Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
Ik geef de Hoge Raad in overweging de zaak zelf af te doen door – na vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre – het beroep tegen de crisismaatregel gegrond te verklaren.
Ten aanzien van het onbevoegd afgeven van de crisismaatregel door de burgemeester
3.Bespreking van het cassatiemiddel
onderdeel Iin de kern geklaagd dat de rechtbank de burgemeester van Haarlem ten onrechte bevoegd heeft geacht en het beroep op die grond ongegrond heeft verklaard, dan wel dat dit oordeel onbegrijpelijk is. In
onderdeel IIwordt geklaagd dat de rechtbank ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat voor de burgemeester geen beslistermijn geldt bij het nemen van een crisismaatregel en dat de rechtbank daarom ten onrechte heeft geoordeeld dat de crisismaatregel niet onrechtmatig was, dan wel dat dit oordeel onbegrijpelijk is.
Nu ten aanzien van X het in art. 35b bedoelde ernstige vermoeden dat hij een onmiddellijk dreigend gevaar voor anderen of voor de openbare orde opleverde, reeds was ontstaan toen hij zich nog te Vlaardingen bevond, was de burgemeester van Vlaardingen bevoegd de beschikking tot inbewaringstelling te geven.”
alternatieve relatieve bevoegdheidwaarbij zowel de burgemeester van Vlaardingen als die van Delft bevoegd zou zijn, werd door in de literatuur niet uitgesloten. De Boer schreef over deze uitspraak van de Hoge Raad: [29]
beideburgemeesters bevoegd zijn (…).”
nemenvan de crisismaatregel beschouwd.
ander momentals peilmoment gehanteerd wordt. In een uitspraak van 29 januari 2020 achtte de rechtbank Rotterdam voor de relatieve bevoegdheid van de burgemeester bepalend daar waar betrokkene met psychotische klachten was opgenomen en waar hij ook zijn woonplaats had, te weten Rotterdam. [35] “Het overbrengen van betrokkene naar Capelle aan den IJssel was een onderdeel van de bevoegdheid van de burgemeester van Rotterdam”, aldus de rechtbank. Daarom was de burgemeester van Rotterdam naar het oordeel van de rechtbank bevoegd de crisismaatregel te nemen, hoewel de betrokkene op dat moment van het nemen van de crisismaatregel inmiddels in Capelle aan den IJssel verbleef.
voortzettingvan de crisismaatregel voorligt en niet die van de crisismaatregel zelf. De Raad overweegt:
nadatde onafhankelijke psychiater de patiënt heeft onderzocht doch voordat de crisismaatregel is genomen, zou wellicht iets te zeggen zijn voor het (mede) bevoegd verklaren van de burgemeester in wiens gemeente het medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, of voor het bevoegd verklaren van de burgemeesters van
beidegemeenten, zoals De Boer opperde (…). Dat gaat alleen dan goed, indien beide burgemeesters tot dezelfde uitkomst komen of indien de burgemeester van de ene gemeente de beslissing uitdrukkelijk overlaat aan de burgemeester van de andere gemeente. Hoe dan ook is voorafgaand overleg tussen beide burgemeesters nodig. Dat overleg vergt tijd, die er in een crisissituatie dikwijls onvoldoende is. Bovendien is in de wet niet geregeld wiens oordeel de doorslag geeft indien de twee burgemeesters onderling van mening verschillen over de vraag of een crisismaatregel nodig is en, zo ja, welke verplichte zorg daarin moet worden opgenomen. Daarom is het volgens mij voor de praktijk gemakkelijker om gewoon de tekst van art. 7:1 lid 1 Wvggz te volgen.”
uitsluitendde burgemeester van de gemeente waar de betrokkene zich bevindt op het moment van het nemen van de crisismaatregel. Ik ben er dus geen voorstander van om in geval van overplaatsing uitzonderingen te maken op deze regel, bijvoorbeeld door een ander peilmoment mogelijk te maken of door de mogelijkheid van een alternatieve bevoegdheid. Dergelijke uitzonderingen vereisen maatwerk die de rechtszekerheid niet ten goede komt en dat is onwenselijk.
uitsluitendde burgemeester van Amsterdam bevoegd, omdat betrokkene inmiddels in die gemeente verbleef ten tijde van het nemen van de crisismaatregel. Het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester van Haarlem bevoegd was om de crisismaatregel te nemen, is dus rechtens onjuist.
onrechtmatigheidvan de crisismaatregel wijs ik er nog op dat de Hoge Raad in twee beschikkingen van 20 november 2020 heeft geoordeeld dat het nalaten door de burgemeester om tijdig te zorgen voor toevoeging van een advocaat en om onverwijld een afschrift van de beslissing tot het nemen van een crisismaatregel en de medische verklaring toe te zenden aan de officier van justitie, de rechtmatigheid van de crisismaatregel zelf niet aantast. [49] Door het niet-naleven kan immers geen sprake zijn van een beoordelingsfout bij de vaststelling of ten aanzien van de betrokkene is voldaan aan de vereisten voor het kunnen nemen van een crisismaatregel (art. 7:1 lid 1 Wvggz), aldus de Hoge Raad.
onderdeel II. Dit onderdeel faalt. Gelet op bovenstaande gaat het onderdeel immers uit van een onjuiste rechtsopvatting. In dit licht is het oordeel van de rechtbank ook niet onvoldoende gemotiveerd of op een andere manier onbegrijpelijk. De rechtbank hoefde immers niet te toetsen of de burgemeester had beslist binnen een bepaalde termijn of, minder concreet, met een bepaalde mate van snelheid. De argumenten waarom de burgemeester volgens betrokkene in dit geval nodeloos te laat was, hoefden in dit verband dus niet, nader gemotiveerd, beoordeeld te worden door de rechtbank. Ook het partijdebat maakte dit niet noodzakelijk, nu namens betrokkene slechts is aangevoerd dat de burgemeester niet tijdig heeft beslist maar niet dat dit ook consequenties heeft voor de beoordeling van de burgemeester van de vraag of is voldaan aan de vereisten voor het nemen van een crisismaatregel, bijvoorbeeld omdat de ernst van de situatie inmiddels was afgezwakt.