Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
21 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 november 2020. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, gepleegd meermalen, zoals vastgelegd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de procedure in cassatie werd geconstateerd dat er belangrijke processtukken ontbraken, waaronder het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en aanvullende bewijsmiddelen. Deze stukken waren weliswaar later opgemaakt, maar de Hoge Raad oordeelde dat hier geen acht op geslagen kon worden, aangezien deze documenten niet aanwezig waren op het moment van inzending van het dossier naar de Hoge Raad.
De advocaat-generaal, P.C. Vegter, had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, zodat het hoger beroep opnieuw kon worden behandeld. De Hoge Raad volgde deze conclusie en oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het ontbreken van de processtukken de rechtsgang had geschaad. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte en volledige procesvoering, waarbij alle relevante stukken tijdig en volledig moeten worden ingediend om een eerlijke rechtsgang te waarborgen. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke reminder voor de betrokken partijen in strafzaken over de noodzaak van zorgvuldigheid in de procesvoering.