ECLI:NL:PHR:2025:1231

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
24/03291
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens verontschuldigbare termijnoverschrijding door psychische gesteldheid

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1987, niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter. De politierechter had de verdachte op 19 oktober 2021 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De verdachte had pas op 28 november 2023 kennisgenomen van het vonnis, waarna hij op 8 december 2023 hoger beroep instelde. De verdediging voerde aan dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was vanwege de psychische gesteldheid van de verdachte, die al jaren worstelde met een ernstige alcoholverslaving. De advocaat-generaal stelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de verdachte niet binnen de wettelijk vereiste termijn van veertien dagen na de betekening van het vonnis hoger beroep had ingesteld. Het hof oordeelde dat de reden van de termijnoverschrijding invoelbaar was, maar niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat deze van dusdanige aard was dat het de termijnoverschrijding verschoonbaar deed zijn. De Hoge Raad concludeert dat het hof onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de psychische gesteldheid van de verdachte en dat het oordeel van het hof niet voldoende gemotiveerd is. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/03291
Zitting11 november 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 16 augustus 2024 door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch [1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 19 oktober 2021, waarbij de verdachte bij verstek wegens:
- feit 1 (in de zaak met parketnummer 96-305765-20): “overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994”;
- feit 2 (in de zaak met parketnummer 96-305765-20): “overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994” en
- feit 1 (in de zaak met parketnummer 96-199124-20): “overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994”,
is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. T. Straten, advocaat in Maastricht, heeft een middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep. Geklaagd wordt dat de verwerping door het hof van het verweer van de verdediging dat sprake was van een verontschuldigbare termijnoverschrijding van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, althans onbegrijpelijk is dan wel ontoereikend is gemotiveerd.

3.Het verweer van de verdediging

3.1
De namens de verdachte ingediende appelschriftuur houdt het volgende in met betrekking tot de ontvankelijkheid van de verdachte in het ingestelde hoger beroep:
“3. Volledigheidshalve wenst appellant op te merken dat hij pas zeer recent bekend is geworden met onderhavige uitspraak van de politierechter, te weten 28 november 2023. Op die datum heeft de begeleidster van appellant van [zorginstelling 1] , [betrokkene 1] , hierover telefonisch contact gezocht met het Openbaar Ministerie. Naar aanleiding hiervan heeft appellant zijn raadsvrouw geraadpleegd die vervolgens op 8 december namens hem hoger beroep tegen het vonnis van 19 oktober 2021 heeft ingesteld.
Ontvankelijkheid
4. Artikel 408 lid 1 Sv bepaalt dat er in beginsel binnen veertien dagen na de einduitspraak hoger beroep dient te worden ingesteld. In andere gevallen dan de in het eerste lid genoemde moet hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak aan de verdachte bekend is (artikel 408 lid 2 Sv). Verdachte moet daarmee daadwerkelijk bekend zijn. Het is onvoldoende als verdachte er mee bekend kon zijn (zie HR 20 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7689,
NJ2010/247).
5. Appellant stelt zich primair op het standpunt dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat hij pas op 28 november 2023 bekend is geworden met onderhavig vonnis. Er is toen terstond actie ondernomen en namens appellant werd er binnen veertien dagen na het bekend worden met dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Psychische stoornis
6. De Hoge Raad oordeelde op 12 juni 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB2064,
NJ2001/696) dat onder omstandigheden een termijnoverschrijding die het gevolg is van een psychische stoornis niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Hierbij dient de rechter te onderzoeken of en zo ja gedurende welke periode na het vonnis de verdachte aan een psychische stoornis leed en niet in staat was te beoordelen of een rechtsmiddel moest worden ingesteld. De termijnoverschrijding gedurende deze periode kan de verdachte niet worden toegerekend.
7. Appellant stelt zich subsidiair op het standpunt dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding over de hoger beroepstermijn ten gevolge van een psychische stoornis. Appellant kampt reeds circa vijftien jaren met een ernstige alcoholverslaving. Inmiddels is hij langere tijd clean. Hij schat dat zijn verslaving is begonnen toen hij ongeveer twintig jaar oud was. Om van zijn verslaving af te komen heeft hij in 2010 in Polen in een afkickkliniek gezeten. Aanvankelijk leek het toen beter met hem te gaan maar al snel kreeg hij weer een terugval. In 2018 werd er bij appellant trombose gediagnostiseerd. Dit werd niet goed behandeld waardoor er bij hem ernstige complicaties optraden. In dezelfde periode is zijn vriendin met hun twee kinderen bij hem weggegaan. Dit heeft appellant veel verdriet gedaan waardoor hij langzaam steeds verder afgleed. Teneinde dit verhaal te onderbouwen worden medische gegevens van appellant overgelegd uit het jaar 2020 (
productie 2). Hieruit blijkt dat dat er sprake is van ernstig middelenmisbruik en dat appellant ook bij de huisarts geregeld zijn afspraken niet nakwam. Dat er sprake was van zeer ernstige problematiek blijkt ook uit het feit dat appellant op 19 juni 2020 bij de Spoedeisende Hulp is geweest ten gevolge van een alcoholintoxicatie (
productie 3).
8. De afgelopen jaren zijn voor appellant niet helder. Door toedoen van zijn verslaving is hij op enig moment dakloos geraakt, is hij zijn baan verloren en heeft hij schulden gemaakt. Appellant begon vaak al om 04:30 uur in de ochtend met drinken om de lichamelijke afkickverschijnselen van zijn verslaving (trillen) tegen te gaan. Gedurende de dag dronk hij dan één hele fles wodka. In deze periode was het voor appellant vrijwel niet mogelijk om voor zichzelf te zorgen. Hij wilde het liefste thuis blijven en wilde niet naar buiten gaan. Appellant verbleef soms bij vrienden, soms op straat en soms bij [zorginstelling 2] . Zijn kamer opruimen, douchen of zijn afspraken nakomen, was gedurende deze periode voor hem vrijwel onmogelijk.
9. In de periode vanaf 26 juli 2023 tot en met 14 september 2023 heeft appellant in afkickkliniek [zorginstelling 3] verbleven na eerst een succesvolle detox in [zorginstelling 4] te hebben afgerond. Er is toen de primaire diagnose ‘ernstige stoornis in alcoholgebruik' gesteld (
productie 4). Appellant heeft het afgelopen jaar een geslaagde afkickpoging ondernomen en sedertdien is hij clean. Sinds 18 september 2023 staat hij onder begeleiding van [zorginstelling 1] . Hier woont hij niet alleen maar wordt hij ook geholpen met zijn dagelijkse structuur, het verwerken van poststukken en wordt er gekeken naar de toekomst van appellant. Zo wordt er bijvoorbeeld gezocht naar een zinvolle dagbesteding. Appellant wenst zijn ervaringen in de toekomst te delen met lotgenoten om hun zo te helpen met hun verslaving. Een schrijven d.d. 14 december 2023 van psycholoog en psychomotorisch therapeut [betrokkene 1] wordt overgelegd als
productie 5.
10. Uit voormeld schrijven komt naar voren dat appellant door toedoen van zijn problematiek langere tijd niet bewust is geweest van zijn verantwoordelijkheden. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij door toedoen zijn psychische problematiek zeer instabiel was. Het was voor hem niet mogelijk om voor zichzelf te zorgen, laat staan om zijn verantwoordelijkheden te nemen en afspraken na te komen. Dit wordt ook bevestigd door de medische gegevens die zijn ingebracht. Daarbij komt dat ernstige alcoholintoxicatie tot vertroebeling van de waarneming en herinnering leidt. Hij heeft bijvoorbeeld geen, althans geen heldere, actieve herinneringen meer aan de strafbare feiten waarvan hij verdacht wordt. Ook kan hij zich niet herinneren of hij op dat moment een advocaat gesproken heeft. Verder is hij er niet mee bekend dat er een zitting bij de rechter heeft plaatsgevonden. Zijn psychische gesteldheid was niet alleen in de periode waarin de strafbare feiten hebben plaatsgevonden maar ook in de periode tot en met zijn verblijf in [zorginstelling 3] zodanig, dat hem niet kan worden verweten dat hij mogelijk te laat zou zijn met het instellen van hoger beroep. Er is sprake van een bijzondere appellant niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn. Appellant was door zijn psychische stoornis niet in staat om zich op de hoogte te (laten) stellen van het verdere verloop van zijn strafzaak en om te beoordelen of een rechtsmiddel moest worden ingesteld.
11. Mocht U E.A. onvoldoende overtuigd zijn van de invloed die de psychische problematiek van appellant op zijn handelen heeft gehad dan wil ik U verzoeken om een deskundige te (laten) benoemen die aan de hand het medisch dossier en de stukken van de behandelaars van appellant hierover zal oordelen.”
3.2
Bij de appelschriftuur zijn de volgende producties bijgevoegd:
( i) medische gegevens van de verdachte uit 2020 en 2023 waarin melding wordt gemaakt van alcoholproblematiek (productie 2), waaronder:
a. een aantekening in het huisartsjournaal van 24 februari 2020, die inhoudt:
“Subjectief (AJO)
Komen hier met 4 mensen aan de balie... vriendin van dhr is er bij. Zij spreekt [betrokkene 2] en legt uit dat hij gisteren veel alcohol heeft gedronken en sinds vandaag gedraagt hij zich heel raar. dit is zichtbaar op de gang... weet heel veel dingen niet...
(ELA) Drinkt sinds 10 jaar veel alcohol, sinds 5 maanden drinkt elke dag 0,5lit vodka en 6 flessen bier van 500ml. Zijn geheugen is achteruitgegaan, kan niet werken, relatieprobleem, wil graag hulp
Evaluatie
(ELA) ICPC: P15.00, Chronisch alcoholmisbruik
Plan (ELA) Verwijzing -> ziekenhuis: [ziekenhuis 1] , locatie [plaats] (specialisme: Psychiatrie) ZD65972461”
b. een aantekening in het huisartsjournaal van 20 april 2023, die onder meer inhoudt:
“Evaluatie
P15, Chronisch alcoholmisbruik.
Plan
(…) Verwijzing naar: [zorginstelling 4] / Geestelijke gezondheidszorg > Volwassenen (18 - 65 jaar) >Verslavingsproblemen / Verwijsafspraak Specialistische GGZ Detox drugsverslaving”
c. een bevestiging van een detox-opname in [zorginstelling 4] op 13 juli 2023, die onder meer inhoudt:
“303.90
Stoornis in alcoholgebruik ernstig (primair)
305.1
Stoornis in tabaksgebruik matig, ernstig
296.32
Depressieve stoornis recidiverende episode – matig
elders gesteld
V60.9
Ongespecificeerde huisvestings- of economisch probleem
V62.89
Andere problemen verband houdend met psychosociale omstandigheden
Hulp vanuit de WMO
V61.20
Ouder-kindrelatieprobleem”
( ii) een brief van de Spoedeisende Hulp, [ziekenhuis 2] , van 26 juni 2020 (productie 3), die onder meer inhoudt:
“Bovengenoemde patiënt bezocht op 19-06-2020 de afdeling Spoedeisende Hulp.
Reden van komst
Alcoholintoxicatie
(….)
Overdracht ambulance
Hr. van Poolse afkomst. Verminderd aanspreekbaar aangetroffen door de bewoners van een gebouw op de [a-straat] , lag daar in de urine in een lift. Aldaar niet woonzaam (zou vriend van hem wonen), zelf woonachtig in [plaats] . Glucose 5.5 mmol/L, temp 36.6.
Anamnese
Gisteren flink gedronken, enkel bier. Laatste bier gedronken om 05:00u afgelopen nacht. Enkel bier gedronken en geen andere middelen gebruikt. Kan zich niet meer herinneren wat er gebeurd is. Geen pijn of koorts.
(…)
Conclusie
(…)
1. Ernstige alcohol intoxicatie met ethanol spiegel 5.3. waarvoor opname voor rehydratie en observatie”
( iii) een voorlopige eindevaluatie van behandeling van de kliniek [zorginstelling 3] van 14 september 2023 (productie 4), die onder meer inhoudt:

Veranderingen ten aanzien van de DSM V
Stoornis in alcoholgebruik ernstig (303.90) (Primaire diagnose)
Uiteenvallen van gezin door scheiding of echtscheiding (V61.03)
Dakloosheid (V60.0)
(…)
Nazorgplan en advies
- Volgen van een nazorgtraject bij [zorginstelling 1] ”
( iv) een brief van psycholoog en psychomotorisch therapeut [betrokkene 1] van [zorginstelling 1] van 14 december 2023 (productie 5), die inhoudt:
“Op 18-09-2023 is de klinische behandeling van dhr. [verdachte] gestart bij [zorginstelling 1] , met betrekking tot de huidige verslavingsproblematiek. Dhr. is al voor lange tijd bekend met een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en tabak, op dit moment is dhr. abstinent van alcohol. Dhr. woont op een van onze locaties, samen met andere patiënten.
Dhr. werd aangemeld voor behandeling na een succesvolle detox in [zorginstelling 4] en daarna behandeling in kliniek [zorginstelling 3] . Dhr. zit momenteel in de beginfase van zijn behandeling. We steken binnen de behandeling in op onderliggende problematiek, zoals onderhoudende factoren van het alcohol gebruik om dhr. weer te laten functioneren op verschillende levensgebieden en op die manier kans op terugval te verkleinen. Onderhoudende factoren hierin zijn: werk, financiële en sociale problemen. Op dit moment is dhr. nog niet in staat om te werken en heeft hij op financieel gebied schulden. Dhr. heeft hiervoor hulp vanuit [zorginstelling 1] , bewindvoering en toezicht vanuit de gemeente om hier zicht op en structuur in te krijgen.
In het verleden is er mogelijk sprake geweest van depressieve perioden (onder invloed van alcohol) door werkeloos en dakloos te zijn. Mogelijk was er sprake van suïcidale ideaties tijdens de depressieve periode. Daarnaast heeft dhr ernstige somatische problemen die zij mobiliteit serieus belemmeren, namelijk een trombosebeen. Hij heeft dit eerder niet goed kunnen laten behandelen, zijn alcoholgebruik weerhield hem hiervan. Op dit moment wordt dhr. door een medicus gevolgd om te kijken wat de mogelijkheden zijn omtrent zijn trombosebeen. Hierin is zichtbaar dat dhr. weer met ondersteuning verantwoordelijkheden aan het oppakken is die hij lange tijd niet de nodige aandacht kon geven door de mentale problematiek.
De problematiek van dhr. heeft er namelijk toe geleid dat hij zich niet bewust was van zijn al zijn verantwoordelijkheden. Wat er vervolgens toe heeft geleid dat dhr. niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen in de rechtszaak. Hij was in die periode niet in staat om zich te realiseren wat de gevolgen van dit verzuim zouden zijn. Inmiddels werken we aan het herstel van dhr., dit gaat vooralsnog goed. Dhr. is gemotiveerd en pakt steeds meer verantwoordelijkheden op met de hulp die aangeboden wordt om zich heen.
Met deze brief bevestig ik dat dhr. kampt met verslavingsproblematiek en dit invloed heeft gehad op hoe hij omging met zijn verantwoordelijkheden. Inmiddels is dhr. goed bezig wat betreft met zijn herstel en verantwoordelijkheden oppakken. Zodoende hoop ik u genoeg geïnformeerd te hebben over het toestandsbeeld van dhr. C. Mochten er nog vragen zijn kan er altijd contact met mij worden opgenomen. Deze informatie wordt u verstrekt met medeweten en instemming van betrokkene.”

4.De behandeling ter terechtzitting in hoger beroep

4.1
Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft zich tijdens de terechtzitting in hoger beroep onder meer het volgende voorgedaan:
“De voorzitter deelt mede dat op grond van de stukken uit het dossier is gebleken dat de uitspraak mondeling vonnis op 24 juni 2023 aan de verdachte in persoon is uitgereikt en dat hij eerst op 8 december 2023 hoger beroep heeft ingesteld, waardoor het hoger beroep niet binnen de wettelijk termijn van 14 dagen na bekendwording met de uitspraak is ingesteld.
De raadsman deelt mede:
Mr. [betrokkene 2] heeft in haar appelschriftuur d.d. 19 december 2023 reeds het grootste gedeelte van de reden van deze termijnoverschrijding toegelicht. Waar het op neerkomt is dat het lange tijd niet goed is gegaan met mijn cliënt. Dit is voor hem een warrige periode geweest en daarna kwam het moment dat er puin moest worden geruimd. Zijn toenmalige begeleidster heeft vervolgens gezien dat het vonnis waarvan beroep, was gewezen en heeft vervolgens hierover gebeld. Mijn cliënt stelt dat hij dusdanig warrig was dat hij niet goed door had wat er allemaal gebeurde. Hij was in die periode absoluut niet op de hoogte van zijn administratie. Op 28 november 2023 is er dus gebeld en toen kwam mijn cliënt erachter dat hij een groot probleem had. De door de politierechter opgelegde gevangenisstraf heeft namelijk grote gevolgen voor de behandeling die hij thans ondergaat. Het standpunt van de verdediging is derhalve dat de verdachte niet eerder dan 28 november 2023 echt inhoudelijk in kennis is gesteld van de beslissing van de politierechter, zodat hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld en derhalve ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
De voorzitter deelt mede dat zij in het dossier heeft gelezen dat het langere tijd slecht met de verdachte is gegaan, maar dat hij nu begeleiding heeft en dat het beter lijkt te gaan met hem. Ook deelt zij mede dat zij ziet dat er iemand met hem mee is gekomen naar de zitting en heeft plaatsgenomen in de zittingszaal.
De advocaat-generaal deelt hierop mede:
Er is sprake van een duidelijke overschrijding van de wettelijke termijn om hoger beroep tegen het betreffende vonnis in te stellen. De vraag waar het thans om gaat is of deze overschrijding verschoonbaar is. De verdediging voert aan dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu de verdachte in die tijd in een warrige periode verkeerde en zijn zaken niet op orde had. Dit is echter niet een bijzondere situatie waarover in de jurisprudentie wordt gesproken om een overschrijding van de termijn verschoonbaar te laten zijn. Nu de uitspraak aan de verdachte in persoon is uitgereikt, hij niet binnen 14 dagen hoger beroep heeft ingesteld en niet is gebleken van een bijzondere situatie die deze termijnoverschrijding verschoonbaar doet zijn, vorder ik dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep.
De raadsman deelt hierop nog mede dat in de appelschriftuur reeds is aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de uitreiking van de uitspraak leed aan een psychische stoornis.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:
Het afgelopen jaar was een zware periode voor mij. Het was echt het diepste punt in mijn leven. Omdat het echt niet meer ging, heb ik hulp gezocht en alles aan de kant gezet om mijn leven weer op orde te krijgen. Sindsdien ben ik echt heel ver gekomen.”

5.De beslissing van het hof

5.1
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
“Op 19 oktober 2021 heeft de politierechter bij verstek vonnis gewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.
Blijkens een zich in het dossier bevindende akte van uitreiking van een ‘mededeling uitspraak’ is dit verstekvonnis op 24 juni 2023 aan de verdachte in persoon betekend.
Op grond van het bepaalde in artikel 408, tweede lid, van het Wetboek Van Strafvordering dient het hoger beroep te worden ingesteld binnen 14 dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is, in casu de uitreiking van het verstekvonnis op zaterdag 24 juni 2023 aan de verdachte in persoon. De verdachte had derhalve tot en met maandag 10 juli 2023 2023 om hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen. Namens de verdachte is eerst op 8 december 2023 hoger beroep ingesteld en derhalve na voornoemd wettelijk termijn.
Het hof is van oordeel dat de reden van voornoemde termijnoverschrijding invoelbaar is, doch dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat deze van dusdanige aard is dat het de termijnoverschrijding verschoonbaar doet zijn. Nu ook voor het overige niet is gebleken van omstandigheden die deze termijnoverschrijding verschoonbaar doen zijn, dient de verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.”

6.De bespreking van het middel

6.1
De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit moet gebeuren. Die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door de verdachte, zoals in dit geval, betekent in de regel dat dit hoger beroep niet-ontvankelijk is. [2] Dit gevolg kan daaraan uitsluitend dan niet worden verbonden, als sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een zodanig ernstige beperking in het geestelijk en/of lichamelijk functioneren dat als gevolg daarvan het rechtsmiddel niet tijdig is ingesteld. [3] Als sprake is van een dergelijke bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheid, mag van de verdachte worden verlangd dat hij zo spoedig mogelijk alsnog het rechtsmiddel instelt of doet instellen nadat die omstandigheid zich niet meer voordoet. Het alsnog (doen) instellen van het rechtsmiddel binnen de – in strafprocedures gebruikelijke – termijn van veertien dagen nadat de betreffende omstandigheid zich niet meer voordoet, geldt daarbij in elk geval als zo spoedig mogelijk. [4]
6.2
Als duidelijk en gemotiveerd verweer is gevoerd dat een termijn voor het instellen van een rechtsmiddel verontschuldigbaar is overschreden, bijvoorbeeld wegens de psychische gesteldheid van de verdachte, moet de rechter bij verwerping daarvan uitdrukkelijk de redenen van die beslissing geven. [5] Het hof moet in een dergelijk geval in zijn beslissing doen blijken een onderzoek te hebben ingesteld naar de vraag of en zo ja gedurende welke periode na het vonnis de verdachte in een zodanige psychische gesteldheid verkeerde dat hij niet in staat was te beoordelen of hoger beroep diende te worden ingesteld. [6]
6.3
In het geval van een ernstige beperking in het geestelijk functioneren lijkt niet het vereiste te worden gesteld dat sprake is van een erkende, als zodanig geclassificeerde psychische stoornis. Anderzijds is de enkele aanwezigheid van een dergelijke stoornis op zichzelf niet meteen voldoende om een verontschuldigbare termijnoverschrijding aan te nemen. De beperking in de psychische gesteldheid moet dermate ernstig zijn dat het verzuim om tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend. [7] De beschrijving van de psychische problematiek moet zich dan ook niet beperken tot een globale omschrijving van het ziektebeeld, maar ook aangeven waarom dit ziektebeeld nu juist de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakt. [8]
6.4
In de strafzaak tegen de verdachte heeft de politierechter op 19 september 2021 bij verstek vonnis gewezen. Dit verstekvonnis is op 24 juni 2023 aan de verdachte in persoon betekend. Op 8 december 2023 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Daarmee is de termijn voor het instellen van hoger beroep met vijf maanden overschreden. Door de verdediging is het verweer gevoerd dat deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar is gelet op de psychische gesteldheid van de verdachte. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd. De verdachte worstelde al ten tijde van de strafbare feiten en ook nog ten tijde van de betekening van het vonnis met een ernstige alcoholverslaving, als gevolg waarvan hij werk- en dakloos raakte en niet in staat was voor zichzelf te zorgen, hetgeen uiteindelijk resulteerde in een klinische opname van 26 juli 2023 tot en met 14 september 2023. De ernstige alcoholintoxicatie heeft voorts zijn waarneming en herinneringen vertroebeld. De verdachte kan zich dan ook niet meer helder herinneren van welke strafbare feiten hij verdacht wordt, of hij op dat moment een advocaat gesproken heeft en dat er een zitting bij de politierechter heeft plaatsgevonden. In deze omstandigheden was de verdachte niet in staat om zijn administratie te voeren, om zich op de hoogte te (laten) stellen van het verdere verloop van zijn strafzaak en om te beoordelen of een rechtsmiddel moest worden ingesteld. Na de klinische opname is de verdachte onder behandeling en begeleiding komen te staan bij de zorgorganisatie [zorginstelling 1] , waar hij woont en dagbesteding krijgt en tevens wordt geholpen met het verwerken van zijn poststukken. Op 28 november 2023 heeft de begeleider van de verdachte, [betrokkene 1] , psycholoog en psychotherapeut bij [zorginstelling 1] , telefonisch contact gezocht met het Openbaar Ministerie over het betekende vonnis van de politierechter en is de verdachte pas bekend geworden met dit vonnis. Vervolgens is onmiddellijk contact gezocht met een advocaat en is alsnog binnen veertien dagen hoger beroep ingesteld.
6.5
Ter onderbouwing van dit verweer zijn onder meer medische gegevens verstrekt, waaruit samengevat volgt dat de verdachte:
- is gediagnosticeerd met een ernstige stoornis in alcoholgebruik;
- reeds in 2020 ernstige problemen met alcohol had;
- op 20 april 2023 door de huisarts is doorverwezen naar specialistische detox-zorg van de GGZ in verband met zijn alcoholverslaving;
- op 13 juli 2023 is opgenomen in de detox-kliniek [zorginstelling 4] ;
- van 26 juli 2023 tot en met 14 september 2023 opgenomen is geweest in de verslavingskliniek [zorginstelling 3] ;
- op 18 september 2023 is gestart met een nazorgtraject bij [zorginstelling 1] , waar hij woont en begeleiding krijgt.
6.6
Tevens is bijgevoegd een brief van [betrokkene 1] van 14 december 2023, waarin zij schrijft dat:
- de verdachte al lange tijd bekend is met een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en tabak;
- de verdachte in de beginfase van zijn behandeling zit en nog niet in staat is om te werken en schulden heeft;
- de verdachte in het verleden mogelijk ook (onder invloed van alcohol) last heeft gehad van depressieve perioden;
- de problematiek van de verdachte ertoe heeft geleid dat hij zich niet bewust was van zijn verantwoordelijkheden, waaronder met betrekking tot deze strafzaak en dat hij in die periode niet in staat was om zich te realiseren wat de gevolgen van dit verzuim zouden zijn.
6.7
Het hof heeft het gevoerde verweer verworpen en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Daartoe heeft het hof overwogen dat de reden van de termijnoverschrijding invoelbaar is, maar dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat deze van dusdanige aard is dat het de termijnoverschrijding verschoonbaar doet zijn.
6.8
In de toelichting op het middel worden twee mogelijke lezingen van voormeld oordeel van het hof onderscheiden, namelijk dat (i) het hof niet aannemelijk acht dat sprake is (geweest) van een ‘abnormale psychische gesteldheid’, en dat (ii) het hof weliswaar meent dat sprake is (geweest) van een ‘abnormale psychische gesteldheid’, maar niet aannemelijk acht dat deze zodanig ernstig was dat het verzuim om tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend. In beide gevallen getuigt het oordeel van het hof van een onjuiste rechtsopvatting, althans is dat oordeel, zonder nadere motivering die ontbreekt, niet begrijpelijk, zo luidt het middel.
6.9
Met de steller van het middel ga ik ervan uit dat de overwegingen van het hof op de onder (ii) bedoelde manier moeten worden uitgelegd. Uitgaande van die lezing, voert het middel aan dat het hof, naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde verweer, een onderzoek had moeten instellen naar de verontschuldigbaarheid van de termijnoverschrijding alvorens een beslissing te nemen omtrent de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep. Volgens de steller van het middel heeft het hof met voormelde overwegingen er geen blijk van gegeven zelf onderzoek te hebben ingesteld naar de vraag of de abnormale psychische gesteldheid van de verdachte zodanig ernstig was dat de termijnoverschrijding niet aan de verdachte kan worden toegerekend, waardoor het hof de mogelijkheid heeft opengelaten dat het verzuim om tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
6.1
Daarover klaagt het middel mijns inziens terecht. De verdediging heeft (kort gezegd) het verweer gevoerd dat de verdachte op het moment van de betekening van het verstekvonnis wegens zijn ernstige alcoholverslaving geheugenproblemen ervoer en mede gezien de daarmee samenhangende werk- en dakloosheid niet in staat was zijn verantwoordelijkheden te overzien, laat staan zelf zijn administratie te voeren, en niet in staat was te beoordelen of hoger beroep diende te worden ingesteld en zich te realiseren wat de gevolgen van het verzuim om niet tijdig hoger beroep in te stellen zouden zijn. [9] Pas op 28 november 2023 is de verdachte echt inhoudelijk in kennis is gesteld van de beslissing van de politierechter en heeft hij vervolgens hoger beroep ingesteld, aldus de raadsman. Door slechts te overwegen dat niet aannemelijk is geworden dat de reden van de termijnoverschrijding van dusdanige aard is dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, heeft het hof de juistheid van hetgeen door de verdediging is aangevoerd en met objectieve stukken – waaronder een verklaring van de psycholoog van de verdachte – is onderbouwd [10] in het midden gelaten. [11] Voor zover het oordeel van het hof zo moet worden begrepen dat niet is gebleken dat de verdachte in een zodanige psychische gesteldheid verkeerde dat hij niet in staat was te beoordelen of hoger beroep diende te worden ingesteld, is dat oordeel, mede bezien in het licht van het gevoerde verweer, ontoereikend gemotiveerd. Het hof heeft immers niet inzichtelijk gemaakt op welke gronden dit oordeel steunt en heeft aldus niet doen blijken enig onderzoek te hebben ingesteld naar de vraag of en zo ja gedurende welke periode na de betekening van het verstekvonnis de verdachte in een zodanige psychische gesteldheid verkeerde dat hij niet in staat was te beoordelen of hoger beroep diende te worden ingesteld. [12] Daarmee is de mogelijkheid open gebleven dat omstandigheden meebrengen dat het verzuim om het hoger beroep tijdig in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
6.11
Voor het geval de overwegingen van het hof toch in die zin moeten worden uitgelegd dat het hof niet aannemelijk acht dat sprake is (geweest) van een ‘abnormale psychische gesteldheid’ (hiervoor onder (i)) mag duidelijk zijn dat het oordeel van het hof gelet op het voorgaande en in het bijzonder hetgeen ik hiervoor onder 6.4 heb vermeld niet zonder meer begrijpelijk is.

7.Slotsom

7.1
Het middel slaagt.
7.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.Parketnr. 20-003336-23.
2.Zie over de noodzaak om dergelijke ‘scherpe en vaste grenzen te trekken’: HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:231,
3.O.a. HR 14 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1523, HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:189, HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1082,
4.HR 14 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1523.
5.Zie o.a. HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:390, waarin de Hoge Raad verwijst naar de conclusie van (destijds plv.) A-G Van Wees van 11 februari 2025, ECLI:NL:PHR:2025:172, randnrs. 2.2 tot en met 2.9, HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2397 en HR 22 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR3700.
6.HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1345, HR 15 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2429,
7.Zie de conclusie van A-G Knigge van 4 juni 2019, ECLI:NL:PHR:2019:586, randnrs. 4.9-4.11 en de daar genoemde rechtspraak, alsook de conclusie van A-G Bleichrodt van 19 mei 2020, ECLI:NL:PHR:2020:485, randnr. 19 en de conclusie van A-G Keulen van 21 november 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1234, randnr. 12.
8.Zie de conclusie van A-G Machielse van 25 september 2018, ECLI:NL:PHR:2018:1008, randnr. 3.2.
9.Ik merk ten overvloede op dat niet is gebleken dat de verdachte in eerste aanleg werd bijgestaan door een advocaat (vgl. de conclusie van A-G Bleichrodt van 19 mei 2020, ECLI:NL:PHR:2020:485, randnr. 19).
10.Reeds hierom onderscheidt deze zaak zich van het geval in HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:189, waarin de verdachte had gesteld dat ze zich “in een moeilijke periode” bevond, waardoor zij niet “de innerlijke rust” had om de inhoud van het verstekvonnis tot zich te laten doordringen, maar verdere objectieve informatie van bijvoorbeeld een psycholoog of psychiater ontbrak.
11.Vgl. o.a. HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1082,
12.Vgl. o.a. HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1345. Vervolgens moet worden beoordeeld of de verdachte, nadat de bedoelde verhindering is opgeheven, alsnog zo spoedig mogelijk hoger beroep heeft ingesteld (zie ook recent HR 14 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1523).