Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, geboren in Afghanistan, had eerder een zorgmachtiging voor zes maanden gekregen, die op 14 mei 2025 zou vervallen. De officier van justitie verzocht op 4 april 2025 om een aansluitende zorgmachtiging voor twaalf maanden, maar de rechtbank verleende op 7 mei 2025 een zorgmachtiging voor twaalf maanden minus twaalf dagen, tot 25 april 2026. De advocaat van betrokkene betwistte de geldigheid van de medische verklaring die aan het verzoek ten grondslag lag, omdat deze was opgesteld met een Somalisch sprekende tolk, terwijl betrokkene Dari spreekt. De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring voldeed aan de wettelijke eisen, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderzocht of het onderzoek door de psychiater had plaatsgevonden in een voor betrokkene begrijpelijke taal. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van communicatie in een begrijpelijke taal bij het verlenen van zorgmachtigingen en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor medische verklaringen.