ECLI:NL:PHR:2015:2608

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
14/04151
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Bleichrodt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en bewijsvoering in strafzaken

In deze zaak gaat het om de verdachte die is veroordeeld voor witwassen, waarbij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2014 een gevangenisstraf van twee jaar heeft opgelegd. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen deze veroordeling. De Hoge Raad behandelt de cassatieklachten, waarbij de focus ligt op de bewezenverklaring van het witwassen van een geldbedrag van € 41.000,-. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet is gemotiveerd. De Hoge Raad stelt vast dat uit de bewijsvoering niet meer kan worden afgeleid dan dat er een grote hoeveelheid geld is aangetroffen op een ongebruikelijke plaats in de woning van de verdachte. Dit is onvoldoende om te concluderen dat de verdachte de herkomst van het geld heeft verborgen of verhuld, zoals vereist onder artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Daarnaast wordt er een verzoek tot voeging van stukken in het dossier besproken, dat door het hof is afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze stukken niet aan het dossier zijn toegevoegd, wat de verdediging in zijn mogelijkheden om zich te verdedigen heeft beperkt. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van het arrest en terugverwijzing.

Conclusie

Nr. 14/04151
Zitting: 15 december 2015
Mr. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[verdachte] [1]
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 25 juli 2014 de verdachte wegens 1. “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”, 2. “witwassen”, en 3. “medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen, één en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het
eerste middelklaagt over de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
4. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezen verklaard dat:
“hij op 20 juni 2013, in de gemeente Nijmegen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag groot 41.000,- euro [2] , de herkomst heeft verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit het misdrijf, immers heeft hij verdachte - een geldbedrag (van in totaal ongeveer 41.000,00 euro) verpakt in een sealbag, die zich weer bevond in een plastic tas van de C1000, die achter een bankstel op zolder lag in zijn/hun woning ( [a-straat 1] te [plaats] ), verborgen/verhuld.”
5. De bewezenverklaring steunt op negentien bewijsmiddelen. Voor de bespreking van het middel zijn in het bijzonder de volgende bewijsmiddelen van belang:
“1. Een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 13 november 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
“Ik wist van de hennep en hasj die in mijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats] zijn aangetroffen. Ik wist van het geld dat in mijn huis aanwezig was, ook van de € 41.000,-- die is aangetroffen. U zegt mij dat op de zolder ook een koffer is aangetroffen met daarin een boodschappentas met gesealde bruine plakken hasj. Ik kan u zeggen dat ik wel wist dat het er was. De Mercedes met kenteken [AA-00-AA] staat op naam van [betrokkene 1] . De telefoons die zijn aangetroffen zijn door mij gekocht. Ik ken [betrokkene 2] . Soms deed mijn vrouw, [betrokkene 1] , de bankzaken, maar meestal deed ik dat.
(…)”
5. Het relaas van de verbalisanten, p. 20, 21:
“Op 20 juni 2013 hebben wij geassisteerd bij een huiszoeking aan de [a-straat 1] te [plaats] . Op de eerste verdieping van de woning hebben wij in de grootste slaapkamer de kledingkast doorzocht. In de tweede lade zagen wij stapeltjes met briefgeld liggen. Het briefgeld bestond uit briefjes van 100, 50 en 5 eurobiljetten.
Op de zolder zagen wij in een hoek naast de wasmachine en droger meerdere doorzichtige zakken met henneptoppen staan. In het tweede gedeelte van de zolder zagen wij een stoel met diverse mappen met daarop een zwarte sealbag met daarin henneptoppen. Naast de stoel stonden drie grote groene sealbags met daarin henneptoppen die verpakt waren in doorzichtige sealbags. Er lag tevens een koffer met daarin een bruine boodschappentas waarin gesealde bruine plakken lagen. Achter de bank op zolder lag een rode boodschappentas van C1000 met daarin verschillende geldbiljetten verpakt in een doorzichtige sealbag.
(…)”
10. Het proces-verbaal van bevindingen, p. 88:
“Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] werd in de woning aangetroffen in contanten: € 41.000,-- achter een bank op de zolder.”
11. Schriftelijk bescheiden, p 48 en 49:
“Schriftelijke bescheiden, te weten de zich in het dossier bevindende twee foto’s, genummerd 16 en 17, waarop het hof waarneemt het (achter de bank op zolder aangetroffen en) in een sealbag verpakte geldbedrag alsmede een rode plastic boodschappentas van C1000.
(…)”
18. Het in het proces-verbaal witwasonderzoek opgenomen relaas van de verbalisanten, p. 68 e.v.:
“Op 20 juni 2013 werd tijdens een doorzoeking op de [b-straat 1] een in werking zijnde kwekerij aangetroffen. De planten in de kwekerij waren boven de wortel afgeknipt. Er lagen ook hennepplantenresten. De ruimte waarin de kwekerij zat, was erg warm en er was een zeer sterke hennepgeur in de ruimte. De afzuiginstallatie was nog in werking. Door een monteur van Liander werd geconstateerd dat er sprake was van diefstal van stroom en dat de bedrading erg brandgevaarlijk was aangelegd.
Op 20 juni 2013 werd tevens een doorzoeking gedaan op perceel [a-straat 1] . Tijdens deze doorzoeking werd een grote hoeveelheid geld, gedroogde henneptoppen en recent afgeknipte hennepplanten aangetroffen. De henneptoppen moesten nog uit de hennepplanten worden geknipt.
Uit de op 20 juni 2013 in beslag genomen bankafschriften blijkt dat de meeste stortingen (bijschrijvingen) op de diverse bankrekeningen afkomstig waren van contante stortingen eigen rekening. Daarnaast werden er kinderbijslag, uitkeringen van verzekeringen, verrekeningen en toeslagen bij geschreven. Vanaf februari 2008 waren er geen inkomsten uit loon en/of uitkeringen.
De contante stortingen vonden vanaf januari 2008 plaats op de bankrekeningen:
[0001] (Postbank/ING) tnv: [betrokkene 1] , [a-straat 1] [plaats] ,
[0002] (ABN-AMRO) tnv: [betrokkene 1] , [a-straat 1] [plaats] ,
[0003] (ABN-AMRO) tnv: [verdachte] , [a-straat 1] [plaats] .
Tot januari 2008 werd er ook contant geld gestort op bankrekening [0004] (ABN- AMRO) tnv: [betrokkene 1] , [a-straat 1] [plaats] .
Tussen januari 2008 en juni 2013 werd er volgens de bankafschriften van verdachte [verdachte] en [betrokkene 1] op de diverse bankrekeningen gestort € 146.239,- + € 23.259,01 = €169.498,01. Bestaande uit:
- € 146.239,- (contante stortingen eigen rekening);
- € 20.988,87 (toeslagen en kinderbijslag);
-
€ 2.270,14(loon uitbetalingen januari 2008).
- € 23.259,01. (De totale ontvangsten van [betrokkene 1] ).
Verder blijkt uit de diverse aangetroffen facturen/kassabonnen, dat er veel goederen werden gekocht door middel van contante betalingen, terwijl er geen (nihil) geldopnames hebben plaats gevonden.
Uit deze facturen/kassabonnen blijkt dat er tussen januari 2008 en juni 2013 aan contante betalingen werd uitgegeven: €33.657.59. Het ging veelal om facturen/kassabonnen van:
- aankoop elektronica;
- onderhoud motorvoertuigen;
- bouwmarkten.
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat verdachten [verdachte] en [betrokkene 1] in een huurwoning woonden en sinds 2008 geen looninkomsten hebben.”
19. Het in het proces-verbaal witwasonderzoek opgenomen relaas van de verbalisanten, p. 72:

“WITWASTYPOLOGIEËN

Als bijlage bij de Aanwijzing Witwassen van het College van Procureurs-generaal is een lijst met zogenaamde witwastypologieën gevoegd. Het gaat hierbij om min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring leert, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven. Uit de hiervoor gerelateerde bevindingen rijst het vermoeden dat de volgende witwastypologieën van toepassing zijn:
- Beide verdachten ( [verdachte] en [betrokkene 1] ) hebben sinds 1 januari 2008 geen looninkomsten of inkomsten uit uitkeringen. Wel ontving verdachte [betrokkene 1] zorg- en kindertoeslag;
- verdachte [betrokkene 1] zou aan toeslagen en inkomsten hebben ontvangen €23.296,-- (periode 2008-2013);
- in de periode van 1 januari 2008 t/m 20 juni 2013 werd in totaal € 146.239, - contant gestort op drie bankrekeningen van de verdachten;
- bij de doorzoeking in de woning van de verdachten zijn facturen aangetroffen over de periode vanaf 1 januari 2008 t/m 20 juni 2013 voor contante uitgaven van een bedrag van € 33.657,59;
- beide verdachten weigerden te verklaren over de herkomst van het geld;
in de woning van de verdachten werden op verschillende plaatsen een geldbedrag van totaal € 44.758, -- aangetroffen in verschillende valuta
- in de woning van verdachten werden de volgende verdovende middelen aangetroffen:
11,4 kg gedroogde henneptoppen, 46, 39 kg hennepplanten en blokjes en plaatjes hash.”
6. Art. 420bis Sr luidt als volgt:
“1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.”
7. De tenlastelegging en de bewezenverklaring in de onderhavige zaak zijn toegesneden op het bepaalde in art. 420bis, eerste lid, aanhef en onder a, Sr. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte de herkomst van het bedrag van € 41.000,- heeft verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat het geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit misdrijf. In cassatie wordt het oordeel dat de verdachte wist dat het geldbedrag onmiddellijk uit misdrijf afkomstig is niet bestreden. In de toelichting op het middel wordt tot uitgangspunt genomen dat het hof heeft aangenomen dat het geldbedrag afkomstig was uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Voorts voert de steller van het middel aan dat uit de bewijsvoering van het hof niet méér kan worden afgeleid dan dat de verdachte het contante geldbedrag van € 41.000 voorhanden heeft gehad, terwijl niet blijkt van gedragingen van de verdachte die kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag.
8. De formulering van de toelichting op het middel sluit ogenschijnlijk aan bij rechtspraak van de Hoge Raad over het kwalificeren als “witwassen” van in het bijzonder het verwerven en voorhanden hebben -als bedoeld in art. 420bis, eerste lid, aanhef en onder b Sr- van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen. [3] In zijn arrest van 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:956 overwoog de Hoge Raad echter het volgende:
“Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat de recente rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking tot de nadere motiveringseisen van het oordeel dat sprake is van witwassen in het geval dat de verdachte een uit enig door hemzelf begaan misdrijf afkomstig voorwerp heeft verworven of voorhanden heeft gehad, ook betrekking heeft op het bewezenverklaarde verbergen en verhullen als bedoeld in art. 420bis, eerste lid onder a, Sr. Die opvatting is onjuist (vgl. HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:716, rov. 3.4.1.).” [4]
Nu in de onderhavige zaak niet het verwerven en voorhanden hebben van het geldbedrag in de zin van art. 420bis, eerste lid, onder b, Sr is bewezen verklaard, maar het verbergen en verhullen van de herkomst daarvan als bedoeld in art. 420bis, eerste lid, onder b, Sr, mist een beroep op de in de rechtspraak ontwikkelde kwalificatieuitsluitingsgrond doel. Daarmee is echter niet het laatste woord gezegd. Het middel klaagt immers over de bewezenverklaring. Gelet op de formulering van het middel en de daarop gegeven toelichting, begrijp ik het middel aldus, dat het erover klaagt dat uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de verdachte de herkomst van het geldbedrag heeft verborgen en verhuld.
9. Onder verwijzing naar de geschiedenis van de totstandkoming van art. 420bis Sr, vernietigde de Hoge Raad op 19 december 2014 een arrest waarin het hof had bewezen verklaard dat de verdachte de werkelijke aard en herkomst had verborgen van een geldbedrag van ongeveer 1,5 miljoen euro, welk bedrag was aangetroffen in onder meer een kluis en in schoenendozen die zich bevonden in een woning waar de verdachte verbleef. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring wat betreft het “verbergen” van de herkomst van het geldbedrag niet naar de eis der wet met redenen was omkleed. Uit de bewijsvoering kon niet meer kon worden afgeleid dan dat op ongebruikelijke plaatsen in een bij de verdachte in gebruik zijnde woning een grote hoeveelheid geld was aangetroffen. [5]
10. De onderhavige zaak vertoont gelijkenis met de voornoemde zaak. De bewezenverklaring houdt in dat de verdachte de herkomst van het geldbedrag heeft verborgen en verhuld door het in een sealbag te verpakken, welk pakketje zich in een C1000-tas bevond, die achter een bankstel op de zolder in zijn woning werd aangetroffen. Nu ook in de onderhavige zaak uit de gebezigde bewijsvoering niet meer kan worden afgeleid dan dat in een bij de verdachte in gebruik zijnde woning een grote hoeveelheid geld is aangetroffen, is de bewezenverklaring wat betreft het verbergen en verhullen van de herkomst van het geldbedrag niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Daarbij merk ik nog op dat het hof zijn oordeel ten aanzien van het verbergen en verhullen van de herkomst van het geldbedrag niet nader heeft gemotiveerd, terwijl uit de gebezigde bewijsmiddelen evenmin blijkt van andere omstandigheden die kunnen duiden op een verbergen en verhullen van de (criminele) herkomst van dit geldbedrag. Het verbergen van contant geld op een ongebruikelijke plaats in een woning is daartoe ontoereikend.
11. Het middel slaagt.
12. Het
tweede middelklaagt over de afwijzende beslissing van het hof op het (subsidiaire) verzoek tot voeging van door de raadsman aangeduide stukken bij de processtukken.
13. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2014 blijkt dat de raadsman aldaar het woord heeft gevoerd overeenkomstig zijn pleitnota. Die pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

Feit 3: overig witwassen
(…)
44. De negatieve beeldvorming ten aanzien van cliënt staat op losse schroeven en er is sprake van oncontroleerbaarheid.
45. Zo maakt de politie melding van het aantreffen van diverse notities, bonnen en facturen, welke op blz. 51/52 (blz. 64/65 van de aanvulling) worden beschreven, echter zijn die notities, bonnen en facturen niet aan het dossier gevoegd. Daardoor is voor uw Hof en de verdediging oncontroleerbaar of de overzichten correct, conform de inhoud van die stukken zijn opgesteld en of de door de politie getrokken conclusies juist zijn.
46. Volgens cliënt zouden de inbeslaggenomen notities (voor zover voor hem op basis van dit dossier verifieerbaar) geen betrekking hebben op hennepkwekerijen, maar aantekeningen betreffende de handel in goederen, berekeningen m.b.t. gewichten in verband met personal training, etc.
47. Bij gebreke aan een kopie van deze stukken is voor uw Hof en de verdediging onverifieerbaar of deze stukken wel aan cliënt toebehoorden, of een andere ‘oorsprong’ hebben / iemand anders toebehoren.
Het gaat in mijn ogen niet aan dat de politie slechts in algemene zin melding maakt van het bestaan van bonnen en facturen, terzake een totaalbedrag noemt, maar vervolgens die bonnen en facturen niet aan het dossier voegt. Daarbij kan ik de rechtbank niet volgen in de overweging (vonnis, p. 6): “Dat er nog facturen zijn die niet of niet door verdachte of zijn vrouw betaald zijn of die niet van hen zijn, is niet aannemelijk gemaakt.”
Dat acht ik een onmogelijke en ontoelaatbare omkering van de bewijslast:
de bonnen en facturen worden niet aan het dossier gevoegd, zodat de inhoud daarvan thans niet controleerbaar is, zodat cliënt terzake ook niet gespecificeerd verweer kan voeren vervolgens wordt hem tegengeworpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat die bonnen niet door hem / zijn partner zijn betaald.
Primair: wegens gebrek aan controleerbaarheid, voor uw Hof, voor de verdediging, verzoek ik u in het kader van feit 3 een bedrag van € 21.432,45 buiten de bewezenverklaring te laten.
Subsidiair: verzoek ik u het onderzoek ter terechtzitting (te heropenen en) aan te houden, met de opdracht aan de Advocaat-Generaal om het dossier te completeren met de door de politie bedoelde notities / bonnen / facturen, teneinde cliënt in de gelegenheid te stellen om zich terzake (al dan niet via zijn advocaat) uit te laten of die notities betrekking hebben op hennepteelt of juist op het zwarte werk, of de bonnen / facturen betrekking hebben op door cliënt en / of zijn partner gedane contante uitgaven.
(…)
Verder wordt het cliënt, wegens het niet gevoegd zijn aan het dossier van de bij cliënt in beslaggenomen administratie (notities) erg moeilijk gemaakt omdat hij zo niet aan de hand daarvan bewijs kan leveren van door hem verdiend zwart geld uit de door hem omschreven werkzaamheden als plakker / stukadoor / personal trainer / handelaar in goederen: hij kan die notities nu niet voorleggen aan uw Hof. (…)”
14. Het hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van deze verzoeken het volgende overwogen:

Verzoek tot aanhouding
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde primair verzocht om een bedrag van € 21.432,45 wegens oncontroleerbaarheid buiten de bewezenverklaring te laten. Mocht het hof dit verzoek niet toewijzen dan verzoekt de verdediging het hof het onderzoek te heropenen met de opdracht aan de advocaat-generaal om het dossier te completeren met de door de politie bedoelde notities, bonnen en facturen.
Het hof wijst beide verzoeken af, omdat de facturen ten aanzien van het door de raadsman genoemde bedrag in de vorm van een in Excel opgestelde lijst, deel uitmakend van het dossier, kenbaar zijn, en het hof zich overigens in voldoende mate voorgelicht acht om tot een verantwoorde beslissing te kunnen komen.”
15. Het hof heeft ten laste van de verdachte onder 3 bewezen verklaard dat:
“hij op een verschillende tijdstippen in de periode van 01 januari 2007 tot en met 31 december 2012, in de gemeente Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van in totaal 146.239,- euro, (te weten constante stortingen op eigen rekening van hem, verdachte, en/of zijn mededader en
- een of meer contante geldbedragen van in totaal 33.657,59 euro, (te weten aankoopbedragen van luxe en/of op geld waardeerbare goederen en van factuurbedragen van afgenomen diensten en/of goederen), en
- een grote hoeveelheid voorwerpen, waaronder een auto en elektronica-artikelen en kleding, hebben verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten, althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen en geldbedragen onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.”
16. Het hof heeft het bewezen verklaarde gekwalificeerd als het “medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd”. [6]
17. De bewezenverklaring van het onder 3, tweede gedachtestreepje, genoemde totaalbedrag aan contante uitgaven van € 33.657,59 steunt hoofdzakelijk op bewijsmiddel 18 dat, voor zover hier van belang, als mededeling van een politieverbalisant het volgende inhoudt:
“Verder blijkt uit de diverse aangetroffen facturen/kassabonnen, dat er veel goederen werden gekocht door middel van contante betalingen, terwijl er geen (nihil) geldopnames hebben plaats gevonden.
Uit deze facturen/kassabonnen blijkt dat er tussen januari 2008 en juni 2013 aan contante betalingen werd uitgegeven: €33.657.59. Het ging veelal om facturen/kassabonnen van:
- aankoop elektronica;
- onderhoud motorvoertuigen;
- bouwmarkten.” [7]
18. Voorts bevat bewijsmiddel 19 een relaas van verbalisanten, waarin onder meer wordt vermeld dat bij de doorzoeking in de woning van de verdachten facturen zijn aangetroffen over de periode van 1 januari 2008 tot en met 20 juni 2013 voor contante uitgaven tot een bedrag van € 33.657,59.
19. Het bewezen verklaarde bedrag van € 33.657,59 betreft het gehele in dit verband ten laste gelegde bedrag. De rechtbank had het ten laste gelegde in zoverre bewezen verklaard tot een bedrag van € 21.432,45. Met zijn primaire verzoek om € 21.432,45 buiten de bewezenverklaring te laten, doelde de raadsman kennelijk op het door de rechtbank bewezen verklaarde bedrag en - opmerkelijk genoeg - niet op het gehele in zoverre ten laste gelegde bedrag van € 33.657,59. Het hof heeft het primaire verzoek afgewezen en het gehele in zoverre ten laste gelegde bedrag van € 33.657,59 in de bewezenverklaring betrokken. Daarmee was het gehouden een uitdrukkelijke beslissing te nemen op het subsidiaire verzoek tot het (heropenen en) aanhouden van de zaak met de opdracht aan de advocaat-generaal om het dossier te completeren met de door de politie bedoelde notities, bonnen en facturen. Het hof heeft het subsidiaire verzoek gemotiveerd afgewezen.
20. Hoewel het subsidiaire verzoek niet als zodanig is geformuleerd, heeft het hof het verzoek kennelijk en niet onbegrijpelijk verstaan als een verzoek om stukken aan het dossier toe te voegen. Het betreft in deze lezing een verzoek om op grond van art. 328 Sv, in verbinding met art. 331 en art. 415, eerste lid, Sv, toepassing te geven aan art. 315 Sv. De maatstaf voor de beoordeling van het verzoek is of de noodzaak van het verzochte is gebleken. [8] Daarbij is van belang dat in het dossier dienen te worden gevoegd de stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn hetzij in voor de verdachte belastende hetzij in voor de verdachte ontlastende zin. [9]
21. Het hof heeft het verzoek afgewezen “omdat de facturen ten aanzien van het door de raadsman genoemde bedrag in de vorm van een in Excel opgestelde lijst, deel uitmakend van het dossier, kenbaar zijn, en het hof zich overigens in voldoende mate voorgelicht acht om tot een verantwoorde beslissing te kunnen komen.” Hierin ligt als het oordeel van het hof besloten dat niet van de noodzaak van voeging van de desbetreffende stukken is gebleken. Aldus heeft het hof de juiste maatstaf toegepast.
22. Ter beoordeling of het oordeel van het hof begrijpelijk is en toereikend is gemotiveerd, wijs ik op het volgende. Het hof heeft niet toegelicht op grond van welke “in Excel opgemaakte lijst” de desbetreffende facturen volgens het hof “kenbaar” zijn, terwijl dit bij kennisneming van de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding evenmin duidelijk wordt.
23. In de toelichting op het middel wordt aangenomen dat het hof het subsidiaire verzoek aldus heeft uitgelegd dat dit betrekking heeft op de facturen die zijn vermeld in het als bewijsmiddel 13 opgenomen Excel-bestand “Aangetroffen notities 08 [...] ”. [10] Voor deze lezing pleit dat het hof verwijst naar een “in Excel opgestelde lijst”, die op p. 64-65 van het (aangevulde) proces-verbaal “ [...] 013059129” is opgenomen en waarnaar de raadsman in dit verband heeft verwezen. Zoals volgt uit bewijsmiddel 12, zijn in dit Excel-bestand echter niet alle in verdachtes woning in beslag genomen documenten opgenomen, maar slechts de documenten en notities die “een relatie hebben met [aan] hennep gerelateerde goederen.” Een groot aantal van de in het bestand opgenomen facturen is dan ook afkomstig van growshops. [11] Facturen die betrekking hebben op de aankoop van elektronica, het onderhoud van motorvoertuigen, en bouwmarkten, waarop bewijsmiddel 18 doelt en waarop het bewezen verklaarde bedrag van € 33.657,59 betrekking heeft, worden in het overzicht niet als zodanig benoemd. Bovendien zijn op de in Excel opgestelde lijst geen factuurbedragen vermeld. Het oordeel dat op grond van dit document de desbetreffende facturen tot een bedrag van € 21.432,45 (voldoende) “kenbaar” zijn, is dan ook zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
24. Voor zover het hof wel het oog heeft gehad op de in bewijsmiddel 18 bedoelde “facturen/kassabonnen”, geldt dat het hof niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke in Excel opgestelde lijst het doelt. Buiten de eerder genoemde in Excel opgestelde lijst, heb ik bij de stukken van het geding geen lijst aangetroffen die aan deze omschrijving voldoet. Wat resteert, is de zeer globale omschrijving van “facturen/kassabonnen” in het tot het bewijs gebezigde proces-verbaal. Ook in die lezing heeft het hof het verzoek ontoereikend gemotiveerd verworpen.
25. Aan het voorafgaande doet niet af dat het hof voorts heeft overwogen zich overigens in voldoende mate voorgelicht te achten om tot een verantwoorde beslissing te komen. Aangezien deze overweging niet los kan worden gezien van het oordeel dat de facturen (voldoende) kenbaar zouden zijn, kan het de afwijzende beslissing op het verzoek tot voeging van die facturen niet zelfstandig dragen.
26. Voor zover mocht worden geoordeeld dat dit oordeel wel zelfstandige betekenis toekomt, acht ik de motivering evenmin toereikend. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn verzoek onder meer aangevoerd dat het dossier de verdachte niet voldoende in staat stelt zich te verdedigen tegen de beschuldiging dat hij (als medepleger) tot een bedrag van € 21.432,45 aan van misdrijf afkomstig contant geld heeft uitgegeven. De raadsman spreekt over oncontroleerbaarheid en (het ontbreken van) de gelegenheid voor de verdachte zich uit te laten over de vraag of de bonnen en facturen wel betrekking hebben op door de hem en/of zijn partner gedane contante uitgaven. Het hof heeft de verwijzing naar de facturen/kassabonnen in voor de verdachte belastende zin in de bewijsvoering gebruikt. Onder die omstandigheden is het oordeel dat de noodzaak van het verzochte niet is gebleken niet zonder meer begrijpelijk. De motivering, inhoudende dat het hof zich voldoende voorgelicht acht, schiet gelet op het voorafgaande tekort. In dit verband kan er nog op worden gewezen dat in geval de verdediging de betrouwbaarheid van enig bewijsmiddel aanvecht, beginselen van behoorlijke procesorde meebrengen dat de verdediging in beginsel de kennisneming van voor de beoordeling van die vraag van belang zijnde, niet tot de processtukken behorende documenten niet mag worden onthouden. [12]
27. Tot slot merk ik het volgende op. Het hof heeft het subsidiaire verzoek aldus uitgelegd, dat het is beperkt tot de facturen die ten grondslag liggen aan de contante uitgaven van € 21.432,45, zoals onder 3 aan de verdachte ten laste gelegd. Die uitleg is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het verzoek in de pleitnota is gedaan onder de aanhef “Feit 3: overig witwassen” en het primaire verzoek eveneens was beperkt tot het onder 3 ten laste gelegde. [13] De vernietiging van het bestreden arrest behoeft zich dus niet uit te strekken tot de beslissingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
28. De middelen zijn terecht voorgesteld. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
29. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Deze zaak hangt samen met de ontnemingszaak tegen de verdachte, met nummer 14/04161P, waarin ik eveneens concludeerde.
2.De bewezenverklaring, waarin een bedrag staat vermeld van “41.0000,- euro” leent zich voor verbeterde lezing. In het licht van de bewijsvoering lijdt het geen twijfel dat een bedrag van 41.000,- euro is bedoeld.
3.Zie HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090.
4.Vgl. ook HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:14 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3032.
5.HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3687. Vgl. ook HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:14.
6.Gezien de kwalificatie “witwassen, meermalen gepleegd” is kennelijk abusievelijk in de bewezenverklaring opgenomen dat de verdachte en zijn mededader “redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden” dat de voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren. Deze formulering duidt immers op het bij art. 420quater Sr strafbaar gestelde schuldwitwassen. De bewezenverklaring leent zich naar mijn mening voor verbeterde lezing. Vgl. HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:214, waarin de cassatieklacht dat het hof geen keuze had gemaakt tussen deze begrippen werd afgedaan op de voet van art. 81, eerste lid, RO. Zie ook de aan dit arrest voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Vellinga (ECLI:NL:PHR:2014:2547).
7.Het volledige bewijsmiddel is geciteerd bij de bespreking van eerste middel.
8.Vgl. HR 11 september 2012, rov. 2.4, ECLI:NL:HR:2012:BX4482, NJ 2012/538.
9.Vgl. HR 7 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:AB9820, NJ 1996/687 m.nt. Schalken en HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4482, NJ 2012/538.
10.Het hof heeft vermeld dat de inhoud van dit Excel-bestand moet worden beschouwd als herhaald en ingelast in de op de voet van art. 365a jo. 415 Sv opgemaakte aanvulling op het verkorte arrest.
11.Het verkorte vonnis van de rechtbank vermeldt zelfs dat alle in het document weergegeven facturen afkomstig zijn van growshops (pag. 4).
12.Vgl. HR 7 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:AB9820, NJ 1996/687 m.nt. Schalken.
13.Zie ten aanzien van de toetsing in cassatie: HR 24 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3252, HR 22 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6731 en HR 18 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4978.