ECLI:NL:PHR:2025:681

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
23/03854
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing door het versturen van uitnodigingen voor een illegaal feest via Instagram tijdens de coronapandemie

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1997, veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor het medeplegen van opruiing. De verdachte heeft via Instagram uitnodigingen verstuurd voor een illegaal feest dat plaatsvond tijdens de coronapandemie, waarbij een samenscholingsverbod gold. De politie heeft de verdachte op heterdaad aangehouden tijdens het feest, waar naar schatting 200 tot 300 mensen aanwezig waren. De verdachte had een luidspreker in zijn handen en een geldbedrag van € 906,70 bij zich. Het hof oordeelde dat de verdachte door het versturen van uitnodigingen via Instagram anderen heeft aangespoord tot het overtreden van het samenscholingsverbod. De verdediging heeft vijf cassatiemiddelen ingediend, die onder andere betrekking hebben op de vraag of de uitlatingen 'in het openbaar' zijn gedaan en of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opruiing. Het hof heeft geoordeeld dat de uitlatingen openbaar waren, omdat de uitnodigingen via een Instagramaccount met duizenden volgers zijn verstuurd. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte slechts privéberichten heeft verstuurd naar een beperkt aantal mensen, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de organisatie van het feest en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met andere organisatoren. De Hoge Raad heeft de cassatieberoep verworpen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/03854
Zitting17 juni 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 29 september 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, (parketnummer 21-003866-21) wegens “medeplegen van in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. Ook heeft het hof een aantal onder de verdachte in beslaggenomen geldbedragen verbeurdverklaard.
1.2
Namens de verdachte heeft B. Kizilocak, advocaat in Rotterdam, vijf middelen van cassatie voorgesteld.

2.Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2.1
Op 5 oktober 2023 is namens de verdachte cassatieberoep ingesteld. De aanzegging als bedoeld in art. 435 lid 1 Sv is op 13 mei 2023 aan een huisgenoot van de verdachte betekend. Art. 437 lid 2 Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen twee maanden na betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435 lid 1 Sv, door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie wordt ingediend.
2.2
Namens de verdachte is op 16 juli 2024 via het portaal een cassatieschriftuur ingediend. Dat betekent dat de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen door een raadsman en het voorschrift van art. 437 lid 2 Sv niet in acht is genomen. Dat heeft in beginsel tot gevolg dat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
2.3
De stukken van het geding houden verder in dat bij portaalbericht van 21 mei 2024 door de administratie van de Hoge Raad aan de raadsman een mededeling is gedaan van de betekening van de aanzegging. Deze mededeling houdt het volgende in:
“In deze zaak zijn de stukken van het geding op woensdag 24 april 2024 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen.
De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is op dinsdag 21 mei 2024 betekend.
Een op straffe van niet-ontvankelijkheid van het beroep vereiste schriftuur, houdende middelen van cassatie, kan binnen zestig dagen na deze datum bij de Hoge Raad worden ingediend.”
2.4
Gelet op de inhoud van deze ‘Mededeling betekening’ moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de raadsman ervan is uitgegaan dat de aanzegging was betekend op 21 mei 2024 en dat daarom de termijn voor het indienen van de schriftuur op 16 juli 2024 nog niet was verstreken. Tegen die achtergrond meen ik dat de verdachte toch ontvankelijk kan worden geacht in het cassatieberoep. [1]

3.De zaak

3.1
De aan de onderhavige zaak ten grondslag liggende feiten zijn als volgt. In de nacht van 24 op 25 oktober 2020 is de politie afgekomen op een illegaal feest van naar schatting 200 tot 300 mensen onder een viaduct nabij de snelweg A27. Een en ander vond plaats tijdens de coronapandemie. Op dat moment gold een samenscholingsverbod en was de avondklok van toepassing. De politie heeft die nacht onder meer de verdachte aangehouden, die met een grote luidspreker in zijn handen probeerde weg te rennen. In zijn auto werd een grote hoeveelheid flessen water aangetroffen en bij de fouillering van de verdachte werd een geldsom van € 906,70 inbeslaggenomen.
3.2
Niet ter discussie staat dat de uitnodigingen voor dit illegale feest werden verstuurd – onder andere door de verdachte zelf – via de Instagramaccounts [Instagramaccount A] en [Instagramaccount B] (hierna: het Instagramaccount). Op de avond van het feest had het Instagramaccount 11.400 volgers. [2] In de biografie van het account stond vermeld dat het een account betreft voor “underground raves” in de omgeving van [plaats] en dat men het account kan volgen voor meer informatie.
3.3
Bij de ontdekking van het illegale feest heeft een van de verbalisanten met een aldaar aanwezige taxichauffeur gesproken. Deze taxichauffeur heeft aan de verbalisant het Instagramaccount laten zien, alsook een ‘story’ dat die dag op het Instagramaccount was geplaatst. Een ‘story’ is een functie om foto’s of video’s te delen die na 24 uur weer verdwijnen. ‘Stories’ van openbare Instagramaccounts zijn voor iedere Instagramgebruiker (zowel volgers als niet-volgers) zichtbaar. Verhalen van een privé account zijn slechts zichtbaar voor de volgers van dat account. [3]
3.4
De bewuste ‘story’ bevat onder meer een herinnering om binnen het tijdslot van 14:00 – 19:00 uur een ‘DM’ (een ‘direct message’, ook wel: ‘privébericht’) te sturen “including names”. Privéberichten worden tussen accounts onderling verstuurd en zijn voor anderen niet zichtbaar. Verder staat in voornoemde ‘story’ vermeld dat mensen worden geselecteerd die te vertrouwen zijn, dat er een maximumcapaciteit geldt en dat je meer kans maakt om de locatie te ontvangen als je een openbaar account (in plaats van een privé account) hebt.
3.5
In het fotoalbum van de telefoon van de verdachte zijn meerdere schermafbeeldingen aangetroffen, waarop te zien is dat personen via een persoonlijk bericht reageren op een ‘story’ van het Instagramaccount en zich aanmelden voor verscheidene feesten, waaronder voor het feest op 24 oktober 2020. Ik citeer ter illustratie een aantal van deze berichten:
  • “heyyy, ik was er laatste x wij willen weer komen”;
  • “Ik kom met 4 man”;
  • “Was erbij en wil graag weer met mn groep weer gaan vliegen!!”
3.6
In de telefoon van de verdachte zijn ook verschillende notities aangetroffen, waaronder een notitie die is aangemaakt op 24 oktober 2020, de dag van het feest. Deze notitie betrof de uitnodiging voor het feest die avond, die op Instagram via een privébericht aan de genodigden is verstuurd. Dit bericht bevat onder meer de coördinaten van het feest en nadere instructies voor het feest. Een andere notitie, aangemaakt op 20 juli 2020 [5] , behelst eveneens een bericht voor personen die uitgekozen zijn voor een feest. In dit bericht staat onder meer vermeld dat de genodigden ook vrienden en vriendinnen mogen meenemen en wordt verzocht niet zomaar iets door te sturen of ergens te plaatsen om de pakkans minimaal te houden.
3.7
Bovengenoemde feiten worden in cassatie niet betwist en kunnen dus als vaststaand worden beschouwd. Het gaat in cassatie slechts om de vraag of de verdachte (samen met anderen), door het versturen van deze uitnodigingen op Instagram, anderen heeft willen aanzetten tot het op grote schaal overtreden van het destijds geldende samenscholingsverbod en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opruiing in de zin van art. 131 lid 1 Sr.
3.8
De vijf cassatiemiddelen die in deze zaak zijn voorgesteld richten zich tegen de bewezenverklaring van (medeplegen van) opruiing. Ik begin met de bespreking van het eerste, het tweede en het vierde middel, die alle betrekking hebben op het oordeel dat de verdachte uitlatingen ‘in het openbaar’ heeft gedaan. Het derde middel richt zich tegen het oordeel dat deze uitlatingen een opruiende strekking hebben. Tot slot klaagt het vijfde middel over het medeplegen.

4.De bewijsvoering door het hof

4.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 24 oktober 2020 tot en met 25 oktober 2020 te [plaats] en/of te [geboorteplaats ] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar heeft opgeruid door via sociale media, te weten via een Instagramaccount, met de accountnaam [Instagramaccount A] en [Instagramaccount C] , een bericht te delen met de volgende inhoud, zakelijk weergeven,
- een uitnodiging voor een feest voor die avond, te weten op 24 oktober 2020 vanaf 23.30 uur, en
- instructies om aan te melden voor het feest, en tijdens het feest, en
- de kosten voor de entree, het water en de ballonnen, en
- de coördinaten van het feest.”
4.2
Het hof heeft het volgende overwogen:
“Het hof stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 25 oktober en 26 oktober 2020 ontvangt de politie een melding dat er bij het [locatie] grote groepen jeugd met auto’s bij elkaar komen. Eenmaal aangekomen ziet de politie dat grote groepen mensen zich op parkeerplaatsen verzamelen en groepsgewijs met alcoholische drank het bosperceel in lopen. Een aanwezige taxichauffeur vertelt de politie desgevraagd dat hij staat te wachten tot hij een nieuwe locatie doorkrijgt. Als één van de verbalisanten vraagt hoe de illegale feestlocaties hem bekend worden, vertelt hij dat als je het Instagramaccount [Instagramaccount A] .nl volgt, je een privébericht moet sturen, waarna je een bevestiging krijgt met daarin de locatie in de vorm van coördinaten. Bij entree moet je de bevestiging van je aanmelding kunnen tonen en vijf euro contant betalen. De politie ziet op de telefoon van de taxichauffeur dat onder ‘verhalen’ van voornoemd Instagramaccount het volgende bericht staat geplaatst:
‘REMEMBER TO SEND YOUR DM TODAY BETWEEN 14:00-19:00 INCLUDING NAMES
SENDING BEFORE OR AFTER THIS TIMESLOT WILL NOT GET YOU ANY INFO BACK FROM US!
ALSO WE WILL SELECT PEOPLE WHICH WE CAN TRUST AND FULL IS FULL AS WE HAVE A MAXIMUM CAPACITY...
WE WILL BE VERY BUSY SENDING DMS FROM 20:00 SO PLEASE BE PATIENT AND WAIT FOR OUR REPLY!
PRIVATE ACCOUNT? OPEN YOUR ACCOUNT TO HAVE MORE CHANCE TO GET THE LOCATION!
@ [Instagramaccount A]
Wanneer de politie met meerdere eenheden terugkeert naar voornoemde plek, komt er informatie binnen dat het een illegaal feest betreft onder een viaduct, nabij de A27. Aldaar treft de politie een groep van naar schatting tweehonderd tot driehonderd feestende mensen aan. De mensen rennen weg zodra ze de politie zien. Een jongen die met een grote luidspreker in zijn handen ook weg probeert te rennen, wordt door de politie aangehouden. Dit blijkt verdachte te zijn. Vervolgens wordt er in de auto van verdachte een grote hoeveelheid flessen water aangetroffen. Tijdens de insluitingsfouillering blijkt dat verdachte een geldsom van € 906,70 bij zich heeft.
Bij het uitlezen van de inbeslaggenomen telefoon van verdachte wordt in de applicatie ‘Notities’ een notitie aangetroffen die is aangemaakt op 24 oktober 2020, waarin staat:
‘LEES DIT BERICHT GOED!
DIT BERICHT LATEN ZIEN AAN DE DEUR!
GEEN BERICHT = GEEN TOEGANG
5 EUR ENTRANCE
SECURITY!
EIGEN DRANK IS TOEGESTAAN!
GEEN TANKS MEE SECURITY CHECKT DIT!
!!CASH ONLY!!
3,00
TELEFOON OP VLIEGTUIGSTAND!
NIETS PLAATSEN OP SOCIAL MEDIA!
BELANGRIJK GOED LEZEN!
PARKEREN BIJ COORDINATEN,
COORDINATEN ZIJN OOK DE MEETINGPOINT DUS PARKEER EN DOE JE LICHTEN UIT EN BLIJF WACHTEN TOT IEMAND VAN DE ORGANISATIE JE BENADERD!
Geen plek bij de coördinaten? Parkeer in de omgeving en loop naar de coördinaten maar ga niet in groepjes hangen!
Parkeren / begeleiding naar locatie:
Intoetsen op Google maps!
NIET EERDER KOMEN DAN DE ONDERSTAANDE TIJD!
23:30 - 00:15
( [locatie] )
See you tonight!’
Dit is het bericht dat via Instagram is gedeeld als uitnodiging voor het feest.
Verder staat in een notitie, welke is aangemaakt op 2 augustus 2020, het volgende bericht:
‘Welkom onze trouwe ravers!
Bij deze willen we jullie welkom heten bij ons nieuwe concept waar heel snel meer informatie ter beschikking komt.
Gefeliciteerd jullie zijn als een van de weinige uitgekozen om deel te neme aan de nieuwe doorstart van onze rave ps. Niet getreurd je kan gewoon je vrienden en vriendinnen meenmen. Daarover volgt later meer info!
We proberen dit account zo klein mogelijk te houden zodat de pakkans minimaal is, vanwege ons vertrouwe in jullie vragen wij dan ook om alsjeblieft niks zomaar door te sturen of ergens te plaatsen
Stay tuned tijgers! Binnekort meer info’.
In de applicatie ‘Foto’s’ zijn meerdere schermafbeeldingen aangetroffen, waarop te zien is dat meerdere personen zich bij [Instagramaccount A] aanmelden voor verscheidene feesten, waaronder het feest op 24 oktober 2020, waarbij tevens namen van andere personen worden doorgegeven.
Verder worden er op de telefoon van verdachte meerdere WhatsApp-conversaties aangetroffen. Eén daarvan betreft een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en ‘ [betrokkene 3] ’, waarin een afspraak wordt gemaakt om een sound box en accu’s te huren en op te komen halen. Dit gesprek dateert van 21 oktober tot en met 24 oktober.
Een andere betreft een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en ‘ [betrokkene 1] ’, dat op 25 oktober 2020 om 01:17 uur plaatsvindt, waarin staat:

Dier
Wbj
Kom naar neefie
Als kan
Entree aannemen nog steeds
Is vol vol
Nee joh
Leip
Broer we hebben denk al meer dan 2k hier
Soldaat
Me tas zit ook kk vol
Broer is leip man
[betrokkene 2] en ik hebben kanker veel dokoe opgehaald
Verder blijkt dat in Instagram onder meer de volgende accounts staan ingelogd: [Instagramaccount B] , [Instagramaccount A] en [Instagramaccount D] .
De vraag die het hof dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor een bewezenverklaring van opruiing is vereist dat bij de verdachte sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het opruien tot enig strafbaar feit, dat de uitlating in het openbaar is gedaan en dat de uitlating mondeling, bij geschrift of afbeelding is gedaan. Bedoeld is dat de door een verdachte gedane uiting aanspoort tot het plegen van enig strafbaar feit in de betekenis van: iemand proberen iets te laten doen. Bij de beoordeling of de gedane uitingen van een verdachte aansporen tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard.
Het hof stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte naar een aantal mensen een uitnodiging voor een feest heeft gestuurd via het Instagramaccount [Instagramaccount A] en [Instagramaccount B] (hierna: het Instagramaccount) en daarmee anderen heeft aangespoord tot het plegen van enig strafbaar feit, te weten om met meer dan vier personen samen te komen in de buitenlucht. Dat dit laatste op het tijdstip van het georganiseerde feest strafbaar was, volgt uit artikel 2 Wet openbare manifestaties in samenhang met het Besluit van 22 januari 2021, houdende inwerkingtreding en inwerkingstelling van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 22 januari 2021, nr. 3192465, tot instelling van een landelijke avondklok ter bestrijding van de epidemie van covid-19 en de artikelen 2.1a en 2.13 van de Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek 14 oktober 2020.
Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat verdachtes aandeel bij het organiseren van het feest niet beperkt is gebleven tot het versturen van uitnodigingen voor het feest. Uit het dossier blijkt immers dat verdachte tevens een sound box heeft geregeld voor het feest. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij rond de driehonderd flessen water had ingekocht en dat hij deze flessen tijdens het feest aan bezoekers had verkocht. Verder blijkt uit het WhatsApp-gesprek tussen ‘ [betrokkene 1] ’ en verdachte dat laatstgenoemde tijdens het feest bij de ingang heeft gestaan om entreegeld aan te nemen, waarbij hij samen met ene [betrokkene 2] naar eigen zeggen ‘meer dan 2k’ en ‘kanker veel dokoe’ heeft opgehaald. Tijdens de insluitingsfouillering op het politiebureau is bij verdachte een contant geldbedrag van € 906,70 aangetroffen. Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de organisatie van het feest, zodat sprake is van een gezamenlijke uitvoering hij het tenlastegelegde feit waarbij verdachte nauw en bewust met (de) andere organisator(en) van het feest heeft samengewerkt.
Voor wat betreft de vraag of de uitlatingen van verdachte in het openbaar zijn gedaan, overweegt het hof als volgt.
Verdachte heeft via het Instagramaccount [Instagramaccount A] en [Instagramaccount B] uitnodigingen verstuurd voor het feest op 24 oktober 2020, die op dat moment enkele duizenden volgers had. Uit het feit dat de berichten van [Instagramaccount A] voor een ter plaatse aanwezige taxichauffeur zichtbaar waren en dat de accountbeheerders door een journalist waren benaderd voor het schrijven van een artikel, leidt het hof af dat het Instagramaccount op dat moment voor een ieder toegankelijk was. In de biografie stond vermeld dat het een Instagramaccount betreft voor ondergrondse raves in de buurt van [plaats] en dat men het account kan volgen voor meer informatie.
In verdachtes telefoon is een notitie aangetroffen waaruit blijkt dat door de accountbeheerders geen (openbare) berichten met informatie omtrent een locatie of een tijdstip voor een feest werden geplaatst, teneinde de pakkans minimaal te houden. Volgers van het Instagramaccount konden deze informatie verkrijgen door een persoonlijk bericht aan de beheerders te sturen. Het hof leidt uit voorgaande handelswijze af dat de accountbeheerders bewust uit het zicht van politie en justitie wilden blijven.
Uit diezelfde notitie blijkt echter ook dat volgers niet alleen zichzelf, maar tevens vrienden en vriendinnen konden aanmelden voor een (volgend) feest. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij uit een lange lijst met namen tien bekenden zocht om hen voor het feest te benaderen en dat anderen hetzelfde deden. Gelet op voormelde omstandigheden en het feit dat door de politie ter plaatse een groep van tussen de tweehonderd à driehonderd mensen was aangetroffen, alsmede het feit dat verdachte voor het evenement een grote sound box had gehuurd en driehonderd flessen water had ingekocht, is het hof van oordeel dat het handelen en de uitlatingen van verdachte en de medeverdachten in de kern erop gericht waren om een breed publiek, waaronder ook personen die niet de Instagramaccounts [Instagramaccount A] en [Instagramaccount B] volgden, te bereiken en dat de uitlatingen dus ‘in het openbaar zijn geschied’.
Het hof verwerpt derhalve het verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing.”

5.Het eerste, het tweede en het vierde middel

Juridisch kader

5.1
Art. 131 lid 1 Sr stelt slechts opruiende uitlatingen die ‘in het openbaar’ worden gedaan strafbaar. Dat betekent niet dat de opruiende woorden moeten zijn geuit op een openbare plaats, maar dat zij worden geuit onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze dat zij door het publiek kunnen worden gehoord. [6] Voor de vraag of sprake is van openbare opruiing is dus niet bepalend of de uitlating is gedaan op een openbare plek, maar of deze uitlating zo is gedaan dat het publiek ervan kan vernemen. [7] Dat betekent dat uitlatingen die worden gedaan op plaatsen die niet voor iedereen vrijelijk toegankelijk zijn ook als opruiing kunnen worden aangemerkt. Volgens Fokkens kan evengoed ‘in het openbaar’ opgeruid worden door middel van heimelijke verspreiding van opruiende geschriften. Ook bij die verspreiding wendt de afzender zich immers tot het publiek, en zij is van het openlijk verspreiden alleen daarin onderscheiden dat de afzender het geschrift aan de kennisneming van bepaalde personen wil onthouden, aldus Fokkens. [8]
5.2
Het voorgaande brengt mee dat opruiing zelfs in besloten kring kan plaatsvinden zoals een besloten Facebookgroep, voor zover verwacht kan worden dat de gedane uitlating ook derden en daarmee een ‘publiek’ kan bereiken. [9] Een recent voorbeeld daarvan is de zaak die leidde tot de conclusie van A-G Aben van 17 december 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1376, waarin de verdachte een opruiend bericht had geplaatst in een besloten Telegramgroep van 560 leden. Het hof oordeelde dat deze uitlating ‘in het openbaar’ was gedaan en betrok daarbij dat de verdachte geen idee had wie de andere leden waren en zijn bericht dus had verzonden aan een grote hoeveelheid voor hem betrekkelijk willekeurige derden, in welke omstandigheden het voor de verdachte wel degelijk voorzienbaar en op voorhand feitelijk te verwachten was dat een of meer van de door hem geplaatste berichten verder zouden worden verspreid. Aben achtte dit oordeel niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad deed het middel af met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. [10]
5.3
Hoe groot het aantal ontvangers moet zijn om als ‘publiek’ te kunnen worden beschouwd valt niet zomaar in een getal te vatten. [11] Van openbare opruiing zal in ieder geval geen sprake zijn wanneer de uitlating in het bijzijn van één persoon wordt gedaan of het opruiende bericht aan een bepaalde persoon wordt gericht. [12] In de regel zal bij e-mail- of telefoonverkeer dat zich slechts tussen twee personen afspeelt dan ook geen sprake zijn van openbaarheid. Ook hier kan echter alsnog sprake zijn van openbare opruiing, indien de verwachting bestaat dat de uitlatingen ook door derden kunnen worden gehoord of naar derden kunnen worden doorgestuurd.
Het oordeel van het hof over de openbaarheid van de Instagramberichten
5.4
Het hof heeft de vraag of de tenlastegelegde uitlatingen die via Instagram zijn verstuurd ‘in het openbaar’ zijn gedaan, bevestigend beantwoord en heeft zich daarbij in de eerste plaats gebaseerd op de vaststellingen dat het Instagramaccount waarmee de uitnodigingen voor het feest op 24 oktober 2020 zijn verstuurd op dat moment enkele duizenden volgers had, dat in de biografie stond vermeld dat het een Instagramaccount betreft voor ondergrondse raves in de buurt van [plaats] en dat men het account kan volgen voor meer informatie. Uit het feit dat de berichten van het Instagramaccount voor een ter plaatse aanwezige taxichauffeur zichtbaar waren en de accountbeheerders door een journalist waren benaderd voor het schrijven van een artikel, heeft het hof afgeleid dat het account op dat moment voor eenieder toegankelijk was.
5.5
Het hof heeft voorts acht geslagen op de notitie die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen, waaruit blijkt dat door de accountbeheerders geen (openbare) berichten met informatie omtrent een locatie of een tijdstip voor een feest werden geplaatst om de pakkans minimaal te houden en dat volgers van het Instagramaccount deze informatie konden verkrijgen door een persoonlijk bericht aan de beheerders te sturen. Het hof heeft daaruit afgeleid dat de accountbeheerders bewust uit het zicht van politie en justitie wilden blijven. Uit diezelfde notitie blijkt dat volgers niet alleen zichzelf, maar tevens vrienden en vriendinnen konden aanmelden voor een (volgend) feest. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij uit een lange lijst met namen tien bekenden zocht om hen voor het feest te benaderen en dat anderen hetzelfde deden.
5.6
Naar het oordeel van het hof waren het handelen en de uitlatingen van de verdachte en de medeverdachten in de kern erop gericht om een breed publiek, waaronder ook personen die niet de Instagramaccounts volgden, te bereiken en zijn de uitlatingen dus ‘in het openbaar’ geschied. Het hof heeft daarbij voormelde omstandigheden in aanmerking genomen, alsook het feit dat door de politie ter plaatse een groep van tussen de 200 à 300 mensen was aangetroffen en het feit dat de verdachte voor het evenement een grote sound box had gehuurd en driehonderd flessen water had ingekocht.
De bespreking van de middelen
5.7
Het eerste, het tweede en het vierde middel richten zich tegen bovengenoemd oordeel met de volgende klachten:
1. de bewezenverklaring is niet naar de eisen van de wet gemotiveerd, doordat het hof voor de bewezenverklaring redengevend heeft geacht dat het Instagramaccount voor eenieder toegankelijk was, op de grond dat de accountbeheerders door een journalist waren benaderd voor het schrijven van een artikel, terwijl deze laatste omstandigheid geen steun vindt in de gebezigde bewijsmiddelen en het hof niet heeft aangegeven aan welk bewijsmiddel deze omstandigheid is ontleend;
2. de bewezenverklaring kan niet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid en/of is onbegrijpelijk gemotiveerd, omdat een deel van de in de bewezenverklaring genoemde uitlatingen in privéberichten is verstuurd en daarmee niet ‘in het openbaar’ is gedaan;
4. de bewezenverklaring is onbegrijpelijk gemotiveerd, omdat:
a) het oordeel dat het Instagramaccount voor eenieder toegankelijk was onbegrijpelijk is gemotiveerd;
b) het oordeel dat het handelen van de verdachte en de medeverdachte in de kern erop gericht was om een breed publiek te bereiken onbegrijpelijk is gemotiveerd.
5.8
Deze klachten vertonen gedeeltelijk overlap en zal ik waar mogelijk dan ook gezamenlijk bespreken. Dat brengt in dit geval mee dat ik bij de bespreking van de middelen hier en daar noodgedwongen afwijk van de in de schriftuur gehanteerde volgorde.
5.9
Ik begin met een bespreking van respectievelijk het
eerste middelen het
vierde middel, deelklacht a).
5.1
Bij zijn oordeel dat de gedragingen van de verdachte in de kern erop gericht waren om een breed publiek te bereiken, heeft het hof onder meer als omstandigheid betrokken dat het Instagramaccount op de bewuste avond voor eenieder toegankelijk was. Het hof heeft dat afgeleid uit het feit dat de berichten van dit account voor een ter plaatse aanwezige taxichauffeur zichtbaar waren en dat de accountbeheerders door een journalist waren benaderd voor het schrijven van een artikel.
5.11
Het
eerste middelvoert kort gezegd aan dat de door het hof in zijn bewijsoverwegingen genoemde omstandigheid dat de accountbeheerders door een journalist waren benaderd voor het schrijven van een artikel geen steun vindt in de gebezigde bewijsmiddelen.
5.12
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus – al dan niet in reactie op een bewijsverweer – beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging
(a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en
(b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. [13]
5.13
De steller van het middel merkt terecht op dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet volgt dat de beheerders van het Instagramaccount zijn benaderd door een journalist. Het hof heeft evenmin in zijn bewijsoverwegingen gespecificeerd waaraan deze omstandigheid is ontleend.
5.14
Tot cassatie hoeft dit in dit specifieke geval echter niet te leiden. Wanneer de bewuste overweging wordt weggedacht uit de bewijsmotivering is de bewezenverklaring naar mijn inzicht immers nog steeds toereikend gemotiveerd. [14] Het hof heeft aan de vaststelling dat het Instagramaccount voor eenieder toegankelijk was immers ook ten grondslag gelegd dat de berichten van dit account voor een ter plaatse aanwezige taxichauffeur zichtbaar waren. Daarnaast heeft het hof zijn oordeel dat de bewezenverklaarde uitlatingen erop gericht waren om een breed publiek te bereiken en aldus ‘in het openbaar’ zijn gedaan niet slechts doen steunen op de hiervoor genoemde vaststelling, maar ook op onder meer de vaststelling dat de Instagramaccounts enkele duizenden volgers hadden en dat volgers niet alleen zichzelf, maar tevens vrienden en vriendinnen konden aanmelden voor een (volgend) feest. Met andere woorden, de omstandigheid dat de accountbeheerders door een journalist zouden zijn benaderd – die verder geen onderdeel van de bewezenverklaring uitmaakt – is in het geheel van de bewijsvoering van het hof van zodanig ondergeschikte betekenis dat de verdachte onvoldoende belang heeft bij deze klacht.
5.15
Het eerste middel faalt.
5.16
Datzelfde geldt mijns inziens voor
deelklacht a)van het
vierde middel. De steller van het middel betoogt dat uit de omstandigheid dat de taxichauffeur de berichten van het Instagramaccount kon zien niet zonder meer volgt dat het Instagramaccount voor eenieder toegankelijk was. Uit de foto’s die als bijlage zijn gevoegd bij het tot het bewijs gebezigde proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2020 blijkt namelijk dat de taxichauffeur het Instagramaccount volgde. [15] Geklaagd wordt dat hieruit niet kan worden geconcludeerd dat de berichten voor eenieder (en dus ook niet-volgers van het account) zichtbaar waren.
5.17
Deze klacht – die overigens in feitelijke aanleg niet is geuit – treft naar mijn inzicht geen doel. Daarbij merk ik op dat de vaststelling van het hof dat het Instagramaccount op de bewuste avond voor eenieder toegankelijk was, zich voor meerdere lezingen leent. Mogelijk bedoelde het hof hiermee niet meer te zeggen dan dat het account destijds in de lucht was en aldus vindbaar was voor Instagramgebruikers. [16] In dat geval doet het er verder niet toe of de berichten die op het Instagramaccount werden geplaatst voor eenieder (zowel volgers als niet-volgers van het account) zichtbaar waren en klaagt het middel daarover dan ook tevergeefs. Mocht het hof hiermee – zoals de steller van het middel kennelijk meent – inderdaad tot uitdrukking hebben willen brengen dat de berichten van het Instagramaccount zichtbaar waren voor alle Instagramgebruikers, dan heeft de steller van het middel in zoverre een punt dat een en ander niet zonder meer uit de bewijsmiddelen kan volgen, nu daaruit niet blijkt of het Instagramaccount een openbaar account (in welk scenario berichten voor zowel volgers als niet-volgers zichtbaar zijn) of een privéaccount (in welk scenario berichten alleen voor volgers zichtbaar zijn) betrof.
5.18
Ook in dat laatste geval houdt het bestreden oordeel van het hof mijns inziens echter stand. Zoals ik hiervoor reeds onder randnummer 5.1 aanstipte, kan van opruiing ‘in het openbaar’ ook sprake zijn indien uitlatingen worden gedaan in een besloten omgeving. Anders dan het middel kennelijk voorstaat is voor de beoordeling van de ‘openbaarheid’ aldus niet relevant of de opruiende berichten op het Instagramaccount vrijelijk toegankelijk waren voor eenieder, maar slechts of derden van die uitlatingen konden vernemen. Reden temeer waarom het
vierde middel, deelklacht a)faalt.
5.19
Dat brengt me bij het
vierde middel, deelklacht b), dat zich keert tegen het oordeel van het hof dat de handelingen en de uitlatingen van de verdachte en de medeverdachte in de kern erop gericht waren om een breed publiek, waaronder personen die niet het Instagramaccount volgden, te bereiken en daarmee ‘in het openbaar’ zijn gedaan. In het verlengde daarvan stoelt het
tweede middelop het standpunt dat een deel van de in de bewezenverklaring genoemde uitlatingen niet ‘in het openbaar’ zijn gedaan, omdat deze uitlatingen in privéberichten zijn verstuurd en daarmee niet ‘in het openbaar’ zijn gedaan. De steller van het middel doelt op de in de bewezenverklaring onder het eerste, derde en vierde gedachtestreepje genoemde uitlatingen met i) de uitnodiging voor het feest op 24 oktober 2020, ii) de kosten voor de entree, het water en de ballonnen, en iii) de coördinaten van het feest. Deze informatie stond niet in de ‘story’ die die avond op het profiel van het Instagramaccount was gepubliceerd, maar werd rechtstreeks in privéberichten verstuurd aan de feestgangers.
5.2
Uit de vaststellingen van het hof volgt onder meer dat:
  • het Instagramaccount duizenden volgers had;
  • in de biografie stond vermeld dat men het account kon volgen voor meer informatie over raves in de omgeving van [plaats] ;
  • het aanmelden voor feesten en verdere informatieverstrekking daaromtrent via privéberichten plaatsvond om zo de pakkans minimaal te houden;
  • de verdachte in de volgerslijst van het Instagramaccount heeft gezocht naar bekenden en die per bericht heeft uitgenodigd voor het feest en dat anderen hetzelfde deden;
  • volgers ook vrienden en vriendinnen konden meenemen;
  • daadwerkelijk meerdere volgers bij hun aanmelding voor verscheidene feesten namen van andere personen hebben doorgegeven en hebben aangegeven dat ze met meerdere mensen naar het feest willen komen;
  • bij de ontdekking van het illegale feest op 24 oktober 2020 naar schatting 200 tot 300 mensen aanwezig waren;
  • de verdachte een grote sound box had gehuurd en 300 flessen water had ingekocht.
5.21
Het hof is op grond van deze vaststellingen tot de gevolgtrekking gekomen dat de uitlatingen van de verdachte en de medeverdachten in de kern erop gericht waren om een breder publiek te bereiken, waaronder personen die de Instagramaccounts niet volgden, en dat de uitlatingen daarmee ‘in het openbaar’ zijn gedaan. In de toelichting op het vierde middel wordt ten aanzien van een aantal van deze vaststellingen bepleit dat deze geen steun kunnen bieden aan dit oordeel. Ook wordt aangevoerd dat de uitnodiging waarvan het hof heeft vastgesteld dat deze aan genodigden is verstuurd (de inhoud van de notitie van 24 oktober 2020) niet inhoudt dat ook vrienden mochten worden aangemeld.
5.22
Uit het voorgaande kan een modus operandi worden ontwaard, die inhield dat op het profiel van het Instagramaccount ‘stories’ werden geplaatst – die voor (in ieder geval) de ruim 10.000 volgers zichtbaar waren – waarin volgers ertoe werden aangezet om zich via een privébericht aan te melden voor illegale feesten. Het lijkt mij, gelet op het grote aantal volgers, nogal evident dat de verdachte en de medeverdachten de meeste volgers niet persoonlijk kenden en dat deze ‘stories’ werden gericht aan een grote hoeveelheid betrekkelijk willekeurige derden. Gegevens over de locatie en de tijd van de feesten en nadere instructies werden vervolgens aan uitgekozen volgers verstuurd. Dit gebeurde telkens per privébericht om de pakkans te verkleinen. Volgers konden niet alleen zichzelf maar ook anderen aanmelden voor de feesten. Dat laatste blijkt niet alleen uit bedoelde notitie van 2 augustus 2020 – die inderdaad vermoedelijk betrekking heeft gehad op een ander feest dan het feest van 24 oktober 2020 waarom deze zaak draait – en uit schermafbeeldingen van privéberichten van volgers aan het Instagramaccount, waarin zij zich met meerdere mensen hebben aangemeld voor een feest, alsook uit het feit dat in de op 24 oktober 2020 op het profiel van het Instagramaccount geplaatste ‘story’ staat dat volgers zich moesten aanmelden voor het feest die avond met opgave van namen (“names”), hetgeen impliceert dat volgers meerdere mensen mochten opgeven bij hun aanmelding. Tegen deze achtergrond acht ik het oordeel van het hof dat de bewezenverklaarde uitlatingen zo zijn gedaan dat het ook derden en daarmee een ‘publiek’ kon bereiken, niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd. De hiervoor genoemde vaststellingen van het hof, in onderlinge samenhang bezien, kunnen dat oordeel dragen. Het
vierde middel,
deelklacht b), faalt.
5.23
Het enkele feit dat een aantal van de gedane uitlatingen in privéberichten werd verstuurd naar individuele volgers, doet naar ik meen aan het voorgaande niet af. Daarbij stel ik voorop dat de privéberichten niet op zichzelf staan maar moeten worden bezien in samenhang met de ‘story’. Deze methode, waarbij in privéberichten nadere informatie werd verstrekt, werd enkel en alleen gehanteerd om onder de radar van de opsporings- en handhavingsautoriteiten te blijven. Dergelijke heimelijke verspreiding van opruiende uitlatingen, waarbij de uitlatingen aan de kennisneming van bepaalde personen worden onthouden maar overigens tot een publiek zijn gericht, kan evengoed als openbare opruiing worden aangemerkt. Daarbij weeg ik mee dat er op het feest van 24 oktober 2020 uiteindelijk 200 à 300 mensen zijn aangetroffen, waaruit kan worden opgemaakt dat de privéberichten die op die dag door het Instagramaccount zijn verstuurd aan volgers met de locatie en de tijd van het feest uiteindelijk een grote groep mensen hebben bereikt. Het
tweede middeltreft aldus evenmin doel.

6.Het derde middel

6.1
Het middel luidt in de kern dat het oordeel van het hof dat de op het Instagramaccount gepubliceerde ‘story’ met instructies voor aanmelding voor het feest een opruiende strekking heeft niet uit de bewijsvoering kan volgen, althans niet begrijpelijk is gemotiveerd.
Juridisch kader
6.2
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 131 Sr. Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip ‘opruiing’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling. Opruien betekent het aansporen of aanzetten tot iets. [17] Bij de beoordeling of de door een verdachte gedane uitingen aansporen tot enig strafbaar feit en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van artikel 131 Sr, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard. [18] Indien meerdere uitlatingen tenlastegelegd zijn, heeft de feitenrechter niet ten aanzien van iedere uitlating afzonderlijk te beoordelen of de inhoud daarvan opruiend is, maar komt het daarbij telkens (mede) aan op de – ook aan de samenhang tussen en context van deze uitlatingen te ontlenen – strekking van deze uitlatingen. [19]
6.3
Deze rol die de context en de onderlinge samenhang speelt in de beoordeling van het opruiende karakter van gedane uitlatingen laat zich goed zien in de zaak die leidde tot de recente conclusie van A-G Keulen van 11 februari 2025, ECLI:NL:PHR:2025:173, waarin de verdachte met berichten in een Facebook-groep zou hebben opgeruid tot overtreding van de avondklok tijdens de coronapandemie. Tenlastegelegd was dat de verdachte op 21 januari 2021 op de Facebookpagina ‘Steungroep boeren&burgers 2.0 van [...] ’ het volgende bericht had geplaatst: “Aankomende zondagavond demotour van 21:00 tot 23:00 uur. Een avondklok!!! nu eens kijken hoeveel macht Rutte heeft? Gr [...] .” Het hof oordeelde dat deze uiting aanspoorde tot een voldoende concreet strafbaar feit, nu zij gezien moet worden in de context van een aanvullend (niet-tenlastegelegd) bericht van 23 januari 2021, dat luidde: “Morgenavond 24-01-2021 om 20.30 uur demotour. Vertrek van [plaats] vanaf het marktplein.” Dit oordeel gaf geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en was evenmin onbegrijpelijk, aldus Keulen. Daaraan deed volgens Keulen niet af dat in het tenlastegelegde bericht geen plaatsaanduiding was opgenomen, en de exacte plaats en tijd pas in een volgend bericht werden verstrekt. De Hoge Raad verwierp het beroep met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. [20]
6.4
De uitlating hoeft niet met zoveel woorden het precieze delict te benoemen. Volstaan kan worden met termen waarvan in het algemeen maatschappelijk verkeer bekend is dat zij een strafbare gedraging behelzen. [21] Een voorbeeld is de strafzaak tegen de zogenoemde ‘Blokkeerfriezen’, die tijdens de landelijke Sinterklaasintocht van 2017 de snelweg A7 blokkeerden om deelnemers van een geplande demonstratie tegen Zwarte Piet tegen te houden. Bewezenverklaard was dat de verdachte via Facebook had opgeruid tot onder meer het opzettelijk versperren van een openbare landweg en het door bedreiging met geweld verhinderen van een geoorloofde betoging. In cassatie werd geklaagd over het oordeel van het hof dat de geplaatste Facebookberichten hadden aangespoord tot deze strafbare feiten. De daarin gedane uitingen hielden onder meer in dat “elke oprechte Fries” werd opgeroepen “om zich zaterdagmorgen om 8.30 uur met de Friese vlag te verzamelen op onderstaande locaties bij de Friese grens en bij de centrale as naar [plaats] ” en dat de organisatie het vertrek van “de onruststokers” zou volgen en updates van routes en tijden op Facebook zou zetten, zodat ze “op tijd massaal met Friese vlaggen de (snel)wegen” op kunnen om de demonstranten “te vertragen/verjagen zodat onze kinderen ongestoord een mooi Sinterklaasfeest vieren kunnen in [plaats] ”. A-G Bleichrodt achtte het oordeel van het hof dat de uitingen van de verdachte opruien tot genoemde strafbare feiten niet onjuist of onbegrijpelijk. De omstandigheid dat de uitingen van de verdachte niet met zoveel woorden concreet refereren aan een aanzet tot bedreiging met geweld en/of tot het versperren van een landweg, behoefde volgens Bleichrodt aan een bewezenverklaring niet in de weg te staan, nu voor een veroordeling wegens opruiing niet is vereist dat in de bewezenverklaarde uitingen de bestanddelen van het feit waartoe wordt opgeruid letterlijk zijn aangeduid. [22] De Hoge Raad schaarde zich achter de conclusie dat het oordeel van het hof dat de oproep een opruiende strekking heeft niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt en toereikend is gemotiveerd en verwierp het cassatieberoep. [23]
6.5
Ook uitlatingen waarmee wordt beoogd de geesten rijp te maken voor bepaalde strafbare feiten – door bewondering en verheerlijking van deze strafbare feiten – zonder dat letterlijk, bijvoorbeeld door middel van een bevel of aanmoediging, wordt aangespoord tot het plegen van zulke feiten, kunnen onder omstandigheden opruiend zijn, zo volgt uit HR 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:447,
NJ2020/240, m.nt. N. Keijzer. De verdachte was in deze zaak door het hof veroordeeld voor het opruien tot deelname aan de gewapende strijd in Syrië. Het hof had overwogen dat de verdachte in verschillende tweets op Twitter het geweld, het martelaarschap en de strijd van [...] op een zodanige wijze had verheerlijkt, dat iemand daardoor ertoe gebracht zou kunnen worden deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië. De Hoge Raad hield het oordeel in stand en stelde daarbij voorop dat ook een dergelijke indirecte aansporing tot enig strafbaar feit kan worden aangemerkt als opruiing. [24]
De bespreking van het middel
6.6
Het middel stoelt op het standpunt dat het op het Instagramaccount geplaatste ‘story’ (de onder het tweede gedachtestreepje bewezenverklaarde uitlating) geen opruiende strekking heeft, omdat het onvoldoende concreet is, nu in dit bericht niet tot bepaalde feitelijke handelingen wordt opgeroepen en evenmin concrete informatie wordt gedeeld over het feest.
6.7
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsvoering volgt dat de op het Instagramaccount geplaatste ‘story’ onder meer een herinnering bevat om binnen het tijdslot van 14:00 – 19:00 uur een privébericht te sturen “including names”, alsook de mededeling dat mensen worden geselecteerd die te vertrouwen zijn, dat er een maximumcapaciteit geldt en dat je meer kans maakt om de locatie te ontvangen als je een openbaar account (in plaats van een privé account) hebt. De volgers die zich met een privébericht hebben aangemeld en zijn geselecteerd voor het feest, hebben vervolgens per privébericht nadere informatie ontvangen over de tijd en de locatie van het feest.
6.8
Anders dan het middel voorstaat, spoort bovengenoemde ‘story’ wel degelijk aan tot een bepaalde feitelijke handeling, namelijk tot het aanmelden voor een illegaal feest die avond. Dat daarin het feest niet expliciet bij naam genoemd wordt en evenmin de exacte plaats en tijd van dat feest is verstrekt maakt dat niet anders. Daarbij merk ik – onder verwijzing naar het hiervoor uiteengezette juridisch kader – op dat bij de beoordeling of sprake is van opruiing niet ten aanzien van iedere uitlating afzonderlijk hoeft te worden beoordeeld of de inhoud daarvan opruiend is, maar dat het telkens gaat om de vraag of de uitlatingen in hun onderlinge samenhang bezien, en in het licht van de context waarin deze uitlatingen aan het publiek zijn geopenbaard, een opruiende strekking hebben. Voormelde ‘story’ roept, in samenhang bezien met het daaropvolgende privébericht waarin de locatie en het tijdstip van het feest met volgers is gedeeld, alsmede gelet op de context waarin deze ‘story’ is geplaatst – namelijk op een Instagramaccount dat is gericht op het organiseren van ‘raves’ – onmiskenbaar op tot het deelnemen aan een illegaal feest en daarmee tot het overtreden van het destijds geldende samenscholingsverbod. Het oordeel van het hof dat met het versturen van deze berichten is opgeruid tot het begaan van een strafbaar feit komt mij dan ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd voor. Het derde middel faalt.

7.Het vijfde middel

7.1
Het vijfde en laatste middel klaagt over het bewezenverklaarde medeplegen.
7.2
Door de verdediging is in hoger beroep onder meer aangevoerd dat de rol van de verdachte slechts beperkt is gebleven tot het versturen van privéberichten naar ongeveer tien mensen die hij kende en dat uit het dossier niet volgt dat hij enige bijdrage heeft geleverd aan het plaatsen van bovengenoemde ‘story’ op het Instagramaccount.
7.3
Het hof heeft dat verweer verworpen en daartoe overwogen dat het aandeel van de verdachte bij het organiseren van het feest niet beperkt is gebleven tot het versturen van uitnodigingen voor het feest. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte:
  • tevens een sound box heeft geregeld voor het feest;
  • rond de driehonderd flessen water heeft ingekocht en deze flessen tijdens het feest aan bezoekers heeft verkocht;
  • tijdens het feest – samen met een ander – bij de ingang heeft gestaan om entreegeld aan te nemen en tijdens de insluitingsfouillering een contant geldbedrag van € 906,70 op zak had.
Gelet hierop heeft het hof geoordeeld dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de organisatie van het feest, en dat daarmee sprake is van een gezamenlijke uitvoering bij het tenlastegelegde opruien, waarbij de verdachte nauw en bewust met de andere organisatoren van het feest heeft samengewerkt.
7.4
Het middel behelst de klacht dat dit oordeel niet begrijpelijk is gemotiveerd, omdat het hof zich daarbij heeft gebaseerd op de betrokkenheid van de verdachte bij de organisatie van het feest zelf, terwijl daaruit niet volgt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het delen van de (opruiende) berichten op het Instagramaccount. De steller van het middel neemt daarbij het standpunt in dat geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van het tenlastegelegde feit, nu uit de bewijsvoering van het hof niet blijkt dat de verdachte op 24 oktober 2020 de ‘story’ op het Instagramaccount heeft gedeeld met een herinnering aan volgers om zich per privébericht aan te melden voor het feest.
7.5
Dat zie ik anders. Daarbij stel ik het volgende voorop. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. [25] De mate van samenwerking staat centraal bij de beoordeling van het medeplegen en niet zozeer de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. [26] Van medeplegen zal in beginsel sprake zijn bij een gezamenlijke uitvoering van het feit, omdat een gezamenlijke uitvoering in de regel duidt op een bewuste en nauwe samenwerking en op de vereiste intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht. Onder een gezamenlijke uitvoering kan ook worden verstaan de uitvoering van een gemeenschappelijk plan, waarbij de verdachte blijkens zijn bijdrage (van voldoende gewicht) de intentie heeft om het doel van het plan te verwezenlijken. [27] Wanneer de bijdrage van iemand niet kan worden aangemerkt als het meedoen aan een gezamenlijke uitvoering, maar enkel bestaat uit een gedraging die met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht en/of die niet tijdens de uitvoering worden verricht, wordt van de feitenrechter verwacht dat hij in de bewijsvoering, indien hij toch tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, dat medeplegen nauwkeurig motiveert. Bij de vorming van het oordeel dat toch sprake is van een bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht voor de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten. [28]
7.6
Uit de vaststellingen van het hof volgt dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan tot het organiseren van een illegaal feest en dat de verdachte daaraan een substantiële bijdrage heeft geleverd. Het tenlastegelegde opruien, dat wil zeggen het uitnodigen van gasten voor het feest, vormde een noodzakelijk onderdeel van dat plan. Het in de overwegingen van het hof besloten liggende oordeel dat de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere organisatoren zich ook heeft uitgestrekt tot het opruien via het Instagramaccount acht ik in zoverre niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
7.7
Dat niet is vastgesteld dat de verdachte op die bewuste avond meergenoemd ‘story’ op het Instagramaccount heeft geplaatst of een van de beheerders van het Instagramaccount was, doet daaraan niet af. Voor medeplegen is immers niet vereist dat elk van de medeplegers de gehele delictsinhoud vervult. Daarbij komt dat het hof heeft vastgesteld – en in cassatie niet wordt betwist – dat de verdachte op zijn telefoon was ingelogd op het Instagramaccount en dat hij daadwerkelijk uitvoeringshandelingen heeft verricht, namelijk het versturen van het tenlastegelegde privébericht met nadere informatie over het tijdstip en de locatie van het feest naar een deel van de volgers van het Instagramaccount, en aldus de bestanddelen van opruiing in ieder geval ten aanzien van een deel van de tenlastegelegde uitlatingen feitelijk heeft vervuld. Van een gedraging die in de regel met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht lijkt mij hier – anders dan de steller van het middel kennelijk impliceert – dan ook geen sprake. Het middel treft geen doel.

8.Slotsom

8.1
De middelen falen en kunnen mijns inziens worden afgedaan met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
8.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL3221.
2.Bijlage bij bewijsmiddel 4 (een foto die de verbalisant in de nacht van 24 op 25 oktober 2020 heeft gemaakt van het Instagramaccount). Bij nader onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte op 18 december 2020 had het Instagramaccount op dat moment ‘nog’ 5.043 volgers (bijlage bij bewijsmiddel 5).
3.Om een privé Instagramaccount te kunnen volgen moet de gebruiker een volgverzoek indienen. Nadat dat volgverzoek wordt geaccepteerd door het privé account kan de volger de berichten en ‘stories’ van dit account zien.
4.Bijlagen bij bewijsmiddel 5.
5.Aldus het hof. Gelet op de data naast het bericht lijkt het bericht te zijn aangemaakt op 20 juli 2020 en gewijzigd op 2 augustus 2020.
6.HR 22 mei 1939, ECLI:NL:HR:1939:35,
7.A.L.J. Janssens & A.J. Nieuwenhuis,
8.J.W. Fokkens, in:
9.A.L.J. Janssens & A.J. Nieuwenhuis,
10.HR 11 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:312
11.J.M. ten Voorde, in:
12.A.L.J. Janssens & A.J. Nieuwenhuis,
13.HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1958; HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858,
14.Vgl. Conclusie A-G Keulen 25 juni 2024, ECLI:NL:PHR:2024:767, randnr. 35 (HR: 81 RO (arrest van 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1056)).
15.Bewijsmiddel 4.
16.Daarbij merk ik op dat de biografie van een (publiek of privé) Instagramaccount voor eenieder zichtbaar is, ook voor niet-volgers.
17.A.L.J. Janssens & A.J. Nieuwenhuis,
18.HR 5 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1573,
19.HR 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:447,
20.HR 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:625.
21.A.L.J. Janssens & A.J. Nieuwenhuis,
22.Conclusie van 13 oktober 2022, ECLI:NL:PHR:2020:941, randnummer 54.
23.HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2020,
24.Herhaald en bevestigd in HR 5 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1573,
25.14 mei 2025HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316,
26.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474,
27.HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:187,
28.14 mei 2025HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316,