ECLI:NL:PHR:2025:231

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
23/00849
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het voorleesgebod en inzendtermijn in cassatie met betrekking tot openlijk geweld

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1994, veroordeeld door het gerechtshof Den Haag tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van honderdtwintig uur wegens openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, die twee middelen van cassatie hebben voorgesteld. Het eerste middel betreft de klacht dat het voorleesgebod, zoals bedoeld in artikel 301 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), is geschonden. Het tweede middel betreft de klacht over de overschrijding van de inzendtermijn in de cassatiefase. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde straf. De zaak betreft dus zowel procedurele als materiële aspecten van het strafrecht, met een focus op de naleving van wettelijke voorschriften en de rechten van de verdachte.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/00849

Zitting18 februari 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte

Het cassatieberoep

1. De verdachte is bij arrest van 14 februari 2023 door het gerechtshof Den Haag wegens
“openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen”veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van honderdtwintig uur, subsidiair zestig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.

De middelen

3. Het eerste middel bevat de klacht dat het voorleesgebod (als bedoeld in artikel 301 Sv) is geschonden. Het tweede middel klaagt over de overschrijding van de inzendtermijn in de cassatiefase.

De bewezenverklaring

4. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
"hij op 19 november 2021, te [plaats] openlijk, te weten [a-straat] en/of [b-straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en goederen, te weten een ME-bus en/of een politievoertuigen/of de verbalisanten van de Politie Eenheid Rotterdam die in voornoemde voertuigen zaten, door meermalen,
- met een stoeptegel en/of een steen, op/tegen/in de richting van voornoemde ME-bus en/of politievoertuigen/of voornoemde inzittenden van deze voertuigen te gooien en
- met een tafelpoot in de richting van voornoemd politievoertuig te gooien."
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachteter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 21 februari 2022 - zakelijk weergegeven -:
Ik was een lange tijd aanwezig die avond (het hof begrijpt 19 november 2021) op [a-straat] . Ik heb de rellen zien gebeuren.
2. De verklaring van de verdachteter terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2023 - zakelijk weergegeven -:
Ik ken [medeverdachte 1] .
(…)
Het klopt dat mijn voornaam [verdachte] is. Ze noemen mij ook ‘ [bijnaam verdachte] ’, zo heet mijn profiel op facebook ook.
(...)
Ik weet wie [medeverdachte 2] is.
3. Proces-verbaal van bevindingend.d. 21 december 2021 van de politie eenheid Rotterdam met nr. 307. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 23 - 31):
Als relaas van de opsporingsambtenaar:
De verdachte in dit proces wordt beschreven als KGRDAM117. Hij is op meerdere momenten samen met de reeds eerder beschreven KGRDAM83. Zij lijken dan ook bij elkaar te horen.
Omschrijving screenshot 1-2
Op 19 november 2021 tilt KGRDAM117 met beide handen een stoeptegel van de grond en gooit deze kapot op de straat. De tegel breekt in stukken.
Omschrijving screenshot 3-7
Na het oprapen van de stenen loopt KGRDAM117 weg, hij is dan samen met KGRDAM83 die ook een steen pakt en meeneemt.
Omschrijving screenshot 8-9
Om 20:38 draagt KGRDAM117 een terrastafel mee en loopt hij richting de geparkeerde politievoertuigen in de [b-straat] .
Omschrijving screenshot 10-11
KGRDAM117 gooit de tafelpoot tegen de motorkap/ruit van het politievoertuig.
Omschrijving screenshot 12-13
Na het gooien van de tafelpoot loopt KGRDAM117 weg van het politievoertuig naar [a-straat] . Hierbij komt hij weer samen met KGRDAM83.
Omschrijving screenshot 15
Verdachte KGRDAM117 loopt om 21.47 uur wederom samen met KGRDAM83 op [a-straat] voor de [A] .
4. Aanvullend proces-verbaal van bevindingend.d. 2 maart 2022 van de politie eenheid Rotterdam met nr. 656. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 10 -18):
Als relaas van de opsporingsambtenaar:
De verdachte in dit proces wordt beschreven als KGRDAM117. Op onderstaande beelden is te zien dat op 19 november 2021 KGRDAM117 tweemaal op beeld een steen gooit richting een politievoertuig op [a-straat] te [plaats] . Om 21.46.34 uur komen er over [a-straat] meerdere politievoertuig aanrijden waaronder een politievoertuig met een waterkanon. Vervolgens gooit hij tweemaal een steen richting de politievoertuigen. KGRDAM117 is dan samen met KGRDAM83 (later geïdentificeerd als [medeverdachte 1] ) en KGRDAM133 (later geïdentificeerd als [medeverdachte 2] ).
5. Proces verbaal van bevindingend.d. 24 november 20.21 van de politie eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2021361626-40. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 1-4):
Als relaas van de opsporingsambtenaar:
Ik zag dat twee voertuigen van de Mobiele Eenheid bij het vuur probeerden te komen echter dat zij hier geen stand konden houden. Ik zag dat deze voertuigen weg reden bij het vuur en onze kant uit gereden kwamen. Ik zag dat honderden mensen achter deze busjes aanrenden. Ik zag dat zij van alles naar deze politiebussen gooiden waaronder fietsen en borden en zag dat zij tegen de voertuigen aan trapten.
6. Proces-verbaal van bevindingend.d. 9 februari 2022 van de politie eenheid Rotterdam met nr. 2021361626-1240. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 43 - 45):
Als relaas van de opsporingsambtenaar:
De verdachte in dit proces wordt beschreven als KGRDAM117.
KGRDAM117 was gekleed in een zwart/wit/grijs trainingspak van het merk Banlieue, daarover een Canadian Goose jas met capuchon, schoudertas met band schuin over de borst gedragen, zwart mondkapje en opvallende ring rond de middelvinger van zijn rechterhand.
7. Proces-verbaal van bevindingend.d. 9 februari 2022 van de politie eenheid Rotterdam met nr. 2021361626-1247. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 47 - 50):
Als relaas van de opsporingsambtenaar:
Uit de bekeken camerabeelden is gebleken dat KGRDAM83 tijdens de rellen in [plaats] samen is met KGRDAM117. Uit eerder onderzoek is gebleken dat KGRDAM83 [medeverdachte 1] betreft. [medeverdachte 1] is in het recente verleden gecontroleerd met [verdachte] geboren op [geboortedatum] -1994 te [geboorteplaats] .
Uit de belgegevens van [medeverdachte 1] blijkt dat [verdachte] kort voor en na de rellen in [plaats] telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] met het [telefoonnummer] .
Bij onderzoek in de politiesystemen bleek dat [verdachte] gebruik maakt van het Instagram account " [accountnaam] " Tevens bleek dat hij gebruik maakt van de naam/bijnaam " [bijnaam verdachte] ".
Op de foto van het Instagram account van " [accountnaam] " is te zien dat [verdachte] een opvallende ring draagt aan de middelvinger van zijn rechterhand. Deze ring en de draagwijze vertonen sterke gelijkenis met de ring en draagwijze van KGRDAM117. Verder draagt [verdachte] op de profielfoto een nektas met band schuin over de borst. De uiterlijke kenmerken van de schouderband en de daarop zichtbare gesp komen sterk overeen met de tas die gedragen wordt door KGRDAM117.
8. Proces-verbaal van verhoor medeverdachted.d. 14 februari 2022 van de politie eenheid Rotterdam met nr. 579. Dit proces-verbaal, met bijlagen, houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 77 - 87):
Als de op 14 februari 2022 afgelegde verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik heb deelgenomen aan de rellen. Ik heb gescholden, en met stenen gegooid. Ik was daar met twee vrienden. De persoon die met mij op het filmpje staat is [medeverdachte 2] .
U laat mij een foto zien van KGRDAM117, daarop is een vriend, van mij te zien. Zijn naam is [verdachte] . Ik heb hem op [a-straat] gezien.
9. Aanvullend proces-verbaal van bevindingend.d. 1 maart 2022 van de politie eenheid Rotterdam met nr. 648. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 3 – 9):
Als relaas van de opsporingsambtenaar:
Nadat [medeverdachte 2] was aangehouden werd bij hem tijdens de insluitingsfouillering een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen en inbeslaggenomen. Door de Officier van Justitie werd toestemming verleend om de inhoud van de telefoon te doorzoeken.
In diverse whatsapp gespreken wordt gesproken over ‘ [bijnaam verdachte] ’, een bijnaam van [verdachte] :
Op 8 februari 2022 stuurt [medeverdachte 2] naar een onbekende gebruiker met het [telefoonnummer] dat hij wordt gezocht door de popos. Dit komt door die rellen. De tegenpartij stuurt dat hij zo weer terug is als ze hem pakken. [medeverdachte 2] reageert dat mensen 3 jaar hebben gekregen. De tegenpartij stuurt: bekende?’ [medeverdachte 2] stuurt nee. De tegenpartij stuurt: 'dus [bijnaam verdachte] , [betrokkene 1] moeten ook uitkijken dan?' [medeverdachte 2] reageert; "bekende zijn nog free. [bijnaam verdachte] moet zeker uitkijken. [betrokkene 1] staat er niet echt op. Andere mattie [betrokkene 2] wel."
Hierna stuurt [medeverdachte 2] dat vandaag weer opsporing verzocht is maar dat hij eraf is gehaald omdat hij al bekend is. Hierna vraagt de tegenpartij: 'Was je op opsporing?' Waarop [medeverdachte 2] antwoordt: " [plaats] .”
De tegenpartij zegt dat hij niet heeft gekeken. Ook stuurt hij dat [bijnaam verdachte] niet, zo snel herkend zal worden, maar als ze hem pakken dan gaat hij branden.”
6. Het hof heeft de bewezenverklaring als volgt nader gemotiveerd (p. 3-4):
“Verdachte heeft stellig ontkend de persoon te zijn die volgens de politie degene is die op de beelden is vastgelegd als zijnde degene die de in de tenlastelegging genoemde feiten heeft gepleegd. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof neemt op basis van het dossier met de verdediging en de advocaat-generaal aan dat de persoon die zichtbaar is op de beelden van de rellen op [a-straat] op pagina 87 van het proces-verbaal van politie, en die door de politie het unieke nummer KGRDAM 117 heeft gekregen, degene is die de in de tenlastelegging genoemde feiten heeft gepleegd. De vraag of het de verdachte is die op de beelden op pagina 87 is afgebeeld en wordt aangemerkt als KGRDAM 117, beantwoordt het hof bevestigend.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 21 februari 2022 verklaard [1] tijdens de rellen op [a-straat] en het gebied daaromheen te zijn geweest, waar de rellen daadwerkelijk plaatsvonden, en daar ook zijn vriend [medeverdachte 1] te hebben gezien. De verdachte heeft in hoger beroep desgevraagd voorts verklaard dat zijn voornaam “ [verdachte] ” is, dat zijn profiel op Facebook " [bijnaam verdachte] " is genaamd en dat hij een persoon genaamd [medeverdachte 2] kent.
[medeverdachte 1] heeft tegenover de politie een bekennende verklaring afgelegd over zijn eigen deelname aan [a-straat] -rellen (het hof begrijpt: KGRDAM08 3) en daar voorts verklaard (p. 84) dat hij daar met [medeverdachte 2] was, de persoon die staat afgebeeld als KGRDAM133, en dat de persoon aangeduid als KGRDAM117 op pagina 87 van het proces-verbaal van politie een vriend van hem is, genaamd “ [verdachte] ”, een bekende van de politie.
[medeverdachte 2] (het hof begrijpt: KGRDAM133) heeft zich blijkens het aanvullend-proces-verbaal van politie ten tijde van de rellen opgehouden met KGRDAM083 ( [medeverdachte 1] ) en KGRDAM117. Bij de insluitingsfouillering van [medeverdachte 2] is zijn telefoon aangetroffen en nader onderzocht. Er zijn in zijn telefoon diverse WhatsApp-gesprekken gevonden waarin gesproken wordt over de rellen. In deze gesprekken appt [medeverdachte 2] met een onbekend gebleven persoon over het feit dat hij, [medeverdachte 2] , te zien is geweest op TV [plaats] en dat hij gezocht wordt door de politie in verband met de rellen, waarna de onbekend gebleven persoon appt: "dus [bijnaam verdachte] , [betrokkene 1] moeten ook uitkijken dan?". [medeverdachte 2] reageert daarop dat [betrokkene 1] er niet echt op staat. " [bijnaam verdachte] moet zeker uitkijken". Voorts appt hij dat [bijnaam verdachte] niet zo snel herkend zal worden, maar als ze hem pakken, dat hij dan zal gaan "branden". Op 21 februari 2022 appt [medeverdachte 2] naar de andere persoon dat [bijnaam verdachte] die dag is vrijgesproken. Op 8 februari 2022 appt [medeverdachte 2] dat [bijnaam verdachte] nog vrij is maar dat hij zeker moet oppassen.
Verdachte is aangehouden op 17 februari 2022. Op 21 februari 2022 is verdachte vrijgesproken door de politierechter.
Het hof houdt het er op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen op dat het niet anders kan dan dat de persoon aangeduid op de beelden op p. 87 van het proces-verbaal van politie, als KGRDAM177, de verdachte is. De enkele omstandigheid dat [medeverdachte 1] hem aanduidt als “ [verdachte] " in plaats van als " [verdachte] ”, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Ook de enkele omstandigheid dat de kwaliteit van de beelden niet goed is waarmee de personen die daarop zijn afgebeeld slecht zichtbaar zijn, maakt dit naar ‘s hofs oordeel niet anders. Immers, [medeverdachte 1] verklaart mede uit eigen wetenschap en ervaring over de hem bekende personen die – tezamen met hem – zichtbaar zijn op de beelden van de rellen, waaronder dus de verdachte.”
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 31 januari 2023 houdt, voor zover thans relevant, in:
“De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
(…)
- de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door het hof te nemen beslissing.” [2]
8. Voorts houdt het proces-verbaal d.d. 31 januari 2023 onder meer in:
“De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende:
Ik ken [medeverdachte 1] .
Het klopt niet dat ik ten tijde van het tenlastegelegde samen met [medeverdachte 1] was.
De naam ' [naam] ' zegt mij niets. Ik ken geen ‘ [naam] '. Ik word af en toe ' [bijnaam verdachte] ' genoemd. Ik had een profiel op Facebook genaamd ' [bijnaam verdachte] '. Ik ben wel [bijnaam verdachte] , maar ik ben niet [naam] . Het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] is niet van mij geweest. U vraagt mij welk telefoonnummer ik had destijds. Hetzelfde nummer als nu: [telefoonnummer] . Lang geleden heb ik wel eens met [medeverdachte 1] geappt. Ik ken hem via via. Ik had geen regelmatig contact met hem. Dat had ik evenmin met [medeverdachte 2] . Ik weet wie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn, het zijn niet mijn vrienden. Ik was die bewuste avond niet met hen. Ik heb mij niet schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
(…)
U houdt mij voor dat ik op de zitting in eerste aanleg heb verklaard dat ik op de bewuste avond
aanwezig was op [a-straat] in [plaats] . U vraagt mij of ik [medeverdachte 1] daar toen heb gezien. Ik heb veel meer mensen gezien. U vraagt mij nogmaals of ik [medeverdachte 1] daar toen heb gezien. Wat [medeverdachte 1] over mij heeft verklaard klopt niet. Hij liegt. Ik herken mijzelf niet op de beelden. Ik ben niet de persoon op de beelden. Iedereen was in het zwart gekleed. U houdt mij de inhoud voor van de in de telefoon van [medeverdachte 2] aangetroffen WhatsApp-gesprekken. Ik ben niet de enige persoon met de bijnaam [bijnaam verdachte] . Ik herken mijzelf niet op de beelden. Ik heb die kleding ook niet gehad.
Ik was desgevraagd wel op [a-straat] (…).
De raadsman voert het woord tot verdediging:
[medeverdachte 1] heeft geen bewegende beelden gezien; hem zijn slechts screenshots van de beelden getoond. [medeverdachte 1] duidt de persoon op de beelden aan als. ‘ [verdachte] ’ in plaats van de naam van mijn cliënt ' [verdachte] '. De foto die aan [medeverdachte 1] is getoond is te vaag om iemand op te
kunnen herkennen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat cliënt de persoon aangeduid als KGRDAM177 is. Daarom verzoek ik uw hof cliënt vrij te spreken. (…).”

Een nadere omschrijving van het eerste middel

9. Het middel strekt ten betoge dat het hof de bewezenverklaring heeft gebaseerd op bewijsmiddelen die niet overeenkomstig artikel 301 Sv ter terechtzitting zijn voorgelezen en waarvan evenmin de korte inhoud is medegedeeld. Uit de toelichting op het middel blijkt dat de stellers ervan in het bijzonder doelen op de voor het bewijs gebezigde aanvullende processen-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart en 2 maart 2022 (opgenomen onder bewijsmiddel 4 en 9, onder randnummer 5), die zijn opgemaakt ná het wijzen van het vonnis.
10. Blijkens de cassatieschriftuur is het belang van het middel erin gelegen dat bewijsmiddel 4 het enige bewijsmiddel is waarin op grond van bewegende beelden is geverbaliseerd dat – zoals door het hof bewezen is verklaard – de verdachte stenen heeft gegooid. Nu de raadsman over deze bewegende beelden geen opmerkingen heeft gemaakt, of daartegen verweer heeft gevoerd, en de verdachte ter terechtzitting slechts is geconfronteerd met Whatsappgesprekken uit de telefoon van [medeverdachte 2] , rijst volgens de stellers van het middel het ernstige vermoeden dat het hof het bepaalde in artikel 301 lid 4 Sv niet heeft nageleefd.

De bespreking van het middel

11. In artikel 301 lid 4 Sv, dat overeenkomstig artikel 415 lid 1 Sv ook van toepassing is in hoger beroep, is bepaald dat ten bezware van de verdachte geen acht wordt geslagen op informatie waarvan hij geen kennis heeft kunnen nemen. [3] Niet naleving van artikel 301 lid 4 Sv leidt in beginsel tot cassatie. [4] Cassatie is onnodig als de verdachte door het verzuim niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad, zoals ingeval hij bekend was met de inhoud van hem bezwarende stukken. [5]
12. Naar het mij voorkomt ligt in de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 31 januari 2023, de hiervoor onder randnummer 7 aangehaalde zinsnede in het bijzonder, voldoende besloten dat het hof ter terechtzitting álle (overige) stukken, en dus óók de aanvullende processen-verbaal als genoemd in bewijsmiddel 4 en 9, heeft voorgehouden en daarvan de korte inhoud heeft medegedeeld. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat het voorleesgebod van artikel 301 Sv is geschonden. In zoverre faalt het middel.
13. Hetzelfde lot deelt de klacht dat artikel 301 lid 4 Sv (ook) is geschonden doordat de verdachte op de zitting door het hof is gevraagd of hij
“ [naam] ”is, terwijl uit het verhandelde ter terechtzitting of de bewijsmiddelen niet blijkt waaraan de voorzitter dit vermoeden heeft ontleend. Overigens is m.i. voldoende duidelijk aan welk stuk het hof deze redengevende omstandigheid heeft ontleend (namelijk het aanvullende proces-verbaal d.d. 1 maart 2022, p. 5, zoals genoemd in bewijsmiddel 9).
14. Het eerste middel is tevergeefs voorgesteld.

Het tweede middel

15. Het tweede middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
16. Namens de betrokkene is op 23 februari 2023 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 14 maart 2024 bij de Hoge Raad binnengekomen, derhalve bijna dertien maanden na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt met zich dat de inzendtermijn van acht maanden is overschreden. Het middel klaagt daarover terecht.
17. Ambtshalve wijs ik erop dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, waarmee de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM wordt overschreden. Behoudens in geval van een buitengewoon voortvarende afdoening van deze zaak, zal dit tot vermindering van de door het hof opgelegde straf moeten leiden. [6]

Slotsom

18. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het tweede middel slaagt.
19. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Voetnoot D.A. Ik heb de verbetering die het hof in (het slot van) de aanvulling op het verkorte arrest op de nadere bewijsmotivering heeft aangebracht, zelf doorgevoerd.
2.Overigens zij opgemerkt dat de door de stellers van het middel bedoelde aanvullende processen-verbaal zich bevinden bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken.
3.Vgl. HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4605,
4.Vgl. bijv. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522,
5.Vgl. de conclusies van Vegter vóór 28 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1329 (art. 81 lid 1 RO); Frielink vóór 21 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:272 (art. 81 lid 1 RO); Hofstee vóór HR 9 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:961 (art. 81 lid 1 RO), en Keulen vóór HR 14 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:76 (art. 81 lid 1 RO).
6.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,