“Tijdstip : 10-08-06 13:11:04 In/uit : I
Tenaamstelling : [betrokkene] (TA29 SESSIE 420) EN [betrokkene 10]
………………………………………………………………………………………………………..
Inhoud : [medebetrokkene] wgd [betrokkene]
Gesprek gaat verder tussen [medebetrokkene] en [betrokkene 10]
D: ja maar eh hoeveel heeft [betrokkene] (het hof begrijpt: [betrokkene]) daar gegeven, nu?
Ri: Hij heeft daar “een dubbeltje” achtergelaten.
D: Neen man, [betrokkene] moest jullie daar 15 geven.
Ri: (vraagt aan [betrokkene] op de achtergrond: Waar is die 15 [betrokkene] ! Waar is het? Hmm!) (...)
D: [betrokkene] moet geld geven voor 3 dus dan komt het op 30 en jij zou ons met 1 helpen toch, dat zie [betrokkene]
Ri: met 2 zou ik helpen
D: zie je
Ri: Dan heeft die man ( [betrokkene] ) 5 opgegeten
D: ja hij heeft het opgegeten.
Vervolgens komt [betrokkene] aan de lijn. Gesprek verder tussen [betrokkene] en [medebetrokkene] .
[medebetrokkene] vraagt wat [betrokkene] daar allemaal loopt te doen.
D: Je bent toch daarheen gegaan met 3?
R: Ja
D: Ja toch. Wij zouden er 3 zetten. En dan komt die man ons met 2 helpen dan komt het op 8 en dan zet die man 2 dan komt het op 10 maar nu heb jij er eentje opgegeten.
R: Die 2 zet hij niet voor ons dat is voor die man zelf.
D: Neen die man zou ons met 1 helpen en dat zou hij 2 zetten toch? Ja toch dan klopt het toch?
R: maar nu eh eh hoeveel
D: Wat heb je met die 5 gedaan?
R: Het is er, het is er. Je moet een deel bij [betrokkene 12] (turk) halen.
D: Maar wanneer moet ik het halen want vandaag haal ik het niet meer.
R: Ik bel die man nu, je moet het nu gaan halen”