2.1.Op grond van de gedingstukken kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan.
i) Op 19 april 2020 is op grond van art. 94 Sv onder de zoon van klager, [betrokkene 1] , een auto in beslag genomen van het merk Skoda Fabia met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Klager stelt eigenaar te zijn van deze auto.
ii) [betrokkene 1] wordt verdacht van het rijden zonder rijbewijs in de auto van klager.
iii) Op 28 april 2020 is namens de klager door mr. T.P.A.M. Wouters een klaagschrift ex. art. 552a Sv ingediend waarin wordt verzocht het beslag op de aan de klager toebehorende auto op te heffen. Dit klaagschrift is door de rechtbank in behandeling genomen onder het RK-kenmerk 20/904. Het onderhavige cassatieberoep heeft betrekking op deze zaak.
iv) Op 15 mei 2020 is aan de raadsman van klager een brief gestuurd waarin hij is geïnformeerd over de voorgenomen schriftelijke afdoening van het klaagschrift. In deze brief van een senior administratief medewerker van de rechtbank staat het volgende:
“De behandeling in bovengenoemde zaak RK 20/67 Is gepland op 3 juni 2020 te 14.20 uur en zaak RK 20/904 is gepland op 3 juni 2020 te 14.35 uur.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten om bijzondere raadkamer zaken voorlopig niet mondeling te behandelen op zitting. Wij begrijpen echter uw belang om een beslissing te nemen op het klaagschrift, reden waarom wij proberen zoveel mogelijk zaken schriftelijk af te doen.
Graag vernemen wij of u akkoord bent met een schriftelijke afdoening van de zaak met bovengenoemd kenmerk.
Wij hebben de zaken vooralsnog op de zitting van 3 juni 2020 vanaf 14.20 uur (administratief) gepland.
Indien u akkoord bent met een schriftelijke afdoening en de rechtbank dit ook mogelijk acht, wordt de officier van justitie gevraagd om een schriftelijke eerste standpunt in te dienen op uw klaagschrift. Dit standpunt zullen wij naar u zenden. U wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen drie werkdagen schriftelijk te reageren (graag per mail) op dit eerste standpunt.
U wordt verzocht om deze schriftelijke reactie
in kopie aan de officier te doen toekomen.
Na ontvangst van uw reactie wordt de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om binnen drie werkdagen te reageren met een tweede/laatste standpunt.
Hierna zult u op de hoogte worden gesteld van de datum waarop de beslissing is bepaald. De uitspraak zal u op die datum per mail worden toegestuurd.
Wanneer u niet akkoord gaat met een schriftelijke afdoening van bovengenoemde zaak of wanneer de rechtbank acht dat een schriftelijke afdoening niet mogelijk is, dan wordt uw zaak voor onbepaalde tijd aangehouden.”
v) In reactie op dit bericht heeft de raadsman van klager op 15 mei 2020 de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met een schriftelijke afdoening.
vi) Op 2 juni 2020 om 20:25 uur heeft de rechtbank het schriftelijke standpunt van de officier van justitie per e-mail verzonden aan de raadsman. Uit dit standpunt blijkt het volgende:
“Strafvorderlijk belang bij voortduren beslag + reden: verdachte wordt op 19-04-2020 staande gehouden inzake artikel 107/1 WVW. Aan verdachte is nooit een rijbewijs afgegeven en omdat er sprake is van recidive wordt het voertuig van klager (vader van verdachte) onder verdachte in beslag genomen. Verdachte heeft een behoorlijke documentatie op het gebied van artikel 107/1 WVW […] Gelet op het recidiverend gedrag van verdachte met betrekking tot het rijden zonder rijbewijs en het feit dat verdachte eerder staande is gehouden op een voertuig op naam van klager en tevens woonachtig is op hetzelfde adres, dient het beslag gehandhaafd te blijven. De verkeersveiligheid prevaleert boven het persoonlijk belang en daarbij is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen”.
vii) Op 3 juni 2020 om 09:13 uur heeft de raadsman namens klager gereageerd op het standpunt van de officier van justitie.
viii) Bij e-mail van 3 juni 2020 om 12:00 uur heeft de rechtbank aangegeven dat het standpunt van de raadsman in goede orde is ontvangen, dat deze reactie wordt doorgezonden naar de officier van justitie en dat aan de officier van justitie zal worden verzocht of hij diezelfde dag een reactie wil geven op het standpunt van de raadsman.
ix) Op 4 juni 2020 heeft de raadsman een e-mail gestuurd naar de rechtbank waarin hij aangeeft dat hij naar aanleiding van de e-mail van 3 juni 2020 geen reactie heeft gehad en vraagt of “beide beklagzaken gisteren administratie [zijn] behandeld en, zo ja, wanneer de verdediging de beschikkingen [kan] verwachten?”.
Of op deze vraag door de rechtbank of de officier van justitie is gereageerd kan ik uit de stukken niet opmaken.
x) Op woensdag 17 juni 2020 is door de administratief medewerker van de rechtbank vervolgens de beschikking in onderliggende zaak toegestuurd aan de raadsman.
xi) Tegen deze beschikking is namens de klager op 18 juni 2020 beroep in cassatie ingesteld.