“
Vrijspraak
De verdediging heeft aan de hand van de in de pleitnota gevoerde verweren vrijspraak bepleit van het in zaak A onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Kort samengevat wordt betoogd dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] telkens is mishandeld, noch dat hij ten gevolge van mishandeling is overleden. Ook kan volgens de verdediging niet worden bewezen dat (een van) de ouders de dader zijn (is). Ten slotte blijkt op geen enkele wijze dat de verdachte in zijn zorgplicht is tekort geschoten.
Het Openbaar Ministerie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het in zaak A onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Kort samengevat, stelt het Openbaar Ministerie dat [slachtoffer] gedurende zijn korte leven door stelselmatige mishandeling diverse verwondingen heeft opgelopen, waaronder bloeduitstortingen, botbreuken en ernstig buikletsel. [slachtoffer] is op 29 augustus 2010 ten gevolge van dat buikletsel overleden. Volgens het Openbaar Ministerie heeft de verdachte alle letsels aan [slachtoffer] toegebracht, dus ook de letsels ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden. Het Openbaar Ministerie leidt dit af uit het gegeven dat de verdachte, anders dan [medeverdachte] die enkele dagen per week werkte, vanaf mei 2010 geen werk meer had en dus va(a)k(er) alleen thuis was met [slachtoffer]. Daarbij komt dat de verklaringen van de verdachte over het ontstaan van de letsels ongeloofwaardig zijn. Ten slotte komt volgens het Openbaar Ministerie in dit verband betekenis toe aan tapgesprekken en sms-berichten uit september 2010, die een sterke aanwijzing vormen voor het bestaan van agressieve buien bij de verdachte. Dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld kan evenwel niet worden bewezen. De verdachte heeft volgens het Openbaar Ministerie voorts, telkens nadat hij [slachtoffer] had mishandeld, nagelaten de nodige medische zorg te zoeken, terwijl hij als vader verplicht was tot onderhoud en verzorging van zijn kind.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 29 augustus 2010 om 13.45 uur is [slachtoffer] in het Radboud ziekenhuis in Nijmegen overleden. Hij was toen acht maanden oud.
Bij [slachtoffer] zijn tijdens zijn leven en na zijn overlijden diverse letsels geconstateerd.
Bij leven is onder meer in januari 2010 door [betrokkene 1], jeugdarts bij het consultatiebureau, een blauwe plek op de linkerwang van [slachtoffer] geconstateerd. Voorts kan aan de hand van een foto op de telefoon van de verdachte worden vastgesteld dat [slachtoffer] in maart 2010 drie blauwe plekken op het voorhoofd had. In april 2010 is in het Rijnstate ziekenhuis een breuk in het linkerbovenbeen geconstateerd - deze breuk werd ook bij de latere sectie gezien - en in juni 2010 bij een nacontrole van die breuk door dr. kinderarts [betrokkene 2] twee blauwe plekken op de borstkas. Er zijn volgens het verslag van die nacontrole geen aanwijzingen voor een verhoogde bloedingsneiging of een belaste familieanamnese, noch voor een ziekelijke oorzaak van de botbreuk.
Na het overlijden van [slachtoffer] hebben diverse deskundigen onderzoek gedaan naar de oorzaak van zijn overlijden. Die onderzoeken hebben geleid tot de conclusie dat [slachtoffer] diverse letsels, waaronder bloeduitstortingen, botbreuken en ernstig buikletsel, heeft opgelopen.
Met behulp van radiologisch onderzoek is door [betrokkene 3] en [betrokkene 4], beiden kinderradioloog, het volgende geconstateerd:
- Een breuk van het rechter bovenbeenbot.
- Meerdere (genezen) ribbreuken aan de voorzijde van de borstkas.
- Een breuk (van het lange pijpbeen) van het linker bovenbeen.
- Een verdenking van een kleine compressiefractuur van de twaalfde borstwervel.
Volgens kinderradioloog [betrokkene 3] zijn de genoemde botafwijkingen zeer suspect voor toegebracht letsel.
Bij de sectie heeft patholoog [betrokkene 5] uitgebreide traumatische letsels in de bovenbuik geconstateerd en een bloeduitstorting rondom het ruggenmerg. Vastgesteld is dat deze letsels bij leven zijn ontstaan en dat zij het gevolg zijn van inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op de (boven)buik en/of rug. De letsels hebben geleid tot een bloeduitstorting in de vetweefsels/wand van de dunne darm en een perforatie van de dunne darm met als verwikkeling daarvan een buikvliesontsteking, waarmee het intreden van de dood wordt verklaard.
Volgens de patholoog zijn de sectiebevindingen en de radiologische bevindingen zeer suspect voor herhaaldelijke kindermishandeling.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, bestaat geen reden te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van deze deskundigen en aan hun integriteit. Gelet op de hoeveelheid geconstateerde letsels - meerdere bloeduitstortingen, twee beenbreuken, diverse ribbreuken en ernstig buikletsel - die op verschillende momenten in een relatief kort tijdsbestek aan [slachtoffer] zijn toegebracht, en de ernst daarvan, acht het hof het aannemelijk geworden dat [slachtoffer] stelselmatig is mishandeld als gevolg waarvan hij is komen te overlijden.
Het onderzoeksteam van politie heeft bij het onderzoek naar wie verantwoordelijk is voor het toebrengen van de hiervoor genoemde letsels niet alleen onderzoek gedaan naar de ouders van [slachtoffer], maar heeft ook oog gehad voor (met name door de ouders benoemde) alternatieve scenario’s.
Zo is onderzoek gedaan naar de medewerkers van het kinderdagverblijf “[A]”, waar [slachtoffer] in de periode tussen 22 maart 2010 en 9 juni 2010 een beperkt aantal dagen in de opvang heeft verbleven. Nog daargelaten dat dit onderzoek geen aanwijzing heeft opgeleverd voor enige betrokkenheid van de medewerkers van het kinderdagverblijf bij de vóór 9 juni 2010 aan [slachtoffer] toegebrachte letsels, biedt zijn verblijf aldaar in ieder geval geen verklaring voor na 9 juni 2010 aan hem toegebrachte letsels.
Ook is onderzoek gedaan naar huisarts [betrokkene 6], die [slachtoffer] op 26 augustus 2010 lichamelijk heeft onderzocht en daarbij - volgens de ouders - letsel in de vorm van blauwe plekken aan hem zou hebben toegebracht. Ook deze mogelijkheid kan als reële optie worden uitgesloten. Maar zelfs als door dit lichamelijk onderzoek blauwe plekken aan de bovenzijde van de buik van [slachtoffer] zouden zijn toegebracht, verklaart dit niet het ontstaan van het zeer ernstige buikletsel, ten gevolge waarvan [slachtoffer] enkele dagen later is overleden. Uitgesloten kan worden dat dit onderzoek gepaard is gegaan met heftig geweld dat het ontstaan van het dodelijk letsel verklaart, niet in de laatste plaats omdat de ouders tijdens genoemd onderzoek aanwezig waren en daarvan geen melding hebben gemaakt.
De verdediging heeft er ten slotte nog op gewezen dat niet kan worden uitgesloten dat een deel van het buikletsel kan zijn ontstaan tijdens het reanimeren van [slachtoffer] op 29 augustus 2010. Het hof overweegt hieromtrent dat in het na de dood van [slachtoffer] uitgevoerde onderzoek het letsel, dat kan zijn veroorzaakt door het reanimeren, uitdrukkelijk is benoemd. Het letsel dat uiteindelijk tot de dood heeft geleid, valt daar niet onder. Daar komt bij dat dit letsel enkele dagen voor de reanimatie moet zijn veroorzaakt, omdat [slachtoffer] al enkele dagen voor zijn overlijden behoorlijk ziek was. Zijn ouders zijn immers juist daarom al op 26 augustus 2010 met [slachtoffer] naar de huisarts gegaan.
Evenmin acht het hof aannemelijk geworden dat ‘oppassers’ het letsel hebben veroorzaakt. Dat kan immers enerzijds betekenen dat één oppas zo vaak de zorg over [slachtoffer] toevertrouwd heeft gekregen, dat hij of zij erin geslaagd is in een periode van slechts acht maanden [slachtoffer] bij herhaling te mishandelen. De ouders hebben dat niet gesteld en ook anderszins biedt het dossier daarvoor geen aanknopingspunten. Anderzijds kan een dergelijk scenario betekenen dat meerdere oppassers, ieder voor zich op verschillende momenten, [slachtoffer] hebben mishandeld. Het hof acht een dergelijke scenario niet voorstelbaar en ook biedt het dossier daarvoor geen steun.
Het hof acht kortom niet aannemelijk geworden dat voor het toebrengen van de geconstateerde letsels en het overlijden van [slachtoffer] anderen dan de verdachten verantwoordelijk zijn. Het dossier bevat echter geen bewijs op grond waarvan buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld wie van de twee verdachten het ten laste gelegde heeft begaan. Evenmin bevat het dossier bewijs dat zij het ten laste gelegde samen hebben begaan.
De rechtbank en het Openbaar Ministerie hebben de vader aangewezen als verantwoordelijke voor al het toegebrachte letsel en de dodelijke afloop daarbij, omdat hij vaak alleen thuis was met zijn zoon. Deze redenering kan geen stand houden. Het enkele gegeven dat de moeder vier dagen per week (acht uur per dag) aan het werk was, kan haar immers geenszins als dader uitsluiten. Het hof constateert dat uit het dossier simpelweg niet blijkt wie (van hen beiden of zij samen), op welk moment, welk letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht. De ouders hebben ontkend en/of gezwegen en er zijn geen getuigen van de feitelijke mishandelingen. Nu het dossier geen objectief bewijs bevat op grond waarvan het hof de verdachte als enige dader kan aanwijzen, zal het hof hem vrijspreken van het in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Uit de stukken in het dossier blijkt naar het oordeel van het hof evenmin of en zo ja, in hoeverre de niet voor de mishandelingen verantwoordelijke ouder op de hoogte moet zijn geweest van de hulpeloze toestand waarin [slachtoffer] verkeerde, zodat niet kan worden gezegd dat diegene in diens rol als verzorger van een hulpbehoevende eerder of anders had moeten handelen. Het hof zal de verdachte daarom ook vrijspreken van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde.”