Conclusie
Nummer23/02065 J
Inleiding
Het eerste middel
het hof begrijpt: [slachtoffer] , de hiervoor onder 2. bedoelde politieagent die op de motor zat) betrokken bij een aanrijding op de rotonde van [a-straat] - [c-straat] welke is gelegen binnen de bebouwde kom van [plaats] . Na de aanrijding had [slachtoffer] een zodanige pijn aan zijn pols dat hij niet in staat was om die pols in een hoek van 90 graden te plaatsen op een horizontaal vlak. [slachtoffer] had ook last van zijn knie. Hierdoor was [slachtoffer] niet meer inzetbaar voor zijn normale werkzaamheden in uniform op straat. [slachtoffer] heeft tot op heden, 15 november 2017, last van de pols en knie.
het hof begrijpt: 2017) lukte het mij niet meer om mijn politietaak uit te oefenen. Ik ben ik tot eind januari 2018 volledig ziek geweest. Op 22 augustus 2018 ben ik weer volledig gaan werken.
ernstigis gewond” (cursivering toegevoegd, MvW).
DD88.218. Daarin had een ongeval plaatsgevonden waarbij het slachtoffer ’s nachts een kwartier lang op het wegdek bleef liggen, onder zodanige omstandigheden dat een automobilist over hem heen reed. De Hoge Raad oordeelde dat het hof het bewezenverklaarde in hulpeloze toestand achterlaten uit de bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden. De omstandigheid dat het letsel kennelijk zodanig was dat het slachtoffer ten gevolge daarvan midden in de nacht op het wegdek was blijven liggen en (nog) niet was voorzien van hulp, was toereikend voor de bewezenverklaring van de hulpeloze toestand.
Het tweede middel
Schadevergoedingsmaatregel
BESLISSING
“ARTIKEL II
de maatregel van onttrekking aan het verkeer(36a Sr),
de ontnemingsmaatregel(36e Sr)
en de schadevergoedingsmaatregel(artikel 36f) kunnen worden opgelegd. Dit volgt reeds uit artikel 77h, vierde lid, Sr, maar de huidige redactie van artikel 77a Sr is hiermee niet in lijn. Met de wijziging in artikel 36f Sr wordt verduidelijkt dat niet de regeling voor vervangende jeugddetentie, maar die van gijzeling toepasselijk is (onderdeel B). Dit is nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij artikel XLIII, onderdeel BB, bij de bespreking van het advies van de Rvdr terzake.
konbepalen dat vervangende jeugddetentie zou worden toegepast in het geval een schadevergoedingsmaatregel niet werd voldaan. Het was derhalve een bevoegdheid van de rechter en geen verplichting. In de nieuwe regeling dient de rechter wanneer hij de schadevergoedingsmaatregel oplegt, altijd het aantal dagen gijzeling te bepalen. Dit verschil lijkt mij echter van ondergeschikte betekenis omdat het de rechter vrijstaat en het zoals hierboven uiteen is gezet ook de richtlijn ten aanzien van jeugdige verdachten is, om de gijzeling op een lager aantal dagen te bepalen.