2.5Het proces-verbaal van de terechtzitting op 12 juli 2023 luidt, voor zover hier relevant:
“De voorzitter deelt mede:
Ter terechtzitting van 2 november 2022 zijn de onderzoekswensen van de verdachte besproken en de beslissing daarop is op de terechtzitting van 16 november 2022 medegedeeld. Het horen van advocaat mr. [betrokkene 1] en accountant [betrokkene 3] als getuigen is toegewezen en zij zijn inmiddels ook door de raadsheer-commissaris gehoord. De processen-verbaal van die verhoren zijn in het dossier gevoegd. Het hof heeft sindsdien nog veel correspondentie van de verdachte ontvangen, onder andere een brief met daarin een handhaving van het verzoek tot het horen van [aangever] als getuige.
De verdachte verklaart:
Ik kan dat verzoek toelichten. Ik ga daarbij uit van de Keskin-jurisprudentie, het arrest van het Hof van Justitie en de Memorie van Toelichting. Daarin staat nadrukkelijk dat verwacht mag worden dat een klager ter terechtzitting wordt gehoord als getuige. Dat heeft een afschrikkende werking en daarom is het tenlastegelegde feit ook een klachtdelict.
Ik zit met het volgende probleem. Ik kan vandaag een heel verhaal ophangen, maar [aangever] is niet als getuige gehoord. Hij is wel bij de raadsheer-commissaris verschenen, dus dat houdt in dat stap A van de Keskin-criteria geen probleem oplevert. De getuige is verschenen. Ik heb het strafdossier op 15 maart 2023 van mijn
(het hof begrijpt: voormalige)advocaat mr. M.H.H. Meulemeesters gekregen. Ik heb daaruit begrepen dat [aangever] als slachtoffer is uitgenodigd voor het bijwonen van deze terechtzitting. Als hij als slachtoffer kan komen, waarom dan niet ook als getuige?
U, voorzitter, deelt mede dat [aangever] reeds als getuige is gehoord op 21 juni 2022. Hij is die dag inderdaad bij de raadsheer-commissaris verschenen en hij heeft daar een verhaal opgehangen, maar hij heeft geen antwoord gegeven op mijn vragen, want dat heeft de raadsheer-commissaris belet. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit geen effectieve ondervraging van een getuige is. Mijn verdediging zou gediend zijn met het horen van [aangever] als getuige. Ik heb begrepen dat wanneer het Openbaar Ministerie voor het bewijs een belastende getuigenverklaring opvoert, daaruit de verplichting volgt om de getuige te horen ter terechtzitting. Ik kan een heel verhaal ophangen vandaag, maar ik wil liever eerst [aangever] als getuige horen. Omdat ik de rechtshulpverlener van mijn overleden zus, de voormalige echtgenote van [aangever] , ben geweest, heb ik twee meter aan dossiers thuis. Ik kan die krat met dossiers mee naar de terechtzitting nemen, maar ik denk niet dat het hof daar blij van zal worden.
De voorzitter deelt mede:
Het hof dient kennis te nemen van alle stukken die relevant zijn en de waarheid dienen. Het hof begrijpt dat het de wens van de verdachte is om [aangever] nogmaals als getuige te horen, omdat de verdachte het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen.
De verdachte verklaart:
Ik was niet blij met het verhoor van [aangever] . Ik had vragen geformuleerd en daarop is geen antwoord gegeven. Ik kan de raadsheer-commissaris niet volgen in die blokkering van mijn ondervragingsrecht. De verklaring die [aangever] wel heeft afgelegd heeft geresulteerd in een aangifte van mijn kant. Naar aanleiding daarvan loopt nu een artikel 12 Sv-procedure bij het hof. [aangever] zal toch een keer naar waarheid moeten verklaren.
De voorzitter deelt mede:
Het is duidelijk dat de verdachte het niet eens is met de door [aangever] afgelegde verklaring en het op 16 november 2022 afgewezen verzoek tot het nogmaals horen van de getuige. In dat kader heeft de verdachte een brief d.d. 10 juli 2023 aan het hof gestuurd, inhoudende dat de verdachte erop vertrouwt dat de raadsheren zich verschonen. Hoe moeten wij die mededeling begrijpen?
De verdachte verklaart:
Ik ben niet gelukkig met het verloop van de vorige terechtzitting. Ik zit zwaar in mijn maag met de redenering van het hof, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 november 2022, over het niet horen van [aangever] als getuige.
In eerste aanleg heb ik de rechtbank gewraakt en toen heb ik voor het eerst een zitting van de wrakingskamer meegemaakt. Hoewel het resultaat daarvan was dat mijn wrakingsverzoek werd afgewezen, was de meervoudige kamer van de rechtbank daardoor wel op de hoogte van mijn knelpunt. De wraking was dus wel effectief. Een wraking is een leuk middel, maar ik heb nu ook het hoger beroep als middel. In deze situatie, als het hof niet wil dat [aangever] wordt gehoord en ik word niet volledig vrijgesproken, dan mag de Hoge Raad zich vrijwel zeker over deze zaak gaan buigen. Dan zijn we echter weer een paar jaar verder.
De voorzitter deelt mede:
Het hof heeft voorafgaand aan deze terechtzitting goed nagedacht over de brief van de verdachte en het daarin opgenomen verschoningsverzoek. Wij zijn tot de slotsom gekomen dat wij geen reden zien om ons te verschonen. De beslissing tot het afwijzen van het verzoek om [aangever] nogmaals te horen geeft daar geen aanleiding toe.
De verdachte verklaart:
Dat is een knelpunt. Ik heb vanochtend een voorwaardelijk verzoek tot wraking van het hof gedaan. Het probleem van het doen van een voorwaardelijk verzoek is het afwachten van het eindarrest, maar dan is het verzoek niet zinvol meer. Ik zit daarom met het probleem dat ik het hof moet wraken op de terechtzitting als mijn herhaalde verzoek tot het horen van [aangever] wordt afgewezen. Daar zit niemand op te wachten.
U, voorzitter, vraagt mij waarom [aangever] nogmaals als getuige gehoord dient te worden. [aangever] noemt zichzelf een ondernemer. Ik wil hem ook best zo noemen, maar dan in negatieve zin. Het hof kent hem niet persoonlijk, dat is een nadeel. Hij is iemand met verkooptalent en niet iemand die de waarheid voorop heeft staan. U, voorzitter, vraagt mij wat in de kern mijn bezwaar is tegen het verhoor dat reeds op 21 juni 2022 bij de raadsheer-commissaris heeft plaatsgevonden en u vraagt mij waarom ik wil dat de getuige opnieuw wordt gehoord. Ik wil dat hij opnieuw wordt gehoord, omdat mijn vragen niet beantwoord zijn. De raadsheer-commissaris heeft het stellen van die vragen geblokkeerd, onder de mededeling dat die vragen niet relevant zijn voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad en ik zijn het niet met die motivering eens. Het was de bedoeling dat [aangever] antwoord zou geven op mijn vragen en dat ik vervolgens met bewijsstukken zou komen waaruit blijkt dat hij met onwaarheden komt.
De voorzitter deelt mede:
Ik begrijp dat de verdachte geen nieuwe vragen heeft, maar dat de vragen die de verdachte destijds heeft aangeleverd naar zijn mening van belang zijn voor de verdediging in zijn zaak en dat het stellen van die vragen door de raadsheer-commissaris is belet.
De verdachte verklaart:
Sommige vragen zijn inmiddels minder zinvol, maar zwart-wit gezien stel ik dat de Poortraadsheer het verhoor van [aangever] heeft toegewezen en dat de raadsheer-commissaris er kennelijk anders over denkt.
[aangever] heeft om financiële redenen aangifte gedaan. De financiële afwikkeling van zijn echtscheiding met mijn zus is niet rechtvaardig verlopen.
U, voorzitter, merkt op dat de echtscheiding een civiele kwestie is. Nee, ook de familie van [aangever] en zijn huidige echtgenote zitten met hem in de maag. De enige reden dat hij aangifte heeft gedaan is omdat hij niet aan zijn financiële verplichtingen wilde voldoen. Hij heeft mijn ouders en zelfs mijn buren benaderd. Hij is verwijderd door de politie. Hij heeft een kliko van mij geopend en daaruit papier gehaald. Ook heeft hij vier kranten erbij betrokken voor publicaties. Ik ben juist door hem belaagd. Ik heb alleen brieven gestuurd. Correspondentie is uitgezonderd van belaging. Het gaat om vrijheid van meningsuiting. Hij is het daar niet mee eens.
De voorzitter deelt mede:
Ik begrijp dat de verdachte stelt dat niet hij, maar [aangever] degene is die zich schuldig maakt aan belaging en dat de verdachte hem daarover vragen wil stellen. Die vragen zijn aan de raadsheer-commissaris voorgelegd, maar zijn voor het merendeel belet. Daartegen maakt de verdachte bezwaar en daarom wenst hij de getuige opnieuw te horen.
De verdachte verklaart:
Dat is een juiste samenvatting van de situatie.
De voorzitter deelt mede:
Ik geef de advocaat-generaal dadelijk gelegenheid voor het geven van haar standpunt en daarop mag de verdachte vervolgens reageren. Daarna zal het hof zich beraden op het verzoek.
De advocaat-generaal deelt mede:
Ik handhaaf het standpunt van het Openbaar Ministerie dat het verzoek van de verdachte tot het opnieuw horen van [aangever] als getuige moet worden afgewezen. De door de verdachte aangeleverde vragen zijn mijns inziens voldoende door de getuige beantwoord. In het dossier ligt een aangifte en een klacht ter zake van belaging. Het opnieuw horen van de aangever is irrelevant.
De voorzitter deelt mede:
Het standpunt van de verdachte is dat zijn vragen niet belet hadden mogen worden. De reden voor het nogmaals horen van [aangever] , zoals verzocht op 2 november 2022, was gelegen in de vraag of [aangever] wel echt vervolging wenst. Daarover heeft het hof een standpunt ingenomen. De verdachte heeft destijds vragen bij de raadsheer-commissaris ingeleverd en die zijn volgens hem ten onrechte geweigerd.
De advocaat-generaal deelt mede:
Mijn standpunt blijft ongewijzigd. Eigenlijk zijn het retorische vragen. Het is duidelijk waarom door [aangever] aangifte is gedaan en ook dat hij vervolging wenst. Het feit dat de vragen van de verdachte door de raadsheer-commissaris zijn belet is geen reden om de getuige opnieuw te horen. Die vragen zijn naar mijn mening terecht belet.
De verdachte verklaart:
Ik wijs op de Memorie van Toelichting aangaande belaging. Op één van de laatste pagina’s staat dat er personen zijn die zich voordoen alsof ze zijn belaagd. Dat zijn de echte stalkers. Zij brengen de belaagden bijvoorbeeld in een sociaal isolement. In mijn situatie is dat grotendeels gelukt. U, voorzitter, vraagt mij of ik bedoel dat [aangever] mij, door mij aan te merken als belager, in een sociaal isolement heeft gebracht. Hij woont in Zuid Afrika of in België - hij heeft diverse panden - en komt dan naar [plaats] om geruchten over mij te verspreiden. Inmiddels zijn deze van tafel geveegd, omdat zijn huidige echtgenote ook niet blij is met de schets dat zij zwaar ziek is.
Ik wijs ook op de Wet open overheid. Ik heb het hof daarover stukken gestuurd. U, voorzitter, merkt op dat het hof kennis van die stukken heeft genomen. Het standpunt van de advocaat-generaal leidt tot werk voor de Hoge Raad in deze zaak. Ik ben het niet met de advocaat-generaal eens.
De advocaat-generaal deelt mede:
Ik ga niet de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleiten, hoewel er wel iets is misgegaan bij het parket in [plaats] tijdens het vooronderzoek.
De verdachte verklaart:
De verbalisanten en het parket te [plaats] waren bekend met [aangever] . Hij heeft daar een heel verhaal opgehangen. Ik had niet zomaar vervolgd mogen worden. De officier van justitie had daar ook een opinie over. Bij het parket is men niet blij meer. Nogmaals: [aangever] is nog steeds niet echt ondervraagd. Leg dat de maatschappij maar eens uit.
De voorzitter deelt mede dat het standpunt van de verdachte helder is.
Hierop onderbreekt het hof het onderzoek voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek, deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede: Op de zitting van 2 november 2022 heeft de verdachte aangegeven dat hij [aangever] graag opnieuw wil horen als getuige over de vraag of [aangever] daadwerkelijk de bedoeling heeft gehad om de verdachte te vervolgen voor belaging. Het hof heeft toen goed over dat verzoek van de verdachte nagedacht en een beslissing genomen. Ook heeft het hof goed gekeken naar het proces-verbaal van de raadsheer-commissaris. Het hof ziet in het verhoor van de getuige [aangever] , zoals dat op 21 juni 2022 heeft plaatsgevonden, geen aanleiding om op die afwijzing terug te komen. Het verzoek wordt afgewezen.
De verdachte verklaart:
Op de zitting van 2 november 2023 is niet ingegaan op de vraag of hij vervolging wenste en dat wilde hij zondermeer. Het is de vraag of hij vervolging voor smaad of belaging wenste. Er is een conclusie van het Parket van de Hoge Raad van vorige maand en dat ging over een persoon die een curator had belaagd had en smaadschrift had gepleegd. Hij had een paar duizend personen aangeschreven. [aangever] heeft aangifte tegen mij gedaan, gericht op mijn correspondentie aan derden. Daarop is vrijspraak gevolgd. Het gaat niet om brieven aan hem, want die gooit hij weg, daar maakt hij zich niet druk om. Het gaat wel over informatie die ik stuurde aan anderen. Hij is 3 weken van slag geweest.
De oudste raadsheer deelt mede:
Ik wil graag iets aanvullen op de mededeling van de voorzitter. De verdachte heeft op de vorige zitting een verzoek gedaan tot het horen van [aangever] . Het hof heeft toen nagedacht en daarop een beslissing genomen. Toen heeft het hof gekeken, in zijn algemeenheid, of er aanleiding was om [aangever] te horen. Het verzoek is toen afgewezen. Nogmaals heeft het hof, zojuist in raadkamer, het proces-verbaal van verhoor van [aangever] door de raadsheer-commissaris bekeken, hoewel het hof daarvan uiteraard al kennis had genomen. Het hof ziet daarin geen aanleiding om op de beslissing van 16 november 2022 terug te komen.
De verdachte verklaart:
Ja, dat wordt dus een wraking.
Op 2 november is een ander verzoek gedaan dan in het proces-verbaal staat vermeld. Het gaat er niet om of [aangever] vervolging wenste, maar of hij weet wat belaging is. De Belgische wetgeving geeft een heel andere definitie van belaging dan de Nederlandse. Bedoelde [aangever] de Nederlandse definitie van belaging en, zo ja, voldeed zijn aangifte dan aan de juridische omschrijving daarvan. [aangever] is juridisch niet thuis. Van hem kan niet worden verwacht dat hij weet wat het inhoudt. Het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ zit er in Nederland niet in. Mijn handelen voldoet daar niet aan.
De oudste raadsheer deelt mede:
Wraakt u de voorzitter of het gehele college?
De verdachte verklaart:
Met alle respect, het hele college.
De voorzitter deelt mede:
Dan gaan we nu niet verder en moeten we vaststellen wat de reden voor de wraking is.
De verdachte verklaart:
Ik heb geen bijstand en heb behoefte om daar thuis rustig over na te denken.
De voorzitter deelt mede:
Die ruimte is er nu niet. U heeft het hof gewraakt en wij moeten de gronden vaststellen.
De oudste raadsheer deelt mede:
De verdachte zei net “Dan wordt het een wraking”. Is dat omdat het hof het verzoek tot het horen van [aangever] afwijst? Klopt het dat u zei dat dit de grond is?
De verdachte verklaart:
Doorslaggevend is het herhaald afwijzen van het verzoek. Daar komt nog van alles bij, maar doorslaggevend is het afwijzen van het verzoek. [aangever] moet worden gehoord, dat is mijn mening. Ik zou ook met prejudiciële wensen naar de Hoge Raad kunnen.
De oudste raadsheer deelt mede:
De reden voor de wraking is voor u doorslaggevend gelegen in de afwijzing van het verzoek tot het horen van [aangever] als getuige. We gaan nu de zitting schorsen. Wij zullen de wrakingskamer bijeen roepen.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens de onderbreking van het onderzoek is het wrakingsverzoek van de verdachte door de wrakingskamer van het hof behandeld. Het verzoek van de verdachte is door de wrakingskamer ongegrond verklaard.