Conclusie
Nummer22/04408
Bespreking van het eerste middel
Preliminair verweer:
Nietige dagvaarding:
het ‘grote aantal’digitale aangiften dat daarin wordt genoemd, maar ook niet
per aangiftevolgen waaruit de onjuiste of onvolledigheid resp. het valselijk opmaken en/of in strijd met de waarheid opgeven in concreto zou hebben bestaan. Meer nog: er kan niet anders uit worden geconcludeerd dan dat client wordt verweten bij elk van de genoemde aangiften in ieder geval (‘waaronder’) ál de 9 in de tenlastelegging vermelde te hoge of gefingeerde aftrekposten heeft opgegeven en daarmee die aangiften valselijk en/of in strijd met de waarheid zou hebben opgemaakt.
Bespreking van het tweede middel
‘Art. 225 lid 1 Sr
in aanwezigheid van haar man, [betrokkene 7] . Dat kan bezwaarlijk een onafhankelijke ondervraging betekenen. Waarom zit die man daarbij? Om zijn vrouw te controleren? Ik haal even aan wat dit voor de antwoorden betekent, p. 00493:
:) Het initiatiefom aangifte voor mijn vrouw te doenkwam bij [verdachte] vandaan. [verdachte] vertelde dat het mogelijk was om voor vijf jaar terug nog aangifte te doen."
Verweren van de verdediging
Bespreking van het derde middel
derdemiddel houdt in dat de straftoemetingsbeslissing als geheel onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd.
‘Inleiding
Everyone charged with a criminal offence shall be presumed innocent until proved guilty according to law’. In de onschuldpresumptie zijn twee aspecten te onderscheiden, door Bemelmans benoemd als de bewijsdimensie en de behandelingsdimensie. [12] Bij het meewegen van een niet tenlastegelegd feit in het kader van de straftoemeting zijn volgens hem beide dimensies relevant. [13] In de rechtspraak van het EHRM liggen inderdaad aanwijzingen besloten dat zowel de bewijsdimensie als de behandelingsdimensie in deze context van belang is.
‘coercion to engage in sexual activity’; de rechter stelde daarbij vast dat de verdachte het slachtoffer tussen januari 2001 en oktober 2007 bij tenminste vijftig andere gelegenheden had gedwongen
‘to satisfy him manually or orally’(ov. 9, 10). Het EHRM stelt vast dat voorwaardelijk geseponeerde feiten in Duitsland als een strafverzwarend element bij de strafoplegging kunnen worden betrokken. Dat kan evenwel alleen als deze strafbare feiten ‘
have been established in a sufficiently precise manner which allows for their gravity to be assessed’(ov. 19). De rechter moet overtuigd zijn ‘
of each individual offence in a series of offences’; aan dat criterium is voldaan als de rechter ervan overtuigd is ‘
that in a specific period of time there had been a certain minimum number of individualised offences’(ov. 24).
charged’ inzake de vijftig andere delicten en dat artikel 6, tweede lid, EVRM, daarom van toepassing was (ov. 37). Het refereert aan het onderscheid tussen ‘
cases where a final acquittal judgment has been handed down and those where criminal proceedings have been discontinued’ en geeft aan dat de onschuldpresumptie in de tweede categorie alleen wordt geschonden als ‘
a judicial decision concerning him reflects an opinion that he is guilty’(ov. 44). Het EHRM hecht belang aan ‘
the nature and the procedural context’ van de overwegingen van de rechter (ov. 52). Het stelt vast dat de vijftig delicten voorwaardelijk werden geseponeerd op de laatste dag van de berechting, dat alle verdedigingsrechten waren gerespecteerd en dat de verdachte was gewaarschuwd dat deze feiten bij de strafoplegging konden worden betrokken (ov. 53). Het EHRM stelt voorts vast dat de andere feiten als een strafverzwarend element bij de strafoplegging werden betrokken (ov. 55).
similar and closely linked’ waren: zij zagen op hetzelfde type misdrijf, waren begaan tegen hetzelfde slachtoffer in de periode van januari 2001 tot oktober 2007, met dezelfde ‘
intention of sexual abuse’. Dat ondersteunde de vaststelling dat het in zo’n zaak, waarin
‘the occurrence of the acts have been proven beyond reasonable doubt’, niet noodzakelijk was de precieze plaats en tijd van elk strafbaar feit te bepalen (ov. 56). Het EHRM roept daarbij in herinnering dat artikel 6, tweede lid, EVRM, ‘
does not apply to allegations made about the accused’s character and conduct as part of the sentencing process’(ov. 57). Dat een andere
‘standard of proof was applied’was geen bezwaar nu
‘the standard of proof necessary for finding a person guilty of an offence is for the national authorities to determine’(ov. 59).
the nature and the procedural context’ van de overwegingen van de rechter. En in dat kader vaststelt dat de andere strafbare feiten als een strafverzwarend element bij de strafoplegging werden betrokken. Uw Raad heeft, zo begrijp ik, in een arrest van 2 maart 2021 gekozen voor een benadering die daar zoveel mogelijk bij aansluit. [16] Nadat in het arrest van 19 mei 2020 was overwogen dat het hof de aangiften die niet in de tenlastelegging waren opgenomen ‘kennelijk (heeft) beschouwd als omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan’, is daar in dit arrest aan toegevoegd dat het hof kennelijk heeft geoordeeld ‘dat daardoor uit die andere aangiften het grootschalige karakter van de bewezenverklaarde fiscale delicten blijkt’. [17]
procedural context’ook belang aan het respecteren van verdedigingsrechten. Uw Raad heeft in het arrest van 19 mei 2020 in dit verband overwogen dat de niet in de tenlastelegging genoemde belastingaangiften deel uitmaken van het dossier en tijdens het voorbereidend onderzoek aan de verdachte zijn voorgehouden. En dat het hof heeft vastgesteld ‘dat niet is betwist dat deze aangiften onjuist waren’ en de betwisting dat de verdachte deze onjuiste aangiften heeft laten indienen ‘volstrekt ongeloofwaardig’ heeft geacht. In een arrest van 20 december 2022 heeft Uw Raad overwogen dat het hof heeft vastgesteld ‘dat de verdachte in het vooronderzoek over alle aangiften is gehoord en op de terechtzitting in hoger beroep alle zich in het procesdossier bevindende aangiften aan de verdachte zijn voorgehouden, en de verdachte over het opzettelijk onjuist indienen van al die aangiften in de gelegenheid is gesteld een verklaring af te leggen’. [18]
similar and closely linked’waren en wijst er daarbij op dat het gaat om misdrijven van hetzelfde type, met hetzelfde slachtoffer, die in een begrensde periode en met dezelfde intentie zijn gepleegd. In de vaststelling dat het gaat om valse belastingaangiften liggen dezelfde overeenkomsten besloten wat het misdrijf betreft. Wat de begrenzing van de periode betreft, verdient de aandacht dat Uw Raad in het genoemde arrest van 2 maart 2021 overweegt dat het hof heeft geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat naast de onjuiste aangiften omzetbelasting die in de bewezenverklaarde periode (van 5 januari 2013 tot en met 28 juni 2016) zijn ingediend daaraan voorafgaand (in de periode van 2005 tot en met 2010) onjuiste aangiften zijn ingediend. [25] Andere arresten wijzen er evenwel niet op dat vermelding door de feitenrechter van de periode waarin de niet tenlastegelegde feiten zijn begaan een (harde) eis is. [26]
’individualised offences’niet strikt noodzakelijk voor het bij de straftoemeting betrekken van niet ten laste gelegde strafbare feiten. Uit het arrest van 24 juni 2014 inzake kinderpornografie en het arrest van 7 februari 2023 inzake valse aangiftes kan worden afgeleid dat Uw Raad in dat geval wel andere eisen stelt aan de vaststellingen inzake andere strafbare feiten die het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten een grootschalig karakter hebben ondersteunen. Ook in die gevallen ging het om misdrijven van hetzelfde type, die met dezelfde intentie waren gepleegd. Daarbij ligt in het concept van een steekproef besloten dat duidelijkheid bestaat over de omvang van de verzameling waaruit de steekproef is getrokken, en was in het arrest van 7 februari 2023 het aantal aangiftes (in totaal 4546) bekend. Ten slotte ligt in de gedachte van een representatieve steekproef besloten dat de uitkomst voldoende duidelijkheid dient te bieden over het deel van de verzameling dat als ‘strafbaar’ kan worden aangemerkt.
‘individualised offences’heeft vastgesteld. Het hof heeft slechts geoordeeld dat sprake is van ‘op zeer grote schaal valselijk ingevulde aftrekposten’ en ‘een fors nadeelbedrag’.
Bespreking van het vierde middel
Bespreking van het vijfde middel
is dat een overschrijding van de redelijke termijn met 1 jaar.
heeft de procedure te lang geduurd: 9 maanden. Verzoeker meent dat dit niet aan hem te wijten is geweest, het opmaken van een reclasseringsrapport is niet alleen noodzakelijk voor de rechterlijke besluitvorming maar hoeft bovendien geen 9 maanden te duren.
na ruim anderhalf jaar, de zitting plaats bij uw gerechtshof. Van een overschrijding van de redelijke termijn kan in deze fase wellicht niet worden gesproken, er is wel veel tijd verstreken.