Conclusie
1.Overzicht van de zaken en van de conclusie
Samenhangende zaak; reden voor conclusie
deelnemersboete).
Het oordeel van het Hofdaarover houdt in dat
(i)de Inspecteur (voorwaardelijk) opzet niet aannemelijk heeft gemaakt en
(ii)de Inspecteur onvoldoende heeft gesteld voor de kwalificatie 'grove schuld'. Het Hof verklaart daarom het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond. Het Hof verklaart ook ongegrond het incidenteel hoger beroep van belanghebbende over het oordeel van de Rechtbank over de proceskostenvergoeding. Het Hof kent voor de hogerberoepsfase een proceskostenvergoeding toe die hoger is dan de vergoeding op basis van de forfaitaire maatstaven.
principale cassatieberoep van de Staatssecretaris. In verband met de middelonderdelen gericht tegen het
bewijsoordeel dat opzet niet aannemelijk is gemaaktbesteed ik aandacht aan het kader voor toetsing in cassatie van zo’n oordeel (6.10-6.15). Complicatie bij de bespreking van deze middelonderdelen is overigens dat niet steeds duidelijk een verband kan worden gelegd met wat het Hof geoordeeld heeft (6.4-6.9). Hoe dan ook, ik meen dat de middelonderdelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat het bewijsoordeel is gebaseerd op een aan het Hof voorbehouden waardering van de aangevoerde bewijsmiddelen en het oordeel bovendien toereikend gemotiveerd en niet onbegrijpelijk is (6.16-6.18). Het middelonderdeel dat is gericht tegen
het oordeel dat de Inspecteur onvoldoende heeft gesteld voor de kwalificatie 'grove schuld'faalt. Dat oordeel is gebaseerd op een aan het Hof voorbehouden uitleg van de gedingstukken, is toereikend gemotiveerd en is niet onbegrijpelijk (6.23).
incidenteel cassatieberoep van belanghebbendebetreffende de oordelen van het Hof over de
proceskostenvergoeding. Het middel faalt omdat het uitgaat van de mijns inziens onjuiste opvatting dat het Hof bij zijn beoordeling de in het zogenoemde Begaclaim-arrest neergelegde maatstaven had moeten aanleggen (7.3-7.5).
Zowel het principale cassatieberoep als het incidenteel cassatieberoepis mijns inziens
ongegrond.
2.Procesverloop
3.Feiten
profit sharing loan(PSL) aangegaan met de houdstermaatschappij van het multinational-concern (de houdstermaatschappij) waarvoor hij werkzaam is. In verband met de invoering van de lucratiefbelangregeling in de Wet IB 2001 per 1 januari 2009 adviseren twee medewerkers van een belastingadvieskantoor belanghebbende om zijn PSL in te brengen in een Guernsey limited.
4.Oordelen feitenrechters
De Rechtbank
5.Het geding in cassatie
Principaal beroep in cassatie
6.Over het principaal cassatieberoep
insluit. Hij overweegt dat het opzet van de verdachte
niet uitsluitdat hij redelijkerwijs moest vermoeden” (originele cursivering). [19] Het arrest is bovendien gewezen in een zaak waarin de verhouding tussen opzetwitwassen en schuldwitwassen centraal staat en het geeft daarom niet antwoord op de vraag naar de verhouding tussen opzet en schuld in het algemeen. Zo beargumenteert Keijzer in zijn NJ-noot bij het arrest dat in het algemeen, afgezien van enkele uitzonderlijke delictsomschrijvingen (waaronder die welke in het arrest aan de orde is), culpa door dolus wordt uitgesloten. [20] De opvattingen hierover blijven verdeeld. [21] Ik laat dit verder rusten. In deze zaak gaat het op dit onderdeel
nietom de kwestie of als sprake is van opzet, dit in de weg staat aan een bewezenverklaring van schuld.
7.Over het incidenteel cassatieberoep
moetenworden. Eerder integendeel, de toelichting vermeldt dat “de rechter in bijzondere omstandigheden de volgens het besluit berekende vergoeding -
overigens zonder af te doen aan het karakter van een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten- kan verlagen of verhogen” (
curs.MP). [30]