ECLI:NL:RBAMS:2025:2571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
11302429 EL 24-33
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasezaak met Dexia en schadevergoeding voor onrechtmatig handelen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, wonende in Spanje, en Dexia Nederland B.V. De eiseres had een effectenleaseovereenkomst afgesloten via de tussenpersoon Hansanet B.V., die geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De eiseres vorderde schadevergoeding van Dexia, stellende dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door haar als cliënt te accepteren, terwijl Dexia had moeten weten dat de tussenpersoon ook als adviseur optrad zonder de benodigde vergunning. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat de eiseres schade had geleden. De vordering van de eiseres werd toegewezen, inclusief een schadevergoeding van € 12.253,54, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Dexia veroordeeld om binnen veertien dagen het Bureau Kredietregistratie te informeren dat de eiseres geen verplichtingen meer had uit de leaseovereenkomst, op straffe van een dwangsom. De incidentele vordering van Dexia om inzage in het intakeformulier werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de eiseres, aangezien zij in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Zaaknummer: 11302429 EL 24-33
vonnis van de kantonrechter van 3 april 2025
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] (Spanje),
eisende partij in conventie in de hoofdzaak en in het incident,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak en verwerende partij in het incident,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiseres] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 augustus 2024, tevens houdende een incidentele conclusie ex artikel 843a Rv (oud);
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens incidentele conclusie ex artikel 843a Rv (oud), tevens conventie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eiseres] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[nummer]
19-12-2000
Capital Effect Vooruitbetaling
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
07-03-2007
- € 9.378,83
€ 390,68 door verrekening met diverse dividendopbrengsten
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiseres] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – een bedrag van € 16.395,60 aan maandtermijnen en een bedrag van € 390,68 – door verrekening met diverse dividendopbrengsten – wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiseres] – na verrekening – € 2.956,37 aan dividenden ontvangen en € 1.185,69 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] , Leaseproces, heeft bij brief van 20 maart 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in de incidenten

3.1.
[eiseres] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv (oud) zal veroordelen het aanvraagformulier aan [eiseres] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiseres] bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel wordt doorgehaald en dat de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan wordt gemaakt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,00,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiseres] van al datgene dat [eiseres] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 voor recht zal verklaren dat [eiseres] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiseres] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een incidentele vordering en een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
- in het incident:
 [eiseres] ex artikel 843a Rv (oud) zal veroordelen een afschrift van het intakeformulier aan Dexia te verstrekken, waar de door Leaseproces namens [eiseres] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak :
 [eiseres] zal veroordelen om aan Dexia te betalen de som van € 2.735,60, vermeerderd met wettelijke rente,
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiseres] gesloten overeenkomst met nummer [nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en daarom niets meer aan [eiseres] verschuldigd is,
 [eiseres] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in de incidenten

rechtsmacht

4.1.
Omdat [eiseres] in het buitenland woonachtig is en de vordering daardoor een internationaal karakter draagt, moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Die vraag wordt bevestigend beantwoord en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 ( Brussel I bis-Verordening), nu Dexia woonplaats heeft in Nederland.
toepasselijk recht
4.2.
Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de kantonrechter als volgt. De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO-verdrag), nu Nederland bij dit verdrag partij is en de vordering betrekking heeft op door het verdrag bestreken onderwerpen. Dexia en [eiseres] hebben – overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van dit verdrag – in de tussen hen gesloten overeenkomst een expliciete keuze gedaan voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Daarom is op deze vordering Nederlands recht van toepassing.
algemeen4.3. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiseres] .
4.4.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.5.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiseres] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.6.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiseres] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.7.
[eiseres] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Hansanet B.V. (hierna: Hansanet) Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.8.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiseres] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiseres] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiseres] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiseres] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.9.
[eiseres] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiseres] is via een kennis met Hansanet in contact gekomen. Daarna is de adviseur van Hansanet (hierna te noemen: de adviseur), bij de broer van [eiseres] thuis in Nederland, waar [eiseres] destijds op bezoek was, langsgekomen voor een financieel adviesgesprek om hen beiden te adviseren. Tijdens het huisbezoek informeerde de adviseur bij [eiseres] hoe haar financiële situatie was op dat moment en of [eiseres] misschien financiële wensen had. [eiseres] heeft daarop bij de adviseur aangegeven dat zij wat geld op haar spaarrekening had staan uit de erfenis van haar overleden man en dat zij bezig was met het kopen van een huisje op een vakantiepark in [plaats 1] om in te verblijven. Daarnaast is ook het inkomen van [eiseres] ter sprake gekomen. [eiseres] heeft bij de adviseur aangegeven dat zij graag een financiële reserve zou willen opbouwen voor in de toekomst. De adviseur gaf aan dat hij hier een geschikt product voor had. De adviseur adviseerde [eiseres] om een Capital Effect overeenkomst bij Bank Labouchere af te sluiten. Ook adviseerde de adviseur aan [eiseres] om haar spaargeld te gebruiken om een vooruitbetaling van ongeveer NLG 36.000,- te kunnen voldoen voor de Capital Effect overeenkomst. Volgens de adviseur zouden hier mooie rendementen uitkomen waardoor [eiseres] binnen vijf jaar al een aanzienlijk vermogen zou hebben opgebouwd. Daarna zou [eiseres] maandtermijnen van ongeveer NLG 750,- moeten betalen. De bedragen voor de vooruitbetaling en de maandtermijnen heeft de adviseur vastgesteld aan de hand van het inkomen van [eiseres] en het bedrag op de spaarrekening. De adviseur vertelde aan [eiseres] dat de rendementen al jarenlang aan het stijgen was en alleen maar door zou blijven stijgen. Er zou worden belegd in kapitaalkrachtige bedrijven zoals Unilever en Ahold, de aandelen van deze bedrijven zouden volgens de adviseur alleen maar door blijven groeien en hoge dividenden behalen. Om zijn advies kracht bij te zetten heeft de adviseur prognoses laten zien waar uitsluitend positieve resultaten in stonden. Deze prognosevoorbeelden zijn niet (meer) in bezit van [eiseres] en kunnen om die reden niet worden overgelegd. Tevens heeft de adviseur aan [eiseres] toegezegd dat zij vrije beschikking hield over het geld dat zij zou inleggen en dat dit vrij opneembaar was. Omdat [eiseres] reeds bezig was met het kopen van een huisje op een vakantiepark in [plaats 1] , adviseerde de adviseur ook nog aan [eiseres] om te investeren in een huisje op een nieuw te bouwen vakantiepark in [plaats 2] . Uit de verhuuropbrengst zou [eiseres] een mooi rende­ ment behalen en zodoende nog meer vermogen opbouwen, aldus de adviseur. [eiseres] heeft dit advies van de adviseur afgeslagen, omdat de koop van het huisje in [plaats 1] al bijna afgerond was en zij daar zelf in zou gaan verblijven. De adviseur heeft [eiseres] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Als [eiseres] op deze risico's was gewezen had zij de onderhavige overeenkomst niet afgesloten. [eiseres] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur heeft de aanvraag verzorgd. Een leeg aanvraagformulier met de naam van de tus­ senpersoon en adviseur in kwestie heeft de adviseur achtergelaten. De ondertekening van de overeenkomst is op een later moment in orde gemaakt, daarna heeft de adviseur de getekende overeenkomst naar Bank Labouchere verzonden.
4.10.
[eiseres] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, voor zover van belang, onder meer gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van 19 december 2000 met contractnummer [nummer] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] -Hansanet B.V.,
- een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat Hansanet zich vanaf juni 2000 bezighield met advies & bemiddeling in financiële producten.
4.11.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiseres] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiseres] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiseres] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiseres] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.12.
[eiseres] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiseres] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiseres] , had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eiseres] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiseres] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiseres] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiseres] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiseres] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiseres] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiseres]4.14. De door [eiseres] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door [eiseres] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiseres] niet alleen als klant aanbracht maar [eiseres] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De verklaring voor recht dat de restschuld niet verschuldigd is zal eveneens worden toegewezen.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiseres] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiseres] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Niet in geschil is dat het fiscaal voordeel € 1.185,69 bedraagt. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[eiseres] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 12.253,54. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiseres] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering van [eiseres]
4.17.
vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier. Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] in het gelijk zal worden gesteld. Zij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
BKR-registratie
4.18.
Dexia zal - voor het geval Dexia met betrekking tot [eiseres] een A-codering aan het BKR heeft doorgegeven - worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiseres] geen verplichtingen uit de leaseovereenkomst meer heeft, De daaraan te verbinden dwangsom wordt bepaald op € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet maan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00.
de incidentele vordering van Dexia
afgifte intakeformulier
4.19.
Dexia vordert dat [eiseres] wordt veroordeeld het intakeformulier van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Met ingang van 1 januari 2025 is artikel 843a Rv in gewijzigde vorm verplaatst naar artikel 194 ev Rv. Vanwege het overgangsrecht is in deze zaak artikel 843a Rv (oud) nog van toepassing. Een zogenoemde “exhibitievordering” op grond van artikel 843a lid 1 Rv (oud). kan worden toegewezen als degene die de vordering instelt een rechtmatig belang heeft bij het inzien van bepaalde stukken die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin eiser partij is.
4.20.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv (oud) geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv (oud) is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. Ook van [eiseres] als cliënte van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiseres] in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv (oud), zich daartegen [eiseres] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt. Het verstrekken van (vertrouwelijke) informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient echter onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.21.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op
€ 82,00.
vorderingen Dexia hoofdzaak
4.22.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.23.
Omdat [eiseres] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiseres] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97
4.24.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in de incidenten
in het incident ex. artikel 843a Rv tot afgifte van een afschrift van het aanmeldformulier
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident ex. artikel 843a Rv tot afgifte van het intakeformulier
5.3.
wijst de vordering van Dexia af,
5.4.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiseres] , tot op heden begroot op € 82,00,
in de hoofdzaak
in conventie
5.5.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door [eiseres] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiseres] niet alleen als klant aanbracht maar [eiseres] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.6.
verklaart voor recht dat [eiseres] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.7.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.253,54, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.8.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.9.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.10.
veroordeelt Dexia – voor het geval Dexia met betrekking tot [eiseres] een A-codering aan het BKR heeft doorgegeven – om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiseres] geen verplichting uit de leaseovereenkomst meer heeft, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,00,
5.11.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.13.
wijst de vorderingen af,
5.14.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: FB
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.