21. In het middel wordt verwezen naar de volgende paragrafen uit de pleitnota van de raadsman, waarin dit verweer zou zijn gevoerd:
“
Geen ontneming na vrijspraak
(…)6. Zo is in het zaakproces-verbaal dat ziet op de criminele organisatie, zaak proces verbaal [E], een schematisch overzicht opgenomen van de rolverdeling (p. 10 zaakpv [E]). Uit dat overzicht blijkt dat cliënt in alle onderzochte zaken, en dus ook in de zaken hennep [C] en hennep [A], door het onderzoeksteam een rol toegedicht krijg die ziet op het faciliteren, opbouwen en onderhouden. Uit datzelfde schema blijkt dat het anderen zijn die verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het oogsten, knippen, inkopen en afnemen.
7. Ook is van belang dat in datzelfde proces-verbaal ten aanzien van de individuele rol van de verschillende verdachten niet betrekking tot [betrokkene 2] en [betrokkene 3] is opgenomen:
“Ook bleken zij afnemers van geoogste hennep de zijn. Tot slot zijn gedurende het onderzoek hij beide verdachten onder meer personenauto‘s, sieraden en andere luxegoederen met een geschatte waarde van ruim € 250.000,- in beslag genomen, hetgeen erop wijst dat beide verdachten financieel voordeel hebben verkregen uit de door hen en de medeverdachten gepleegde misdrijven.” (Zaakpv [E] p. 17).
Ten aanzien van cliënt is opgenomen:
“Verdachte [betrokkene] heeft ook een organiserende rol gehad binnen de criminele organisatie, maar dan meer op uitvoerend niveau. Hij droeg de zorg voor het opbouwen en inrichten van de hennepkwekerijen cq. hennepdrogerijen.” (Zaakpv [E] p. 17).
Ten aanzien van cliënt wordt over vermogen of verkregen voordeel in het geheel niet gerept!
8. Het is dus niet zo dat de rechtbank de tenlastegelegde handelingen verkopen en afleveren min of meer klakkeloos heeft weggestreept, uit het dossier blijkt ook evident dat het niet cliënt was die zich met deze handelingen heeft bezig gehouden.
(…)
Artikel 6 lid 2 EVRM
(…)
15. In onderhavige zaak is de ontnemingsvordering gebaseerd op de verkoopprijs van de hennep, afkomstig uit zowel een kwekerij als uit een kas waar henneptoppen zijn aangetroffen. De vermeende opbrengst is pondspondsgewijs verdeeld over cliënt en zijn medeverdachten. Cliënt is echter slechts veroordeeld voor het telen en bewerken van de hennep. Hij is vrijgesproken van liet tenlastegelegde verkopen en afleveren. Hoewel ook in onderhavige zaak gezegd kan worden dat het wellicht aannemelijk is dat cliënt voor het telen van de hennep enige vergoeding heeft ontvangen, maakt dit niet dat er vanuit gegaan kan worden dat het een evenredig deel van de verkoop van de hennep is toegekomen, nu hij immers is vrijgesproken van het verkopen.”