ECLI:NL:PHR:2024:1331

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
23/00646
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van een elektrische fiets en de bewijsvoering omtrent de herkomst

In deze zaak gaat het om de verdachte die op 20 oktober 2021 in 's-Gravenhage een elektrische fiets voorhanden had, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte, geboren in 1984, verklaarde dat hij de fiets via Marktplaats had gekocht voor 200 euro van een onbekende man. Tijdens de aanhouding bleek dat de fiets geen accu had en het slot open was zonder sleutel. De verdachte werd eerder door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor schuldheling en heeft cassatie ingesteld. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, V.M.A. Sinnige, concludeert dat het beroep moet worden verworpen. De conclusie is gebaseerd op de bewijsvoering die aantoont dat de verdachte, gezien de omstandigheden van de aankoop, had moeten vermoeden dat de fiets gestolen was. Het hof heeft overwogen dat de verdachte niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de fiets, wat in strijd is met de vereiste zorgvuldigheid. De uitspraak van het hof wordt ondersteund door eerdere uitspraken van de Hoge Raad over schuldheling en de onderzoeksplicht van de verdachte. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de bewezenverklaring van schuldheling niet onbegrijpelijk is en dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de uitspraak.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/00646
Zitting10 december 2024
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in de [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 7 februari 2023 door het gerechtshof Den Haag wegens ‘schuldheling’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen, waarvan vier dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. M.T. de Vaal, advocaat in 's‑Gravenhage, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van schuldheling van een elektrische fiets, mede in het licht van een in hoger beroep gevoerd verweer.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
”hij op 20 oktober 2021 te ’s-Gravenhage, een elektrische fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1.
De
verklaring van de verdachteter terechtzitting van 21 oktober 2021, waarbij hij onder meer het volgende − zakelijk weergegeven − heeft verklaard:
Het klopt dat ik, toen ik werd aangehouden, een fiets bij mij had. Ik wilde via Marktplaats een fiets kopen en dat heb ik gedaan. Ik kreeg een soort slot van de verkoper. Het is een soort tros- of kettingslot. Ik had 200 euro voor de fiets betaald. U zegt mij dat dit soort fietsen op zijn minst 1500 euro kosten. Ik zeg u dat dat wel zou kunnen. Ik heb de koper benaderd via Marktplaats en we spraken af in centrum Den Haag.

2.

Een
proces-verbaal van aangifted.d. 25 juli 2021 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2021216468-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in − zakelijk weergegeven − (blz. 12-14):
als de op 25 juli 2021 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Toen ik op 22 juli 2021 om 23.00 uur klaar was met mijn werk, kon ik mijn fiets niet meer vinden. Hij is kwijt.
Bijlage goederen
Goednummer : PL1500-2021216468-2626061
Voertuig : Fiets (Elektrische)
Merk/type : Qwic N7.1
Kleur : Blauw

3.

Een
proces-verbaal aanhouding verdachted.d. 20 oktober 2021 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2021307595-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 3-7):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op woensdag 20 oktober 2021 reed ik te Den Haag.
Op het fietspad van de Vrederustlaan zag ik een mannelijk persoon fietsen zonder fietsverlichting.
Ik deed onderzoek naar de fiets waarop de betrokkene reed.
- Ik zag dat de fiets een elektrische fiets betrof.
- Ik zag dat de fiets van het merk Qwic was en blauw van kleur.
- Ik zag dat de accu aan de achterzijde van de fiets er niet meer op zat.
- Ik zag dat het fietsslot geopend was echter zag ik dat er geen fietssleutel in het slot zat.
- Ik zag dat er op het fietsframe een streepjescode zat.
- Ik zag dat het nummer van de streepjescode [nummer] was.
Ik scande de streepjescode via de applicatie 'stop heling' en de elektrische fiets kwam eruit als gestolen goed.

4.

Een
proces-verbaal van bevindingend.d. 20 oktober 2021 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2021307595-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 15):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
De verdachte verklaarde de fiets te hebben gekocht voor 200 euro.
Op woensdag 20 oktober 2021 heb ik telefonisch contact gezocht met de fietsenwinkel [A] . De medewerker verklaarde mij dat fietsen van het merk Qwic, type N7, bouwjaar 2017 voor meer dan 1500 euro op de tweedehandsmarkt worden verkocht.

5.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 oktober 2021 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2021307595-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 17-20):
als de op 20 oktober 2021 afgelegde verklaring van de verdachte:
V: Hoe kom je aan de fiets waar je mee was toen je werd aangehouden?
A: Ik heb een fiets gekocht via Marktplaats. Dit is de fiets waar ik mee ben aangehouden.
V: Het betreft een elektrische fiets. Waar is de accu?
A: Ik wist niet dat het een elektrische fiets was.
V: Het slot was open en er zat geen sleutel in. Wat is jouw antwoord daarop?
A: Hij heeft mij een andere slot gegeven.
V: Wie heeft jou de fiets verkocht? Naam?
A: Een man. Ik weet niet hoe de man heet.
V: Weet je wat heling is?
A: Ik heb niet nagedacht.”
6. Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het hof verder het volgende overwogen:

Bespreking bewijsverweer.
De raadsman van de verdachte heeft - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de elektrische fiets van diefstal afkomstig was.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij de elektrische fiets voor € 200,00 heeft gekocht in het centrum van Den Haag van een hem onbekende man waarmee hij had afgesproken via Marktplaats. De accu en de sleutel van het ringslot van de fiets ontbraken. De verdachte kreeg wel een los kettingslot bij de fiets. Toen de onbekende man de fiets aan de verdachte liet zien hadden deze eigenschappen van de aangeboden fiets − onder deze omstandigheden − bij de verdachte vragen over de herkomst moeten oproepen. Zonder aannemelijk antwoord op die vragen had de verdachte, ook wanneer hij de toestand van het ringslot op grond van hetgeen hij in Oekraïne gewend was op de koop toe heeft genomen, redelijkerwijs moeten vermoeden dat de elektrische fiets van diefstal afkomstig was.
Het verweer wordt verworpen.”
7. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2023 heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer het volgende in (met weglating van een voetnoot):
‘”
Standpunt
 De verdediging stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van opzet − schuldheling. Het verzoek is daarom cl vrij te spreken.
 Cl ontkent, wist niet dat de fiets elektrisch was en het was hem ook niet opgevallen dat er geen accu aanwezig had. Deze verklaring wordt door het dossier onvoldoende weerlegd, immers:
 Cl was voor het eerst, en pas kort in NL met een blanco strafblad. Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid die in NL gelden hoeven dat voor cl niet te zijn.
 In Oekraïne is de fiets niet echt een vervoermiddel, het is dus onbekend en niet vast te stellen dat
of, en
hoecl op de hoogte kan zijn van de markt en prijzen van fietsen in NL.
 Voor cl is € 200 een hoop geld, dat is ook niet onaannemelijk.
 Juist nu de fiets geen accu had kan de waarde daarvan ook niet veel hoger worden geschat dan dat bedrag. Er is geen onderzoek gedaan naar gangbare prijzen
zonderde accu, dan is het namelijk gewoon een fiets en hoeft € 200 niet veel af te wijken van wat normaal zou zijn.
 In het land van cl zitten er geen ringsloten op fietsen, dat kan niet worden weerlegd. Het feit dat cl er een slot bij kreeg was voor hem reden om uit te gaan dat dit normaal was, hoe moet cl dat immers weten.
 De HR oordeelde onlangs nog dat het standpunt dat het een feit van algemene bekendheid is “dat een fiets afkomstig is uit enig misdrijf als deze in goede staat verkeert en een open slot heeft waarbij de sleutel ontbreekt” niet zonder meer begrijpelijk.
Gezien:
A. al deze omstandigheden (zeker ook omdat cl net in NL was),
B. het ontbreken van nadere vaststellingen die zouden kunnen bijdragen aan het oordeel dat cl zaken moet hebben waargenomen die zou kunnen duiden op een gestolen fiets (zo was er bv juist wel kenmerk zichtbaar op het frame en bleek niets te zijn doorgekrast),
C. kan volgens de verdediging niet zonder enige vorm van twijfel worden vastgesteld dat cl is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht, en dus dat cl wist of had moeten weten dat de fiets gestolen was.”
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 21 oktober 2021 houdt onder meer het volgende in:
”De verdachte legt op vragen van de politierechter een verklaring af, inhoudende - zakelijk
weergegeven-:
Het klopt dat ik, toen ik werd aangehouden, een fiets bij mij had. U zegt dat later bleek dat die fiets gestolen was in juli en vraagt of ik dat wist. Nee, ik wist dat niet. Ik had een fiets daarvoor, maar die ging snel stuk en ik wilde via Marktplaats een betere fiets kopen en dat heb ik gedaan. Ik wist niet dat ik zou moeten opletten of de fiets gestolen was. Het was niet mijn bedoeling een gestolen fiets te kopen. Het was mij niet opgevallen dat de fiets geen accu had en dat er geen sleutel in het ringslot zat, terwijl het slot wel open stond.
Ik snap nu wat u zegt, maar bij ons is de fiets niet echt een vervoersmiddel.
Ik kreeg een soort slot van de verkoper, maar ik had niet in de gaten dat ik moest kijken of dat origineel was. Bij ons zit dat niet op fietsen. Omdat een kleine fiets niet echt een vervoersmiddel is, zitten er geen sloten op. Daarom had ik er niet bij stilgestaan dat het hier anders is. In de Oekraïne staan fietsen zelden of nooit op straat. Het slot dat ik erbij gekregen had, had ik in mijn jas. Ik weet niet hoe zoiets heet: het is een soort tros- of kettingslot.
Ik had 200 euro voor de fiets betaald. U zegt mij dat dit soort fietsen op zijn minst 1500 euro kosten. Ik zeg u dat dat wel zou kunnen. De 1e was 100 euro en die ging snel stuk en toen wilde ik 200 euro uitgeven, omdat die misschien beter zou zijn. 200 euro is veel geld voor mij.
Ik heb de koper benaderd via de chat van Marktplaats en we spraken af in centrum Den Haag, Ik bekeek de fiets, kocht hem en liet mijn oude fiets achter. Die staat daar waarschijnlijk nog steeds.”
9. Art. 417bis, eerste lid, aanhef en onder a, Sr bepaalt – onder meer – dat hij die een goed voorhanden heeft terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, zich schuldig maakt aan schuldheling. Van ‘redelijkerwijs had moeten vermoeden’ is sprake als de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest ten aanzien van de herkomst van het goed. [1] De vereiste onvoorzichtigheid bestaat in het geval dat de verdachte bij enig nadenken over de hem bekende gegevens betreffende het goed had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij zonder nader onderzoek naar de herkomst van het goed niet had mogen handelen zoals is bewezenverklaard. [2] Daarbij komt het aan of de verdachte ‘minder nadacht, wist, beleidvol was dan de mensch in het algemeen’, dus of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. [3] Verder geldt dat de omstandigheden die tot een nader onderzoek verplichten uit de bewijsvoering moeten zijn af te leiden. [4] Voorts geldt dat voor een bewezenverklaring van schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte het in art. 417bis, eerste lid, aanhef en onder a, Sr bedoelde vermoeden had ‘ten tijde van het voorhanden krijgen’ van het door misdrijf verkregen goed. [5]
10. Voordat ik inga op de onderhavige zaak, benoem ik enkele in mijn ogen voor de beoordeling van de zaak relevante uitspraken van de Hoge Raad. De kern van een zaak over de schuldheling van een fiets waarin de Hoge Raad op 8 juli 2014 uitspraak deed laat zich als volgt samenvatten. [6] Het hof had vastgesteld dat de verdachte op de zwarte markt een twee jaar oude goed uitziende Gazelle damesfiets had gekocht voor een bedrag van € 250,00 en dat dat een beduidend lagere prijs is dan de nieuwprijs van de fiets á € 949,00. Volgens het hof had, gelet op het feit van algemene bekendheid dat op de zwarte markt meer dan eens wordt gehandeld in gestolen goederen, van de verdachte mogen worden verwacht dat hij enig onderzoek zou hebben gedaan naar de herkomst van de door hem gekochte fiets, dan wel dat hij gegevens zou hebben verschaft die onderzoek mogelijk maakten naar bijvoorbeeld de identiteit van de verkoper van de fiets. De Hoge Raad oordeelde echter dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen was omkleed, met name niet voor zover was bewezenverklaard dat de verdachte ten tijde van het verwerven van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
11. In een andere zaak was de verdachte veroordeeld voor schuldheling van een geleende elektrische Gazelle damesfiets. [7] Het hof had onder meer vastgesteld dat de fiets niet was voorzien van het bijbehorende ringslot. Het hof had daarnaast overwogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat elektrische fietsen zeer kostbaar zijn. De Hoge Raad oordeelde echter, uitgaande van de voor het bewijs gebruikt verklaring van de verdachte dat hij de fiets geleend had, dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de elektrische fiets in die mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Dat was overeenkomstig de conclusie van A-G Spronken die opmerkte dat ‘[de] door het hof genoemde omstandigheden (…) wellicht in een ander daglicht [zouden] komen te staan als de verdachte de fiets tegen een lage prijs zou hebben gekocht of van iemand zou hebben gekregen’. [8]
12. In een zaak waarin de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak deed (en waarnaar de steller van het middel verwijst), speelde het volgende. [9] Het hof had de verdachte veroordeeld voor schuldheling van een door hem geleende fiets. Het hof had vastgesteld dat het slot van de betreffende fiets open was, maar niet was voorzien van een sleutel, dat de verdachte daarover heeft verklaard dat hij de fiets zo in handen heeft gekregen, dat hij geen onderzoek heeft verricht naar de oorzaak van het aldus geopende slot en dat hij het wel een beetje gek vond dat er geen sleutel in het slot zat. Het hof had voorts vastgesteld dat fiets in goede staat verkeerde. Het hof oordeelde dat het een feit van algemene bekendheid is dat een fiets afkomstig is uit enig misdrijf als deze in goede staat verkeert en een open slot heeft waarbij de sleutel ontbreekt, dat deze omstandigheid de verdachte tot voorzichtigheid en nader onderzoek had moeten nopen en dat, nu de verdachte dat niet heeft gedaan, hij is tekort geschoten in zijn onderzoeksplicht. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof zonder nadere motivering niet heeft kunnen aannemen dat sprake is van een ervaringsregel die meebrengt dat alleen al op grond van deze omstandigheden kan worden geconcludeerd dat het een door misdrijf verkregen fiets betrof. In verband met het in de onderhavige zaak in hoger beroep gevoerde verweer merk ik op dat de Hoge Raad in zijn arrest van 25 januari 2022 niet heeft geoordeeld dat een open slot zonder sleutel niet tot voorzichtigheid en nader onderzoek zou moeten nopen. De Hoge Raad heeft zich hierover niet uitgelaten.
13. Terug naar de onderhavige zaak. Ik merk in de eerste plaats op dat het hof bij de bespreking van het bewijsverweer feiten en omstandigheden uit processen-verbaal van de politie heeft vermengd met feiten en omstandigheden afkomstig uit verklaringen van de verdachte, met als gevolg dat het hof de verdachte kennis lijkt toe te dichten van bepaalde – achteraf door de politie – vastgestelde eigenschappen van de fiets, terwijl kennis van de verdachte daarvan niet uit de bewijsmiddelen volgt. Zo heeft het hof vastgesteld dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij de elektrische fiets voor € 200,- heeft gekocht in het centrum van Den Haag van een hem onbekende man waarmee hij had afgesproken via Marktplaats. Blijkens de voor bewijs gebezigde verklaring van de verdachte in eerste aanleg heeft hij verklaard dat hij de fiets voor € 200,- heeft gekocht in het centrum van Den Haag van een hem onbekende man waarmee hij had afgesproken via Marktplaats. De omstandigheid dat het een
elektrischefiets (zonder accu) betrof volgt uit bevindingen van de politie die de fiets na de aanhouding van de verdachte heeft onderzocht. Ik meen echter dat het hof met voornoemde overweging heeft willen verwijzen naar de in de bewezenverklaring bedoelde fiets en de verdachte geen woorden in de mond heeft willen leggen met betrekking tot zijn wetenschap van de elektrische eigenschappen van de fiets. Sterker nog: het hof is kennelijk uitgegaan van de juistheid van de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat het een elektrische fiets was, aangezien het deze verklaring in bewijsmiddel 5 voor het bewijs van het bewezenverklaarde heeft gebezigd. Dat de verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten dat hij een elektrische fiets had gekocht, maakt – anders dan de steller van het middel kennelijk meent – echter niet dat geen sprake meer is van een elektrische fiets.
14. Uit de bewijsvoering is af te leiden het hof verder heeft vastgesteld dat de fiets op de tweedehands markt een waarde van € 1.500,00 heeft, waarin – met de vaststelling dat de verdachte de fiets voor € 200,00 heeft gekocht – ligt besloten dat de verdachte een lage prijs heeft betaald. [10] Ook heeft het hof vastgesteld dat de fiets een open ringslot had zonder sleutel. Gelet op het ontbreken van de sleutel in samenhang bezien met de omstandigheden dat de verdachte de fiets voor een lage prijs van een voor hem onbekende via Marktplaats heeft gekocht, is het oordeel van het hof dat de verdachte − zonder aannemelijke antwoorden op vragen over de herkomst die dit bij hem had moeten oproepen − ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs moest vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was naar mijn mening niet onbegrijpelijk. In aanmerking genomen dat het hof hetgeen door de verdediging in hoger beroep is aangevoerd − inhoudende dat er in het land van de verdachte geen ringsloten op fietsen zitten en dat het feit dat de verdachte er een slot bij kreeg voor hem reden was om ‘uit te gaan dat dit normaal was’ − voor de vragen oproepende omstandigheid dat de fiets wél een ringslot maar geen sleutel had niet onbegrijpelijk geen logische verklaring heeft gevonden, is dat oordeel tevens toereikend gemotiveerd.
15. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering.
16. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
17. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1097,
2.Vgl. HR 17 december 1985, ECLI:NL:HR:AC9146,
3.HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398, rov. 2.6.1.
4.Vgl. HR 24 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ8631, HR 13 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5702,
5.HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97,
6.HR 8 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1691,
7.HR 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:611.
8.Vgl. de conclusie van A-G Spronken van 6 februari 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:102 onder 3.12.) vóór HR 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:611.
9.HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:44.
10.Dat argument blijft mijns inziens in stand als in aanmerking wordt genomen dat de accu ontbrak, al zal dat de waarde wel wat drukken.