2.3Het hof heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel als volgt overwogen en beslist.
“
Vorderingen van de benadeelde partijen
Inleiding
De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen die zich in het strafgeding hebben gevoegd niet-ontvankelijk verklaard vanwege het faillissement van de verdachte op 19 december 2017. Voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het faillissement van de verdachte is opgeheven bij gebrek aan baten. Deze opheffing betekent niet dat schulden die ‘in het faillissement vallen’ daarmee zijn komen te vervallen. Zij blijven, ook na opheffing van het faillissement, bestaan. De opheffing heeft tot gevolg dat het faillissement is geëindigd en dat de situatie van vóór het faillissement weer intreedt, zo blijkt uit artikel 16 van de Faillissementswet. Het hof stelt voorop dat het faillissement van de verdachte, dat inmiddels is opgeheven, niet langer een belemmering vormt voor de ontvankelijkheid van de vorderingen.
Standpunten partijen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de omvang van de vorderingen van de benadeelde partijen eenvoudig kan worden vastgesteld en dat de vorderingen geen onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De advocaat-generaal verwijst voor haar standpunt per benadeelde partij naar het door het openbaar ministerie opgemaakte overzicht, beknopt weergegeven in
bijlage IIbij dit arrest. Zij heeft aangevoerd dat de benadeelde partijen die zich niet opnieuw hebben gevoegd, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ook de benadeelden die niet duidelijk zijn geweest bij het indienen van hun vordering moeten niet-ontvankelijk worden verklaard. De overige benadeelde partijen dienen wel ontvankelijk te worden verklaard en hun vorderingen kunnen worden toegewezen conform het overzicht, tot een totaalbedrag van € 5.092.183,00.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. De raadsman stelt daartoe dat de vorderingen onvoldoende bepaalbaar zijn omdat onbekend is of, en in hoeverre, deze vorderingen al door de civiele rechter zijn beoordeeld. Eventueel fiscaal genoten voordeel dat benadeelden door hun verlies in mindering op fiscale verplichtingen konden brengen, is bovendien niet verdisconteerd in het overzicht van het openbaar ministerie.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, voor zover meer of anders is gevorderd dan het ingelegde geldbedrag, de behandeling ervan leidt tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Oordeel van het hof
In deze strafzaak zijn veel slachtoffers betrokken. Niet alle slachtoffers hebben (op de juiste wijze) een vordering tot schadevergoeding in het strafgeding ingediend. Met het oog op de overzichtelijkheid voor alle partijen zal het hof hierna de verschillende situaties bespreken evenals, voor zover aan de orde, de van toepassing zijnde (beoordelings)kaders. In de aan dit arrest gehechte bijlagen Ia en Ib is een schematisch overzicht opgenomen, waarin tevens de beslissingen op de te beoordelen vorderingen afzonderlijk zijn vermeld.
Categorie: geen beslissing
Een aantal slachtoffers heeft geen vordering in de strafzaak ingediend. Daarbij bevinden zich ook slachtoffers die reeds in een eerder stadium hun obligatie (vrijwel volledig) terug hebben ontvangen en dus (zo goed als) schadeloos zijn gesteld. Hier ligt uiteraard geen vordering en daarmee ook geen beslissing voor. Deze categorie wordt vermeld in bijlage Ib (vijfde kolom).
Een aantal slachtoffers heeft een vordering ingediend in eerste aanleg, maar zich niet opnieuw gevoegd in hoger beroep. Verwezen wordt naar bijlage Ib (vierde kolom). Deze vorderingen liggen in hoger beroep evenmin ter beoordeling voor, reden waarom het hof ook hier geen beslissingen neemt.
Categorie: niet-ontvankelijk vanwege het eerst in hoger beroep indienen van een vorderingSlachtoffers die in eerste aanleg geen vordering hebben ingediend, maar zich wel in hoger beroep hebben gevoegd door het indienen van een schadevergoedingsverzoek, kunnen niet worden ontvangen in hun vorderingen.
Op grond van artikel 421, eerste lid, Sv is de benadeelde partij die zich niet conform artikel 51g, eerste of derde lid Sv, in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, onbevoegd in het geding in hoger beroep. Deze slachtoffers worden opgesomd in bijlage Ib (derde kolom) bij dit arrest en worden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Categorie: in hoger beroep gehandhaafde vorderingen
Benadeelde partijen die zich in eerste aanleg in het strafproces hebben, gevoegd en zich in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd (zie bijlage Ia bij dit arrest) kunnen in hun vorderingen worden ontvangen, voor zover die vorderingen betrekking hebben op de inleg van gelden van die benadeelde partijen in [K] en [G] . In zoverre zijn de vorderingen eenvoudig van aard en kunnen die worden toegewezen als rechtstreekse schade als gevolg van het onder 1 primair respectievelijk 2 eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde handelen, met aftrek van (van de curator) teruggekregen inleg en ontvangen rente. Indien die teruggekregen inleg en ontvangen rente niet op de vorderingen in mindering zijn gebracht, zullen de vorderingen voor dat deel worden afgewezen.
Voor zover de hoogte van deze vorderingen de inleg overstijgt, door aanvullende materiële schade of immateriële schade, leveren de vorderingen voor dat deel - gezien de zeer grote hoeveelheid vorderingen en de complexiteit van die delen van de vorderingen - een onevenredige belasting van het strafgeding op en zullen die in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Aanhouding van de behandeling van de strafzaak, die onderdeel is van een megazaak met meerdere verdachten, om opheldering te verkrijgen over een veelvoud aan civiele kwesties, gaat naar het oordeel van het hof ten koste van een tijdige afdoening van de strafzaak.
Ook vorderingen die in het geheel niet zien op de inleg, maar enkel op daarmee samenhangende schade als misgelopen rente en (on)kosten, zullen om die reden in het geheel niet-ontvankelijk worden verklaard (bijlage Ib, kolom 1).
Voor wat betreft het toegewezen deel van de vorderingen is de verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk tot vergoeding van de schade gehouden.
Vorderingen genoemd in bijlage Ib, tweede kolom, die onvoldoende duidelijk zijn of verwarring oproepen kunnen niet worden behandeld in deze strafprocedure omdat zij een onevenredige belasting opleveren. Dit geldt (onder meer) als niet is vast te stellen wat de hoogte van het gevorderde bedrag is of welke persoon/partners de vordering heeft/hebben ingediend (zowel in eerste aanleg als in hoger beroep). Ook hier is het hof van oordeel dat aanhouding van de behandeling van de strafzaak, die onderdeel is van een megazaak met meerdere verdachten, teneinde opheldering te verkrijgen omtrent een veelvoud aan civiele kwesties, ten koste zou gaan van een tijdige afdoening van de megazaak.
De stellingen van de verdediging dat sprake zou kunnen zijn van eerdere toewijzingen van vorderingen door de civiele rechter en dat eventueel fiscaal genoten voordeel door benadeelde partijen niet in hun vorderingen is verdisconteerd, zijn niet geconcretiseerd. Deze stellingen worden als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Schadevergoedingsmaatregel
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd voor (in totaal) een bedrag van € 5.092.183,00.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel niet moet worden opgelegd. Het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel en de daarbij horende vervangende hechtenis komt neer op een extra straf. Gezien de omvang van het te betalen bedrag aan schadevergoeding zal executie in de praktijk het uitzitten van de vervangende hechtenis betekenen, zeker omdat de vonnissen in de zaken van de mededaders, waarbij de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard en geen schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, onherroepelijk zijn en de verdachte daardoor de schade alleen zal moeten dragen. Het uitgangspunt dient te zijn dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ter bescherming tegen betalingsonwil, niet betalingsonmacht.
Oordeel van het hof
Anders dan de raadsman meent, wordt gijzeling niet toegepast als een veroordeelde aannemelijk maakt dat hij niet in staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling. Het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel leidt daarom niet zonder meer tot het uitzitten van een vervangende hechtenis.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. Het hof neemt als schade in aanmerking de toegewezen bedragen aan de benadeelde partijen, zoals opgenomen in bijlage la bij dit arrest, met een totaalbedrag van € 3.148.734,60.
Het hof bepaalt dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de in de bijlage genoemde benadeelde partijen met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van de aldaar berekende duur kan worden toegepast.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Wijst toe de vorderingen tot schadevergoeding van de in bijlage la bij dit arrest opgenomen benadeelde partijen tot de bedragen als genoemd in die bijlage (onder het kopje “toegewezen bedrag”), waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de in die bijlage opgenomen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart die benadeelde partijen ter zake van het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat die benadeelde partijen dat deel van hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door die benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partijen genoemd in bijlage Ib bij dit arrest, kolom één tot en met drie, niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat die benadeelde partijen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Bepaalt dat laatstgenoemde benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffers zoals vermeld in bijlage Ia en tot de bedragen als genoemd in die bijlage (onder het kopje “toegewezen bedrag”), ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.148.734,60 (drie miljoen honderdachtenveertigduizend zevenhonderdvierendertig euro en zestig eurocent) vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 360 (driehonderdzestig) dagen conform bijlage la bij dit arrest. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting per gedupeerde telkens vervangen door gijzeling van het aantal dagen dat in bijlage Ia is vermeld. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 4 juli 2016 ( [G] en [L] );
- 15 juni 2016 ( [M] ), en:
- 16 december 2016 ( [K] ).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.”