022:915

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
20/04038
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing in mensenhandelzaak wegens ontbreken proces-verbaal en bewijsmiddelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 november 2020. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, gepleegd meermalen, zoals vastgelegd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de procedure in cassatie werd geconstateerd dat er belangrijke processtukken ontbraken, waaronder het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en aanvullende bewijsmiddelen. Deze stukken waren weliswaar later opgemaakt, maar de Hoge Raad oordeelde dat hier geen acht op geslagen kon worden, aangezien deze documenten niet aanwezig waren op het moment van inzending van het dossier naar de Hoge Raad.

De advocaat-generaal, P.C. Vegter, had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, zodat het hoger beroep opnieuw kon worden behandeld. De Hoge Raad volgde deze conclusie en oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het ontbreken van de processtukken de rechtsgang had geschaad. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte en volledige procesvoering, waarbij alle relevante stukken tijdig en volledig moeten worden ingediend om een eerlijke rechtsgang te waarborgen. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor de betrokken partijen in strafzaken over de noodzaak van zorgvuldigheid in de procesvoering.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04038
Datum21 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 november 2020, nummer 22-000670-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur en aanvullende schrifturen cassatiemiddelen voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het ontbreken van een proces-verbaal van de terechtzitting
van het hof en het ontbreken van de gebezigde bewijsmiddelen zodat het arrest van het hof nietig is.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 juni 2022.