ECLI:NL:RBDHA:2018:3902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
09/767262-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot Hongaarse vrouwen in de prostitutie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte heeft in georganiseerd verband meerdere jonge vrouwen, voornamelijk afkomstig uit Hongarije, uitgebuit in de prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de vrouwen hebben geworven, vervoerd, gehuisvest en hen gedwongen om een deel van hun verdiensten af te staan. De vrouwen verkeerden in een kwetsbare positie en waren afhankelijk van de verdachte en zijn medeverdachten, die hen onder druk zetten en dreigementen gebruikten om hen te dwingen te blijven werken en hun geld af te staan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarbij rekening is gehouden met eerdere veroordelingen in België voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die de slachtoffers van de mensenhandel zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767262-14
Datum uitspraak: 23 maart 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] (Hongarije),
verblijfsadres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 19 april 2016, 15 juni 2017 (
pro forma), 1, 6, 7, 12, 13, 15 en 19 februari 2018 (
inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. S.M. van der Kallen en mr. E. Visser, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.P. Wesselink-van Dijk, naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 13 februari 2018 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - kort gezegd en na de toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 12 februari 2018 - ten laste gelegd dat hij zich, al dan niet samen met een ander of anderen, in Nederland en/of in Hongarije schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van zes vrouwen:
  • [slachtoffer 1] in de periode van 1 november 2012 tot en met 13 maart 2013 (feit 1);
  • [slachtoffer 2] in de periode van 30 november 2012 tot en met 24 december 2012 (feit 2);
  • [slachtoffer 3] in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 1 januari 2013 (feit 3);
  • [slachtoffer 4] in de periode 1 januari 2013 tot en met 28 februari 2013 (feit 4);
  • [slachtoffer 5] in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 8 april 2012 (feit 5);
  • [slachtoffer 6] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 2 februari 2013 (feit 7).
Voorts wordt de verdachte ervan verdacht dat hij in de periode van januari 2010 tot en met 13 maart 2014 in Nederland en/of Oostenrijk en/of Duitsland en/of Hongarije, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 6).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage I bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit. De reeds toegewezen wijzigingen in de tenlastelegging zijn daarin cursief weergegeven.

3.Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van de zaaksdossiers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] nu vervolging in strijd zou zijn met het ne-bis-in-idembeginsel, zoals dat is verwoord in artikel 68 Sr. Verdachte is ten aanzien van deze slachtoffers reeds in België veroordeeld en heeft daarbij een gevangenisstraf opgelegd gekregen die ten tijde van de uitspraak zal zijn uitgezeten. Hetzelfde verweer voert de verdediging ten aanzien van feit 6 (criminele organisatie), primair voor de gehele tenlastegelegde periode en subsidiair voor de periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014. De verdediging wijst er op dat de Belgische rechter een ruime bevoegdheid heeft de tenlastelegging te wijzigen, inclusief de datum en de pleegplaats en baseert zich hierbij op het rapport ‘De tenlastelegging als grondslag voor de rechterlijke beslissing’ van het Wetenschappelijke Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie [1] . De verdediging beroept zich daarnaast op artikel 54 van de Schengen Uitvoerings Overeenkomst (hierna: SUO) en de jurisprudentie dienaangaande van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk zijn in de vervolging nu de veroordeling in België ziet op feiten in België gepleegd en de verdenking die thans voorligt, ziet op feiten in Nederland en/of Hongarije gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte bij vonnis van de rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, op 21 augustus 2014 onder andere is veroordeeld ter zake van mensenhandel van de slachtoffers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , gepleegd te Gent en elders in het Rijk in de periode van 1 januari 2013 tot 1 augustus 2013 (D.1) en in de periode van 2 augustus 2013 tot 13 maart 2014 (D.2). Tevens is de verdachte daarbij veroordeeld voor het deelnemen aan een criminele organisatie, gepleegd te Gent en elders in het Rijk in de periode van 1 februari 2013 tot 13 maart 2014 (A). Nu verdachte niet in hoger beroep is gegaan tegen dit vonnis staat de veroordeling daarmee vast: dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
Wat betreft de door de verdediging gedane suggestie dat de Belgische rechter een ruime bevoegdheid toekomt de tenlastelegging te wijzigen, merkt de rechtbank het volgende op. Op basis van het genoemde rapport van het WODC stelt de rechtbank het volgende vast. Indien de Belgische rechter van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, zal hij dit altijd gedurende het onderzoek ter terechtzitting moeten doen. Mocht hij na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting tot de conclusie komen dat hij de tenlastelegging dient te wijzigen, dan zal hij het onderzoek ter terechtzitting moeten heropenen. De rechter is daarna gebonden aan de tenlastelegging in die zin dat hij geen ander feit bewezen mag verklaren dan ten laste is gelegd. Die gebondenheid van de rechter aan de tenlastelegging komt ook tot uitdrukking in de wijze waarop de bewezenverklaring in het vonnis wordt onderbouwd. De tenlastelegging wordt namelijk overgenomen in het vonnis waarbij de rechter aangeeft op wiens initiatief de tenlastelegging is gewijzigd en wat die wijziging inhoudt. De suggestie van de verdediging dat de Belgische rechter mogelijk is uitgegaan van een ruimere tenlastelegging (bijvoorbeeld wat betreft de pleegplaats, hier zouden mogelijk ook Nederland en/of Hongarije onder kunnen vallen) dan voormeld in het vonnis, is dan ook apert onjuist.
Zoals gezegd wordt de tenlastelegging waaraan de rechter gebonden is, overgenomen in het vonnis. Het Belgische vonnis biedt geen aanknopingspunten voor de suggestie van de verdediging.
Artikel 54 SUO bepaalt - samengevat - dat een persoon niet voor dezelfde feiten op het grondgebied van verschillende overeenkomstsluitende staten mag worden vervolgd. Aan het Europese Hof is een aantal maal de vraag voorgelegd wat in dat verband onder ‘dezelfde feiten’ moet worden verstaan. Daarbij heeft het Europese Hof [2] uitgemaakt dat het enige relevante criterium voor de toepassing van artikel 54 SUO is
de gelijkheid van de materiële feiten, zijnde het bestaan van een geheel van concrete omstandigheden die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, ongeacht de juridische kwalificatie van deze feiten of het beschermde belang.
In voorliggende (Nederlandse) zaak gaat het bij de zaakdsossiers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] om de verdenking van mensenhandel gepleegd in Nederland in een periode die deels overlappend is met de periode waarvoor verdachte ook in België is veroordeeld. Voor zover de verdediging naar voren heeft willen brengen dat hier sprake is van dezelfde feiten, nu het om dezelfde meisjes gaat die door verdachte eerst in Nederland en aansluitend in België tewerk zijn gesteld als prostituee, slaagt dit verweer niet. Deze feiten zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden naar tijd en plaats. Anders dan bijvoorbeeld in de zaak Van Esbroeck [3] waar - kort gezegd - de uitvoer van drugs in de ene staat tegelijkertijd de invoer van drugs in de andere staat betekent en er sprake is van dezelfde feiten (immers, onlosmakelijk met elkaar verbonden), is daar in dit geval geen sprake van. Hier betreft het weliswaar hetzelfde meisje, maar de tewerkstelling in de ene staat is niet onlosmakelijk verbonden met die in de andere staat. Het is eerder de verdenking van opnieuw eenzelfde soort feit maar dan op een andere plaats en op andere momenten in deels dezelfde periode.
De rechtbank vermag het Belgische vonnis niet anders te interpreteren dan dat verdachte veroordeeld is voor mensenhandel waarbij genoemde dames slachtoffer zijn geworden in de periode 2013 tot 13 maart 2014; het gaat hierbij uitdrukkelijk om gedragingen die kwalificeren als mensenhandel die
in Belgiëzijn gepleegd. De aan de rechtbank voorliggende verdenking betreft die van mensenhandel ten aanzien van dezelfde dames gepleegd in Nederland en/of Hongarije in zoals gezegd een deels overlappende periode.
De relevantie van opmerkingen in het Belgische vonnis met betrekking tot activiteiten aangaande deze drie dames die in Nederland hebben plaatsgevonden is zonder kennisneming van het Belgische dossier de rechtbank niet bekend geworden.
De rechtbank verwerpt mitsdien het verweer. Nu er ook overigens geen gronden zijn om de officieren van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, zijn zij ontvankelijk in hun vervolging ten aanzien van de zaaksdossiers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
Wat betreft feit 6 (deelnemen aan criminele organisatie) ligt dit iets anders. De rechtbank is van oordeel dat de verdenking daar ziet op deelneming aan min of meer dezelfde criminele organisatie als die later in België actief is geweest. De verdenking ziet ook deels op dezelfde deelnemers aan de organisatie en ook voor een klein deel op dezelfde slachtoffers. De Belgische rechter heeft, ondanks dat zij dit feit slechts bewezen heeft verklaard voor zover gepleegd ‘te Gent en elders in het Rijk’, in het vonnis expliciet stilgestaan bij het internationale karakter van deze organisatie. Zo zou de organisatie actief zijn geweest in Hongarije, Zwitserland, Duitsland, Nederland en België met Gent als uitvalsbasis. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat deze feiten onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden naar tijd en plaats en dat verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014 opnieuw wordt vervolgd wegens hetzelfde feit waarover bij gewijsde onherroepelijk is beslist door de Belgische rechter, waarbij aan verdachte een gevangenisstraf is opgelegd, die gevolgd is door gehele tenuitvoerlegging. De rechtbank zal de officieren van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren voor de periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014.
Wat betreft het overige deel van de tenlastegelegde periode geldt (mutatis mutandis) hetgeen de rechtbank reeds hiervoor heeft opgemerkt ten aanzien van de individuele zaaksdossiers. Dat betreft naar het oordeel van de rechtbank niet een vervolging voor hetzelfde feit. De twee feiten zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden naar tijd en plaats. De verdenking ziet in de eerste plaats op een andere periode en in de tweede plaats lijkt de uitvalsbasis bij voorliggend feit Den Haag te zijn.
De rechtbank verwerpt op grond van bovenstaande het primaire verweer, wijst het subsidiaire verweer toe en verklaart de officieren van justitie niet-ontvankelijk voor de periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Naar aanleiding van restinformatie uit het onderzoek ‘Buidelwolf’, waaruit de verdenking was ontstaan dat meerdere personen uit een Hongaarse familie zich zeer waarschijnlijk bezighielden met (georganiseerde) mensenhandel als bedoeld in artikel 273f Sr, is in januari 2013 het onderzoek ‘Apus’ gestart.
Het Apus onderzoek ziet in totaal op 21 aangeefsters c.q. (door het openbaar ministerie veronderstelde) slachtoffers. Uit dit onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte zich ten aanzien van verschillende van deze vrouwen schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van) mensenhandel. Voorts bestaat jegens de verdachte de verdenking dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van mensenhandel en witwassen.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben, zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
  • medeplegen feit 1 ( [slachtoffer 1] );
  • medeplegen feit 2, sub 1, 3, 4 en 9 ( [slachtoffer 2] );
  • medeplegen feit 3, sub 1, 4, 6 en 9 ( [slachtoffer 3] );
  • feit 4, sub 1, 4, 6 en 9 ( [slachtoffer 4] );
  • medeplegen feit 5, sub 6 en 9 ( [slachtoffer 5] );
  • feit 6, ten aanzien van mensenhandel en witwassen (Criminele organisatie);
  • medeplegen feit 7 ( [slachtoffer 6] ).
Ten aanzien van de volgende feiten hebben de officieren van justitie tot (partiële) vrijspraak gerekwireerd:
  • feit 2, sub 6 ( [slachtoffer 2] );
  • feit 3, sub 3 ( [slachtoffer 3] );
  • feit 4, medeplegen en sub 3 ( [slachtoffer 4] );
  • feit 5, sub 1, 3 en 4 ( [slachtoffer 5] );
  • feit 6, ten aanzien van mishandeling en bedreiging (Criminele organisatie).
Bij de beoordeling van de verschillende onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank, voor zover relevant, weergeven wat de officieren van justitie ter onderbouwing hebben aangevoerd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, zoals verwoord in een uitgebreide pleitnota, uitvoerig verweer gevoerd ten aanzien van (vrijwel) alle onderdelen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Waar nodig zal de rechtbank op de gevoerde verweren responderen.
4.4
Juridisch kader
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit wetsartikel staat in titel XVIII van voornoemd wetboek, de titel die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en vrijheid. Bij mensenhandel moet altijd uitgegaan worden van de intentie van de dader, niet van die van het slachtoffer.
In het onderzoek Apus is een tiental verdachten naar voren gekomen die allen verdacht worden van mensenhandel binnen de prostitutiebranche, ieder ten aanzien van ten minste een paar dames. Het gaat daarbij steevast om de verdenking van diverse varianten van mensenhandel zoals deze zijn opgenomen in de onderscheidenlijke onderdelen van het eerste lid van artikel 273f Sr. De rechtbank zal hierna eerst kort stilstaan bij het juridisch kader van mensenhandel tegen welke achtergrond zij iedere verdenking heeft bezien. De rechtbank zal daarbij de diverse varianten - voor zover relevant - en de uitgangspunten die de rechtbank daarbij hanteert uiteenzetten en dit stuk afsluiten met enkele algemene overwegingen.
Sub 1
In sub 1 zijn diverse handelingen strafbaar gesteld voor zover deze worden gefaciliteerd door een dwangmiddel en met het oogmerk van uitbuiting worden verricht.
Handelingen
De handelingen (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen) hebben elk een neutrale en feitelijk betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Dwangmiddelen
De dwangmiddelen - voor zover deze voor de officieren van justitie en/of de verdediging een punt van aandacht zijn geweest tijdens de behandeling ter terechtzitting - zijn dwang, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
Het begrip ‘dwang’ moet ruim worden uitgelegd en worden bekeken in de hele context waarin de handelingen van de verdachte plaatsvinden. Het slachtoffer zal door aanwending van dwang tegen zijn zin in een situatie van uitbuiting zijn gebracht, waarin hij, als hij daartoe weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen. Het slachtoffer moet het dwangmiddel dus hebben opgemerkt en het moet bij hem vrees hebben opgeleverd, anders is er geen sprake van dwang. Daarbij doet het niet ter zake dat de dwang op een ander in het algemeen geen indruk zou maken. Het is subjectief.
Het dwangmiddel ‘misleiding’ heeft op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad feitelijke betekenis [4] . De rechtbank gaat er bij dit dwangmiddel vanuit dat er doelbewust een foute voorstelling van zaken wordt gegeven, iemand wordt overtuigd van iets dat niet waar is, waardoor iemand iets gaat doen dat hij anders niet zou hebben gedaan. Ook dit dwangmiddel is subjectief.
‘Misbruikdwangmiddelen’
Ook de dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ hebben feitelijke betekenis. [5] Deze dwangmiddelen, die objectief moeten worden vastgesteld, kunnen elkaar deels overlappen. Deze misbruikdwangmiddelen kunnen veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. De verdachte moet zich wel bewust zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeide of verondersteld wordt voort te hebben gevloeid, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer. [6] De Hoge Raad heeft daarbij expliciet overwogen dat niet is vereist dat doelbewust misbruik is gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer.
Ook behoeft voor het bewijs van het misbruik geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte te worden vereist dan tot uitdrukking komt in de termen die in de wet staan (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen). De Hoge Raad overweegt daarbij dat het in het bijzonder niet een zelfstandig vereiste is dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook niet dat het slachtoffer door de verdachte in een uitbuitingssituatie is gebracht. Tot slot merkt de Hoge Raad op dat de omstandigheid dat een slachtoffer tevoren al op een of meer andere plaatsen in de prostitutie had gewerkt, geen aanwijzing behoeft te zijn voor vrijwilligheid en het ontbreken van een uitbuitingssituatie. [7]
Indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen van een van deze twee misbruikdwangmiddelen dient het feitelijk bewezenverklaarde hieraan invulling te geven. Bij het misbruik maken van (1) een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid van het slachtoffer is beperkt. Daarbij merkt de rechtbank op dat ‘beperkt’ niet inhoudt dat er sprake moet zijn van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was; de beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van prostitutie aan te nemen. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat de wetgever bij prostituees stelt dat hiervan sprake is als zij verkeren of komen te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het criterium ‘de gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ omvat in ieder geval dat zij zelf bepaalt waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengsten zij werkt. Ten aanzien van het misbruik maken van (2) een anders ‘kwetsbare positie’ geeft artikel 273f, zesde lid, Sr een minimumdefinitie van dit begrip: hieronder wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Aangenomen kan worden dat de ‘misbruiker’ de ander (het latere slachtoffer) in die positie aantreft zonder dat beiden in een relatie tot elkaar staan. Maar zoals gezegd dit middel kan ook overlappen met het misbruik uit overwicht.
Oogmerk van uitbuiting
Zoals gezegd zijn de handelingen omschreven in sub 1 slechts strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel én als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen. Het oogmerk veronderstelt een noodzakelijkheidsbewustzijn. Voorwaardelijk opzet volstaat niet. Ook dit bestanddeel van het wetsartikel heeft feitelijke betekenis en hoeft in de tenlastelegging niet nader te worden omschreven. Het oogmerk van uitbuiting kan worden afgeleid uit bijvoorbeeld verklaringen. Echter, bij afwezigheid van verklaringen kan het oogmerk van uitbuiting ook veelal worden afgeleid uit de omstandigheden. Het tweede lid van artikel 273 f Sr geeft een niet-limitatieve opsomming van wat de term ‘uitbuiting’ omvat. Voor zover in deze zaak relevant staat daar in ieder geval de uitbuiting van een ander in de prostitutie.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn er meerdere invalshoeken die - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad - moeten worden beschouwd en is in ieder geval sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van die vraag zijn: de aard en duur van de werkzaamheden; de beperkingen die de tewerkstelling meebrengt voor degene die het werk verricht; het economisch voordeel (het profijt) dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. [8]
De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat deze factoren niet cumulatief zijn. Immers: de strafbaarstelling van sub 1 ziet - hoewel bewezenverklaring tot een voltooid delict leidt - in feite op het voorbereidingsdelict voorafgaand aan de daadwerkelijke uitbuiting; sommige elementen kun je dan nog niet zien en gebruiken om uitbuiting in de zin van sub 1 vast te stellen. Er kan dan wel worden gekeken naar bijvoorbeeld de modus operandi, huisvesting en afspraken. De rechtbank zal bij de beoordeling van de factoren ook rekening houden met het gegeven of een slachtoffer meer- of minderjarig is.
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van het oogmerk tot uitbuiting dat voor de vervulling van de delictsomschrijving het niet nodig is dat de ander daadwerkelijk wordt uitgebuit; het oogmerk volstaat. Dat een betrokkene na overbrenging naar Nederland niet het beoogde werk heeft verricht, staat aan de invulling van de delictsomschrijving niet in de weg. [9]
Uitgangspunt voor de rechtbank is in ieder geval dat zodra er sprake is van een dwangmiddel, de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer niet meer ter zake doet. Ook het gegeven dat een slachtoffer op enig moment toch ‘vrij’ was om te stoppen met het prostitutiewerk en zich mitsdien aan de uitbuitingssituatie heeft onttrokken, doet in zijn algemeenheid niet af aan het gegeven dat er (voordien) wel sprake is (geweest) van een dwangmiddel. Immers, aan het ‘laten gaan’ van een prostituee kunnen meerdere redenen ten grondslag liggen, waaronder ook opportunistische redenen, bezien vanuit het oogpunt van de dader. Zo kan ook niet in zijn algemeenheid worden gezegd dat indien er een mogelijkheid was voor het slachtoffer zich aan de uitbuitingsituatie te onttrekken, maar zij dit desalniettemin niet heeft gedaan, er dan dus geen sprake kan zijn van een uitbuitingssituatie. [10]
Sub 2
Sub 2 is het equivalent van sub 1, maar dan voor gevallen waarbij het slachtoffer minderjarig is (‘terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt’). Het verschil zit hem in het feit dat voor strafbaarheid ten aanzien van minderjarige slachtoffers de in sub 1 genoemde dwangmiddelen niet zijn vereist. Dit onderdeel strekt ter bescherming van minderjarigen. Bij hen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Verder is de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd. Er bestaat een verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd. [11]
Sub 3
In sub 3 zijn de handelingen ‘aanwerven, medenemen en ontvoeren’ van een ander strafbaar gesteld, indien dit geschiedt met het oogmerk die ander in een ander land (kortom, er is grensoverschrijding nodig) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Gelet op de wettekst zijn anders dan bij sub 1 en sub 4 geen dwangmiddelen nodig. Wel dient uitbuiting als bestanddeel te worden ingelezen. De Hoge Raad heeft namelijk uitgemaakt dat de gedragingen genoemd in sub 3, alleen strafbaar zijn, als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [12]
Sub 4
Sub 4 ziet op de daadwerkelijk uitbuiting. De uitbuitingsgedragingen – voor zover in deze zaak relevant - hebben het oog op het doen werken in de prostitutie. Het gaat er hierbij om een ander met een dwangmiddel (dezelfde als genoemd in sub 1) te dwingen of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerk of onder de in sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling te ondernemen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor daartoe beschikbaar stelt. Gedoeld wordt op degene die gebruik maken van de uitbuitingssituatie van een ander, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van subonderdeel 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [13] Het onderscheid met betrekking tot de dwangmiddelen in sub 1 en sub 4 zit in het gegeven dat in sub 1 het dwangmiddel ziet op de handeling werven, vervoeren, etc. terwijl in sub 4 het dwangmiddel direct is gelinkt aan het laten werken. Het ‘zich beschikbaar stellen’ is daarbij voldoende, wat betekent dat er ook hier niet daadwerkelijk gewerkt hoeft te zijn om tot een voltooid delict te komen.
Sub 5
Voor zover in deze zaak relevant, ziet sub 5 op de strafbaarstelling van degene die een minderjarige ertoe beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van een minderjarige enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarige zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen. Net als in sub 2 zijn ook hier dwangmiddelen niet vereist, is de eventuele instemming van de minderjarige irrelevant en is de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd. [14] In de jurisprudentie van de Hoge Raad is uitgemaakt dat het slechts verrichten van faciliterende activiteiten voldoende is. [15]
Sub 6
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, omdat anders onachtzaam handelen onder deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. [16] De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Een dwangmiddel is hier niet nodig.
Sub 8
Dit onderdeel betreft de strafbaarstelling van het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige met of voor een derde tegen betaling. Onder bevoordelen kan ook worden verstaan het begunstigen ten nadele van een ander. De opzet dient gericht te zijn op het voordeel trekken en niet op de minderjarigheid. Net als in sub 6 geldt ook hier dat de profijttrekker niet dezelfde hoeft te zijn als degene die een minderjarige ertoe beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Sub 9
Op grond van sub 9 is degene strafbaar die een ander met een van de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. Dit subonderdeel is erop gericht op te kunnen treden tegen de situatie dat een prostituee wordt gedwongen tot afgifte van (een deel van) haar opbrengsten van seksuele handelingen. Uitbuiting is hierbij geen vereiste. Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin vereist dat daadwerkelijk van bevoordeling sprake is geweest. De tekst van artikel 273f, eerste lid, sub 9 Sr biedt ruimte voor die opvatting. Bovendien komt een dergelijke uitleg tegemoet aan de strekking van de strafbaarstelling van mensenhandel, te weten het belang van behoud van iemands geestelijke en lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. Immers, door met een dwangmiddel iemand ertoe te bewegen hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde is daarmee diens geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid reeds geschonden en naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het delict voltooid.
Nadere overwegingen
Prostitutie is in Nederland een zelfstandig en legaal beroep. Een prostituee kan dit werk doen in loondienst waarbij er duidelijke afspraken worden gemaakt tussen een prostituee en haar werkgever over onder meer het werk en salaris. Deze afspraken worden dan neergelegd in een arbeidsovereenkomst. Een dergelijke arbeidsovereenkomst zal meebrengen dat de prostituee haar verdiende geld niet bij zich houdt (maar loon ontvangt) en dat de werkgever voorwaarden kan stellen aan de manier waarop zij werkt (tijd, plaats, werkkleding), maar anderzijds komt op hem de (zorg)verplichting te rusten om te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandigheden voor zijn werknemer. Ook zal een dergelijke arbeidsovereenkomst meebrengen dat de werkgever de vergunning regelt en zorg draagt voor de inhouding van loonbelasting en de afdracht daarvan aan de belastingdienst. Daarnaast is de werkgever ook verantwoordelijk voor het doen van aangiftes omzetbelasting en de voldoening daarvan. De prostituee zal zelf aangifte inkomstenbelasting moeten doen.
De prostituee die als een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) aan de slag gaat kan haar verdiende geld normaal gesproken bij zich houden en geniet meer vrijheden. Zij moet wel meer dingen zelf regelen, zoals een vergunning aanvragen, zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel, een administratie voeren en bewaren en alle belastingzaken (inkomstenbelasting, omzetbelasting).
Zo bieden beide vormen op hun eigen manier een goede basis om op een voldoende rendabele wijze als prostituee te werken.
Tegen die achtergrond is het niet eenvoudig te begrijpen waarom een prostituee een deel van haar verdiensten zonder meer aan een ander zou afstaan. Op het moment dat een ander (dan de hiervoor bedoelde werkgever) geld krijgt van een prostituee opdat zij haar werkzaamheden hier kan verrichten, of omdat zij een deel van haar verdiensten überhaupt moet afstaan, heeft deze ander feitelijk wat uit te leggen. De rechtbank heeft geconstateerd dat geen van de verdachten zich ten aanzien van de vrouwen in het Apus-dossier als werkgever in voormelde zin heeft gedragen. Dit uitgangspunt is een vertrekpunt van waaruit de rechtbank de zaak heeft bekeken.
Voorts staat de rechtbank op voorhand stil bij de vorm van prostitutie die in voorliggende zaak aan de orde is en betrekt daarbij de afkomst van de dames. Alle dames zijn afkomstig uit Hongarije en op een enkeling na waren zij niet eerder in Nederland, laat staan om hier als prostituee te werken. Alle dames (met uitzondering van een minderjarige die er vanwege haar leeftijd niet kon werken) zijn tewerkgesteld - of het is geprobeerd hen te werk te stellen - in de Doubletstraat. In de Doubletstraat in Den Haag vindt raamprostitutie plaats. Deze vorm van prostitutie komt niet in veel landen voor en in ieder geval niet in Hongarije. Het is een zeer indringende manier van prostitutie, waarbij de prostituee zichzelf gedurende een lange aaneengesloten periode (uit het dossier blijkt dat de vrouwen in de regel van ’s ochtends vroeg tot in de nacht werkten) letterlijk tentoon stelt in een etalage. Voor het raam hangen gordijnen, maar deze worden slechts gesloten als de prostituee een klant heeft. De overige tijd is zij continu zichtbaar voor het publiek, dat kan bestaan uit potentiële klanten, maar evengoed uit mensen die slechts ‘een kijkje’ komen nemen. Sommige dames waren er vooraf überhaupt niet op bedacht dat zij onder dergelijke omstandigheden moesten werken. De rechtbank neemt mee dat het werken als prostituee onder die omstandigheden extra belastend is. Immers, ook in de tijd dat een prostituee niet door een klant wordt bezocht, is het werk belastend omdat zij voortdurend in een cabine te kijk staat.
4.5
Betrouwbaarheid verklaringen
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen komt in de eerste plaats belang toe aan de consistentie, nauwkeurigheid of gedetailleerdheid, en volledigheid van die verklaringen. Echter, waar de verklaringen in de onderhavige zaak op deze punten onvolkomenheden bevatten - daarvan zitten verschillende voorbeelden in het dossier - betekent dat niet automatisch dat deze reeds daarom onbetrouwbaar zouden zijn. Dat heeft te maken met de bijzondere aspecten van deze zaak.
Het Apus-onderzoek is een langdurig en omvangrijk onderzoek, met name door het grote aantal getuigen dat door de politie en/of de rechter-commissaris is gehoord. In de periode van januari 2013 tot en met mei 2017 zijn vele getuigen de revue gepasseerd. Een groot aantal van deze getuigen heeft in de loop van die periode meerdere malen een verklaring afgelegd, soms met tussenpozen van jaren, en in verschillende landen. Enkele uitzonderingen daargelaten, hebben met name de aangeefsters c.q. slachtoffers op uiteenlopende tijdstippen uitgebreide verklaringen afgelegd over feiten en omstandigheden die zich reeds jaren geleden zouden hebben voorgedaan. Verschillen tussen eerdere en latere verklaringen zijn dan bijna onvermijdelijk.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de (relatief) jeugdige leeftijd van aangeefsters en het feit dat zij zich ten tijde van de ten laste gelegde feiten in een voor hen vreemd land bevonden.
De rechtbank beseft verder dat de vrouwen bij het afleggen van hun verklaringen bovendien beïnvloed kunnen zijn geweest door wat zij in de tussentijd van andere betrokkenen - of uit derde hand - over het onderzoek hadden gehoord. Zo blijkt uit het dossier dat de vrouwen - evenals de verdachten - vrijwel allemaal uit de relatief kleine gemeenschap van Mohács, of omgeving, afkomstig zijn.
Van belang is voorts dat de vrouwen bij het afleggen van hun verklaringen specifieke vragen hebben moeten beantwoorden over hun (voorgenomen) werk in de prostitutie en hun redenen om dit werk te gaan doen. De rechtbank realiseert zich dat bij deze onderwerpen ‘schaamte’ een relevante rol kan spelen (dat verschillende vrouwen zich schaamden voor hun werk in de prostitutie blijkt ook uit meerdere verklaringen uit het dossier). Zo kan het zijn dat de vrouwen uit schaamte over sommige zaken niet hebben verklaard, of dat zij juist op een bepaalde wijze hebben verklaard om hun eigen ‘verantwoordelijkheid’ zo klein als mogelijk te maken; ook kan het zijn dat zij bepaalde verklaringen hebben afgelegd, domweg ‘om van de zaak af te zijn’.
Voorts realiseert de rechtbank zich dat de vrouwen die aangifte hebben gedaan, een financieel motief kunnen hebben gehad en dat dit in de voorkomende gevallen de voornaamste reden kan zijn geweest om aangifte te doen, of om op een bepaalde wijze te verklaren. Ook ‘wraak’ zou een relevant motief kunnen zijn.
Ten slotte heeft de rechtbank geconstateerd dat de verhorende verbalisanten de vrouwen in sommige gevallen op indringende wijze hebben gewezen op hun positie van slachtoffer van mensenhandel en op de mogelijkheid om aangifte te doen, vanuit de vooronderstelling dat de verdachten hiervoor verantwoordelijk waren.
Deze factoren bieden naar het oordeel van de rechtbank een mogelijke verklaring voor de omstandigheid dat verschillende verklaringen van de aangeefsters c.q. slachtoffers weliswaar onvolkomenheden bevatten, maar tegelijk onderdelen die - onmiskenbaar - overeenkomstig de waarheid zijn.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefsters c.q. slachtoffers die onvolkomenheden bevatten niet om die reden van het bewijs moeten worden uitgesloten; de desbetreffende verweren worden dan ook verworpen. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters c.q. slachtoffers zeer behoedzaam moeten worden benaderd, en dat zij slechts kunnen worden gebruikt waar ze voldoende verankering vinden in andere bewijsmiddelen.
4.6
Vrijspraak van feit 2 en 5
Feit 2 (ZD [slachtoffer 2] )
De rechtbank is - anders dan de officieren van justitie - van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder 2 ten laste gelegde feit. Op basis van de verschillende verklaringen die zich in het dossier bevinden kan niet worden vastgesteld dat sprake was van contact tussen [verdachte] en de aangeefster. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspreken.
Feit 5 (ZD [slachtoffer 5] )
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van al hetgeen hem onder feit 5 ten laste wordt gelegd. De periode waarin [verdachte] , binnen de ten laste gelegde periode, in Nederland verbleef is beperkt. Ter zitting heeft [verdachte] aangegeven dat hij ‘een paar dagen’ na zijn vrijlating uit detentie op 21 januari 2012 naar Nederland is gegaan en in Nederland ongeveer 2 weken heeft verbleven. Niet vastgesteld kan worden of hij een langere periode dan de door hem aangegeven twee weken in Nederland heeft verbleven. Verder bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat [verdachte] zich heeft bediend van handelingen of dwangmiddelen ten aanzien van [slachtoffer 5] ; ook staat niet vast dat hij in bewuste of nauwe samenwerking met een ander, daarbij betrokken is geweest. Blijkens de verklaring van [slachtoffer 5] (bij de rechter-commissaris) kreeg [verdachte] een gedeelte van het geld dat zij aan [medeverdachte 1] afgaf. Zij hoorde hen het geld tellen. Zij heeft echter niet
gezien dat gelden van [slachtoffer 5] aan [verdachte] werden afgedragen. Ook anderszins zijn daarvoor geen aanwijzingen. Het enkel ‘tellen’ van geld is daarvoor niet voldoende.
4.7
Feit 1 ( [slachtoffer 1] ) [17]
Verklaringen [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij in Hongarije het plan had opgevat om in het buitenland te gaan werken als prostituee. Zij werd voorgesteld aan [verdachte] en [medeverdachte 1] . In november 2012 hadden [verdachte] en zijn vrouw [medeverdachte 1] haar verteld dat zij in Nederland de mogelijkheid had om daar als prostituee te werken op basis van "bijdrage afdragen". Zij moest 100 euro afdragen van wat ze op een dag verdiende, de rest mocht ze houden. Afgesproken werd dat [slachtoffer 1] in Nederland zou gaan werken onder die voorwaarden. Die 100 euro moest zij als beschermgeld afdragen aan [verdachte] . [verdachte] heeft vervolgens tegen haar gezegd dat wanneer zij in het buitenland zou zijn, zij aan hem dat geld moest afdragen. [18] [19]
Op 30 november 2012 zijn ze met zijn vijven, inclusief chauffeur vertrokken. De reis werd door de [verdachten] betaald, dit hebben ze voorgeschoten. Buiten [slachtoffer 1] en haar partner [naam partner] reisden mee: de chauffeur, Szabina [slachtoffer 2] en haar partner [naam partner] . In Den Haag gingen zij naar de [woning] . Hier wachtte de zus van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , hen op. Ook [slachtoffer 3] verbleef daar. [slachtoffer 3] heeft haar verteld hoe het er aan toe ging. Zij vertelde dat zij in de 25-euro straat zaten. [20] De woning betaalden zij samen: [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [21]
De € 100 betaalde [slachtoffer 1] via [slachtoffer 3] aan de [verdachten] . [slachtoffer 1] gaf haar 100 euro aan [medeverdachte 2] die toen ook in Den Haag zat. Zij is een zus van de vrouw van [verdachte] . [22] [slachtoffer 2] kwam onder dezelfde voorwaarden te werken. [23]
[medeverdachte 2] kwam bij haar langs en trad driftig tegen haar op. Ze zei dat ze al eens een vrouw had geslagen en dat [slachtoffer 1] zo spoedig mogelijk de 500 euro moest terugbetalen. [medeverdachte 2] pakte de portemonnee van [slachtoffer 1] en pakte daar 220 euro uit. [slachtoffer 1] mocht alleen 5 euro houden. Ze zei dat dit zo door zou gaan tot zij haar schulden had afgelost. Zo ging het inderdaad tot [slachtoffer 1] de 500 euro en de door de [verdachte] gevraagde 100 euro per dag had betaald aan hun. Dit duurde 3 dagen. Daar [verdachte] niet in Nederland zat, heeft [slachtoffer 1] het geld aan [slachtoffer 3] of [medeverdachte 2] overhandigd hetgeen ze via Western Union doorstuurden naar [verdachte] . [24]
Op 1 januari 2013 was [slachtoffer 1] terug in Hongarije. Op 18 januari 2013 ging zij terug in Nederland met onder meer [slachtoffer 6] . De [verdachten] kwamen hen bij de bushalte ophalen en zij werden toen naar de nieuwe woning gebracht. Het was een pand met 3 verdiepingen. [slachtoffer 1] ging werken met [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4] . [slachtoffer 6] moest 130 euro afdragen aan [verdachte] . [slachtoffer 1] bleef 100 euro afgeven aan [verdachte] . De huur van de woning was 350 euro per week die ze met zijn drieën betaalden: [slachtoffer 6] en [verdachte] . De vrouw van [verdachte] kookte voor hen. Alle rekeningen werden door [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] betaald, ook de boodschappen, een stofzuiger, alles. Nadat [slachtoffer 6] vertrokken was, woonde [slachtoffer 1] met [verdachte] en zijn vrouw [medeverdachte 1] in de woning. [25]
[verdachte] stelde haar voor aan [man 1] . [slachtoffer 1] en [man 1] werden daarop een stel. [26] [medeverdachte 2] , de zus van [medeverdachte 1] , trok in de woning. Zij had een meisje, [slachtoffer 7] , bij zich dat, na een controle door de politie niet eens kon vertellen waar ze was; ze dacht dat ze in Berlijn zat. Zodoende kwamen zij naar het adres van [slachtoffer 1] . [man 1] nam [slachtoffer 3] en [man 2] mee naar Gent. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] volgden hen de volgende dag. In de tussentijd had [slachtoffer 1] een ticket naar Hongarije gekocht. [27] Bij terugkeer uit Hongarije vertelde [man 1] haar dat [verdachte] tegen hem had gezegd dat zij vrij zou komen als zij [verdachte] 5000 euro gaf, daarna zou zij geen geld meer af hoeven te dragen. [slachtoffer 1] ging hiermee akkoord. [slachtoffer 1] geeft aan dat [verdachte] haar een keer op Skype heeft gebeld dat zij twee weken de tijd had om hem de 5000 euro te betalen. Daarbij heeft hij haar gezegd dat hij haar in haar mond zou trappen en dat soort zaken, als zij niet zou betalen. [28]
verklaart dat zij op 1 december 2012 was begonnen met werken voor [verdachte] tot 27 december, vervolgens vanaf 18 januari 2013 tot 20 februari, daarna van 28 februari tot 2 maart. [29]
Getuigen
De moeder van [slachtoffer 1] , [getuige 1] , heeft verklaard dat haar dochter naar Nederland was gebracht om in de prostitutie te werken. Toen [slachtoffer 1] op 3 januari 2013 terug kwam, kwam een man aan de deur, [verdachte] , met zijn vrouw [medeverdachte 1] . De man zei: “Ook al ben je niet in Nederland je moet nog steeds betalen.” Hierop hoorde de getuige van [slachtoffer 1] dat zij in Nederland € 100 per dag aan [verdachte] moest geven die haar dan bescherming en een plek bood. [slachtoffer 1] gaf toen € 600 aan [medeverdachte 1] . Die zei dat het niet genoeg was, en dat zij moest werken. Daarop vertrok [slachtoffer 1] weer naar Nederland. Getuige heeft haar dochter ook tegen [man 1] horen zeggen dat [verdachte] 5000 euro van haar eist voor iets en dat ze dat in termijnen aan het terugbetalen is. [30] Zij verklaarde verder dat haar dochter makkelijk beïnvloedbaar en naïef is. Zij verklaarde dat zij van [slachtoffer 1] had begrepen dat zij vaker bedreigd was met betrekking tot het meebetalen aan bepaalde uitgaven: zou ze dit niet doen, dan zou ze de straat op gezet worden. [slachtoffer 1] heeft haar ook verteld dat ze gehoord had dat ook andere meisjes al wel eens geslagen waren of onder emotionele terreur gehouden werden. Zelf heeft getuige een keer gehoord dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] zei: "ik hoop dat je niet zo bent dat je niet betaalt, dat je geen problemen wilt". [31]
Getuige [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij vrijwillig naar Nederland was gekomen om in de prostitutie te werken. In Hongarije was ze bij de [verdachten] langs geweest in Mohacs en zij met [medeverdachte 1] een afspraak had gemaakt dat zij € 130 per dag moest betalen. De € 130 waren voor bemiddelingskosten, zo denkt [slachtoffer 6] . [32] Zij verklaarde verder dat zij met [slachtoffer 1] en haar vriend [naam partner] naar Nederland was gereisd in januari 2013. [verdachte] haalde hen op bij het busstation en bracht hen naar een woning. Zij herkent van foto 1a ( [adres 2] ) de woning waar zij verbleef. Zij geeft aan dat de twee [verdachten] hier woonden, evenals [slachtoffer 1] , de vriend van [slachtoffer 1] en zijzelf. [slachtoffer 6] heeft verder verklaard dat zij iedere dag € 130 aan de [verdachten] moest geven. Ze kreeg zelf niets terug. [slachtoffer 1] gaf de [verdachten] dagelijks ook € 130 . [slachtoffer 1] betaalde ook de huur, wekelijks € 260. [slachtoffer 6] ging naar haar werk met [slachtoffer 1] en ze gingen samen naar huis. Tegen haar werd telkens gezegd dat ze 's avonds lang moesten blijven. Dat er minder meisjes overblijven als andere meisjes om 22:00 uur naar huis gaan en dat ze dan goed konden verdienen. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben dit gezegd, afhankelijk van wie ze aan de lijn hadden, zo verklaarde [slachtoffer 6] . [33] [medeverdachte 1] en [verdachte] zeiden tegen [slachtoffer 1] en haar dat zij tot middernacht moesten blijven werken. [slachtoffer 6] verklaarde verder dat zij gezien heeft dat [slachtoffer 1] haar geld afgaf. Dat was € 130 en dat gebeurde iedere dag. [34]
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in het laatste kwartaal van 2012 via en met [slachtoffer 3] in de prostitutie in Nederland is terechtgekomen. Dat deed zij uit eigen wil. In Den Haag huurden zij een woning waar ook [slachtoffer 1] en haar vriend [naam partner] woonden. Zij moesten alle drie dagelijks 100 euro afdragen aan een kerel [verdachte] genaamd die alleen [slachtoffer 3] kende. Deze man was zogenaamd hun lijfwacht, maar ze zagen hem amper. [slachtoffer 2] gaf dit bedrag aan [slachtoffer 3] die het bedrag vervolgens aan [medeverdachte 1] gaf die echtgenote was van [verdachte] . Die 100 euro moest elke dag via [slachtoffer 3] aan [verdachte] gegeven worden. Zij gaf het geld telkens aan [slachtoffer 3] . [slachtoffer 2] weet niet wat er vervolgens met het geld gebeurde. Vóór vertrek naar Nederland wist [slachtoffer 2] al dat zij dagelijks 100 euro af zou moeten dragen aan deze [verdachte] . [35]
Getuige [slachtoffer 3] verklaart dat [slachtoffer 1] en een vriendin van haar voor de [verdachten] werkten en
€ 100 per dag betaalden. [36]
Getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij, nadat zij eerder een periode van twee jaar in Nederland had gewerkt en was weggegaan bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , terug wilde naar Nederland. Dat moest volgens haar afgestemd worden tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , respectievelijk [verdachte] zodat het geen probleem kon worden. Zij was bang dat wanneer zij terug zou komen, [medeverdachte 3] en de andere weer bij haar zouden komen voor geld. [37] [verdachte] had tegen haar toenmalige vriend [man 1] gezegd dat ze mochten komen als ze hem € 100 per dag zouden geven. De straat was zogenaamd van [verdachte] , aldus [slachtoffer 4] . [38] De € 100 per dag was beschermgeld. [39] [slachtoffer 4] is akkoord gegaan met die € 100. Daarvoor kreeg zij niets terug. [40] [slachtoffer 4] verklaarde verder dat [slachtoffer 1] € 100 per dag moest afdragen aan [verdachte] . Toen zij een relatie kreeg met [man 1] , wilde de familie [verdachte] € 5000 van [slachtoffer 1] hebben, maar dat is niet betaald. [41]
Bevindingen/overige bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft werkruimte heeft gehuurd van 2 t/m 31 december 2012. [42]
Op 2 maart 2013 heeft de beheerder van de Doubletstraat 1 te Den Haag gebeld naar de afdeling Commerciële Zeden, met het verzoek om naar de Doubletstraat te komen. Het verzoek werd door hem gedaan omdat er een Hongaars meisje problemen had en dat hij de politie voor haar had moeten bellen. Ter plaatse bleek dat het hier ging om een meisje genaamd [slachtoffer 1] , geboren te Mohacs (Hongarije) op [geboortedatum] 1989. [43]
Uit een tapgesprek van 8 maart 2014 kan worden opgemaakt dat [slachtoffer 1] voor [verdachte] heeft gewerkt. [44]
[medeverdachte 2] heeft via Western Union een bedrag van 1.600 euro gestuurd naar [verdachte] . Het betrof de verdiensten van [slachtoffer 1] die aan [verdachte] dienden te worden afgedragen. [45]
Conclusie
De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij voor haar werk in de prostitutie (derhalve uit haar verdiensten) € 100 per dag moest afdragen vindt steun in de verklaringen van
[slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] . Met hen waren soortgelijke afspraken gemaakt. De moeder van [slachtoffer 1] heeft bovendien verklaard dat, nadat [slachtoffer 1] was teruggekeerd uit Nederland, [verdachte] , met zijn vrouw [medeverdachte 1] aan de deur kwam. Hierbij werd [slachtoffer 1] gezegd dat zij € 100 moest betalen, ook al was zij niet in Nederland.
[slachtoffer 1] bevond zich reeds in Hongarije in een afhankelijke positie ten opzichte van [verdachte] en zijn partner [medeverdachte 1] , in die zin dat zij een overwicht op haar hadden. [slachtoffer 1] verkeerde immers in de (al dan niet terechte) veronderstelling dat zij de toestemming van [verdachte] nodig had, alvorens zij kon afreizen naar Nederland. Zij diende per dag een bedrag van € 100 af te dragen, en dat geld was, zo werd haar voorgehouden door [verdachte] en [medeverdachte 1] , een voorwaarde om in Nederland aan het werk te kunnen. [verdachte] stelde zich aldus op als een ‘poortwachter’ van wie pas toestemming zou worden verkregen als een dagelijkse tol betaald werd. Een dergelijke afspraak kan alleen bij een dergelijk overwicht gemaakt worden. Vanaf het moment dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten van de afspraak (al dan niet door het maken van die afspraak), wisten zij derhalve dat zij op [slachtoffer 1] een dergelijk overwicht hadden. De betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij deze afspraak blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en haar moeder. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben hun overwicht ten opzichte van [slachtoffer 1] aangegrepen om haar in Nederland in de prostitutie te laten werken en aan haar te verdienen, zonder daar een reële tegenprestatie tegenover te stellen (waarom, en waarvoor geld aan de [verdachten] diende te worden afgedragen is niet duidelijk geworden). De afspraak met de [verdachten] heeft [slachtoffer 1] op zichzelf aangezet tot het verrichten van prostitutiewerk omdat zij extra diende te werken om ook de € 100 aan de [verdachten] te kunnen afdragen. Eenmaal in Nederland was [slachtoffer 1] volledig afhankelijk van de [verdachten] . Zij woonde bij hen, en was voor haar financiën volledig van hen afhankelijk. Op het moment dat zij zich ‘vrij’ wilde maken van [verdachte] diende zij € 5000 te betalen. Het overwicht van de [verdachten] op [slachtoffer 1] is in de loop van de tijd steeds groter geworden.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1] hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat zij haar hebben aangeworven om haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3). Voorts kan worden bewezen dat zij [slachtoffer 1] ertoe hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen hebben ondernomen waarvan zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat zij zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (sub 4). Voorts kan worden bewezen dat verdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] (sub 6). Ten slotte kan worden bewezen dat verdachten [slachtoffer 1] hebben bewogen hen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 9). Feit 2 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben dit feit tezamen en in vereniging gepleegd.
4.8
Feit 3 ( [slachtoffer 3] )
De verklaringen van [slachtoffer 3]
heeft op 16 mei 2014 als getuige binnen het Belgische onderzoek Galaton een verklaring afgelegd, is vervolgens op 12 juli 2014 nader gehoord in Hongarije en heeft daarnaast op 25 mei 2016 als getuige nog een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. [46]
Nadat [slachtoffer 3] medio september 2012 bij [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] was weggegaan, heeft zij nog een tijdje in Nederland gewerkt en is zij in oktober 2012 naar Hongarije gegaan. Daar leerde zij [man 2] kennen. Zij wilden samen naar Nederland gaan en wilden daarvoor geld lenen van [man 1] . [man 1] zei tegen [man 2] dat ze aan [verdachte] en [medeverdachte 1] moesten vragen of zij naar Nederland konden gaan, omdat [verdachte] de baas was in Nederland. [man 1] betaalde hen 100 euro per dag voor zijn meisjes. [slachtoffer 3] heeft [medeverdachte 1] toen een bericht gestuurd en zij hebben besproken dat [slachtoffer 3] bij hen langs zou komen. [slachtoffer 3] en [man 2] hebben toen met [verdachte] en [medeverdachte 1] gesproken, dat was eind oktober, begin november 2012. [verdachte] en [medeverdachte 1] zeiden dat [slachtoffer 3] en [man 2] naar Nederland konden gaan om te gaan werken, maar dan zou zij 100 per dag moeten betalen aan hen. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben in dat gesprek nog opgemerkt dat dit een veel schappelijker aanbod is dan de helft van haar geld afdragen; als [slachtoffer 3] 700 tot 1000 euro per dag verdiende, was die 100 euro per dag een heel klein bedrag.
[slachtoffer 3] en [man 2] hebben geld geleend van [verdachte] en [medeverdachte 1] , dit was 1000 of 2000 euro. Dit was voor de reis naar Nederland en [slachtoffer 3] heeft dit binnen één of twee weken terugbetaald in Nederland. Vanaf het moment dat zij in Nederland was en werkte, moest zij het geld afdragen. Soms kwamen ze bij [slachtoffer 3] en [man 2] langs, soms ging [man 2] bij hen langs, soms kwam [medeverdachte 2] de straat in en soms gingen ze samen bij hen langs. Dit gebeurde dagelijks. [verdachte] en [medeverdachte 1] kwamen ongeveer twee weken later naar Nederland. Toen zij er niet waren, gaven [slachtoffer 3] en [man 2] het geld aan [medeverdachte 2] , want zij verbleef wel in Nederland.
In ruil voor de 100 euro per dag deden ze niets, het betekende in de praktijk dat de andere pooiers haar niets konden aandoen, omdat zij bij [verdachte] en [medeverdachte 1] hoorde. De 100 euro was zogenaamd beschermgeld.
[slachtoffer 3] heeft zo tot de Kerst gewerkt en daarna ging zij naar Hongarije. In 2013 kwam zij weer terug naar Nederland en heeft daar zo gewerkt tot februari 2013. Toen werd er een meisje naar Nederland gebracht. Toen zij werd gecontroleerd door de politie gaf zij het adres door waar [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en zij woonden. De politie kwam toen bij [slachtoffer 3] aan de deur en vroegen haar de volgende dag een verklaring af te leggen over [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Als zij dat niet zou doen, zou zij Nederland worden uitgezet. [slachtoffer 3] wilde niet weg uit Nederland en vroeg aan [verdachte] en zijn vrouw wat zij kon doen. Ze wilden niet dat zij tegen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zou gaan getuigen, want zij waren toch broers en zussen en daarom bracht [man 1] [slachtoffer 3] en [man 2] naar Gent in België. In ruil voor het feit dat zij naar België gingen, hoefde zij vanaf dat moment aan niemand meer geld af te geven. Zij vreesden volgens [slachtoffer 3] dat zij hen zou aangeven bij de politie.
Getuigen
[man 2] heeft op 3 oktober 2016 als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 3] haar geld aan [verdachte] moest afdragen, dit ging om een bepaald bedrag. Dit was toen hij en [slachtoffer 3] terugkwamen naar Nederland. Dat geld hadden ze gevraagd in ruil voor hun hulp. [slachtoffer 3] had hem verteld dat zij volgens afspraak dagelijks 100 euro moest afdragen. Zij hadden ook een geldbedrag geleend van [verdachte] en dat moest ook worden terugbetaald. Dat was volgens hem 2000 euro en dat is terugbetaald. Hij heeft het geld weleens namens [slachtoffer 3] aan [verdachte] afgedragen. Volgens hem was dat geld van de lening. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren samen en wanneer zij hen tegenkwamen, gaf [slachtoffer 3] het geld. Er waren nog twee meisjes via [verdachte] naar Nederland gekomen, dat waren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] . [verdachte] heeft hem zelf gezegd dat het via hem ging. [47]
Overige bevindingen
Uit de bij Kamerverhuurbedrijf [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] opgevraagde en ontvangen huuradministratie met betrekking tot [slachtoffer 3] blijkt dat zij werkruimte heeft gehuurd in de Doubletstraat in de volgende periodes: drie dagen eind maart 2011, 7 januari 2012 tot en met 29 februari 2012, 24 mei 2012 tot en met 16 juli 2012, 15 augustus 2012 tot en met 5 oktober 2012, 19 november 2012 tot en met 18 december 2012 en 12 januari 2013 tot en met 6 februari 2013. Hierbij heeft [slachtoffer 3] als adres [adres 3] te Den Haag en vanaf 28 juni 2012 [adres 4] te Nootdorp opgegeven. [48]
Op 16 februari 2013 hebben gecertificeerde mensenhandel rechercheurs in de Doubletstraat in Den Haag tijdens een controle gesproken met [slachtoffer 7] . Naar aanleiding van haar verklaring kregen de rechercheurs een vermoeden van mensenhandel. De rechercheurs hebben ook gesproken met [slachtoffer 4] en ook bij haar kregen zij het vermoeden van mensenhandel. [slachtoffer 7] en [slachtoffer 4] hebben verklaard samen met [slachtoffer 3] te wonen aan de [woning] . De rechercheurs zijn naar deze woning gegaan en hebben daar gesproken met [slachtoffer 3] . In dit gesprek heeft [slachtoffer 3] verklaard dat zij sinds augustus/september 2012 weg was van haar pooiers [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . De rechercheurs verzochten [slachtoffer 3] de volgende dag met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] naar het politiebureau te komen om een verklaring af te leggen. [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] zijn niet verschenen. [slachtoffer 7] bleek in de avond van 16 februari 2013 de spullen van [slachtoffer 3] meegenomen te hebben uit de kamer van [slachtoffer 3] in de Doubletstraat. [slachtoffer 7] heeft op 17 februari 2013 de ochtend gewerkt en daarna heeft zij al haar spullen meegenomen en is zij vertrokken. [49]
De verklaring van [medeverdachte 1]
heeft ter terechtzitting van 6 februari 2018 verklaard dat [verdachte] haar had gevraagd om geld en dat zij dat aan hem heeft gegeven. Zij wist niet dat hij dat geldbedrag zou uitlenen. Zij heeft [slachtoffer 3] nooit in Nederland gezien en zij heeft nooit een geldbedrag van haar gekregen.
Conclusie
De verklaringen van [slachtoffer 3] , waar die erop neer komen dat zij aan de [verdachten] ‘beschermgeld’ moest afdragen om in Nederland (verder) te kunnen werken als prostituee en hiertoe afspraken heeft gemaakt met [verdachte] en [medeverdachte 1] , vinden voldoende steun in de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Het maken van een dergelijke afspraak veronderstelt een positie van overwicht op degene die moet betalen, en uit het maken van die afspraak volgt logischerwijs dat de betrokkenen van de relevante omstandigheden op de hoogte waren. Ten aanzien van [slachtoffer 3] geldt dan ook (mutatis mutandis) hetzelfde als bij [slachtoffer 1] . Daaraan kan worden toegevoegd dat de (overwichts)positie die de [verdachten] ten opzichte van [slachtoffer 3] kennelijk innamen, werd versterkt door de omstandigheid dat [slachtoffer 3] daarvoor voor andere “pooiers” had gewerkt, en niet anders gewend was dan dat zij een deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan anderen moest afdragen. Zo droeg [slachtoffer 3] , voordat zij geld aan de [verdachten] afdroeg, volgens een ‘50/50-regeling’ de helft van haar inkomsten aan de [medeverdachten] af. De verklaring van [slachtoffer 3] is tekenend: “[de 100 euro die ik aan de [verdachten] betaalde]
was een verademing in vergelijking met de 50/50 regeling.” [50]
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben hun overwicht ten opzichte van [slachtoffer 3] aangegrepen om haar in Nederland in de prostitutie te laten werken en aan haar te verdienen, zonder daar een reële tegenprestatie tegenover te stellen (waarom, en waarvoor geld aan de [verdachten] diende te worden afgedragen is niet duidelijk geworden). De afspraak met de [verdachten] heeft [slachtoffer 3] op zichzelf aangezet tot het verrichten van prostitutiewerk omdat zij extra diende te werken om ook de € 100 euro aan de [verdachten] te kunnen afdragen.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht [slachtoffer 3] hebben geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat zij haar hebben aangeworven om haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3). Voorts kan worden bewezen dat zij [slachtoffer 3] ertoe hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen hebben ondernomen waarvan zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat zij zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (sub 4). Voorts kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 3] (sub 6). Ten slotte kan worden bewezen dat verdachten [slachtoffer 3] hebben bewogen hen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 9). Feit 3 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben dit feit tezamen en in vereniging gepleegd.
4.9
Feit 4 ( [slachtoffer 4] )
Verklaringen [slachtoffer 4]
heeft verklaard dat zij, nadat zij eerder een periode van twee jaar in Nederland had gewerkt en was weggegaan bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , terug wilde naar Nederland. Dat moest afgestemd worden tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] respectievelijk [verdachte] zodat het geen probleem kon worden. Zij was bang dat wanneer zij terug zou komen, [medeverdachte 3] en de andere weer bij haar zouden komen voor geld. [51] [man 1] had haar vriend geld gegeven om naar Nederland te kunnen gaan, zodat zij konden beginnen. [man 1] had met [verdachte] gesproken. [verdachte] had tegen hem gezegd dat ze mochten komen als ze hem €100,- per dag zouden geven. De straat was zogenaamd van [verdachte] , aldus aangeefster. [52] De € 100 per dag was beschermgeld. [verdachte] zou aan [medeverdachte 3] vertellen dat [slachtoffer 4] terug zou komen, zodat er onderling er geen meningsverschillen zouden gaan bestaan tussen de [medeverdachten] , [verdachte] en [slachtoffer 4] . [verdachte] zou er voor zorgen dat zij verder niet lastig gevallen zou worden door anderen. [53] Er is haar over de telefoon gezegd dat zij €100 per dag moest geven om terug te kunnen komen naar Nederland. [54] Aangeefster is akkoord gegaan met die € 100. Voor die € 100 kreeg zij niets terug. [55]
Op 9 januari 2013 kwam [slachtoffer 4] weer terug naar Nederland. [slachtoffer 3] en de anderen waren al in Nederland. Aangeefster, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gaven [verdachte] allen € 100 per dag. Het was een korte periode tot februari 2013 dat zij die € 100 per dag moest betalen. [56] [57] Zij heeft zelf feitelijk geen geld in de handen van [verdachte] gegeven. Wat zij wel weet is dat het geld wat zij gaf en het geld van haar vriendin aan hem werd gegeven. Het geld werd bij elkaar gelegd en [slachtoffer 3] zei dat zij het zou geven. [slachtoffer 3] en haar vriend [man 2] moesten ook geld afdragen aan [verdachte] . [58]
[medeverdachte 4] en [verdachte] liepen volgens [slachtoffer 4] elke dag in de Doubletsstraat rond. Zij concludeert dat zij in de straat kwamen om op de meisjes te letten die voor hen werkten. [59]
[slachtoffer 4] heeft verder verklaard dat zij aan het werk waren in Nederland en er toen politie kwam. Er was een meisje, [slachtoffer 7] , bij hen dat niet wist waar ze was en waar ze woonde. Toen moesten ze de volgende dag op het politiebureau verschijnen. Dat hebben ze niet gedaan. Zij verklaarde dat zij het fijn vond in Nederland en er nog steeds zou zitten, (zo begrijpt de rechtbank:) zij het dat de [verdachten] dit niet wilden. Zij wilden niet opgepakt worden, dus ze vonden het beter dat zij niet naar de politie gingen. Eigenlijk wilden ze hen naar Duitsland sturen, maar dat wilden ze niet. Dan maar naar België, aldus [slachtoffer 4] . De [verdachten] wilde persé dat zij en [slachtoffer 7] met de trein gingen en dat zij dan later zouden komen. [60]
Getuige [slachtoffer 3] verklaarde dat zij samen met haar vriend [man 2] naar Nederland wilde gaan, om daar in de prostitutie te werken. Zij hadden echter geen geld. Haar partner kende [man 1] , en hij wilde geld van hem lenen, zodat zij met zijn tweeën naar het buitenland zouden kunnen gaan. [man 1] zei daarop dat zij het aan [verdachte] en [medeverdachte 1] moesten vragen of zij naar Nederland konden gaan. [61] [62] [man 1] zei dat ze bij de [verdachten] langs moesten omdat [verdachte] in Nederland de baas is. [verdachte] is de baas van de straat. [63] Aangezien daar [verdachte] de baas was, heb ik toestemming van hun gevraagd, aldus getuige. Met [verdachte] bedoelt zij [medeverdachte 1] en [verdachte] . [64] Bij het gesprek met de [verdachten] ( [verdachte] en [medeverdachte 1] ) waren getuige en [man 2] aanwezig. [65] De [verdachten] hebben vervolgens gezegd dat zij konden gaan, dat zij geld zouden geven, maar vanaf dan zou getuige hen € 100 per dag moeten betalen. [66] Dat was zogenaamd beschermgeld. Getuige wilde geen conflict hebben dat haar partner naar Nederland kwam, want volgens hen kon dat niet zomaar. Voor € 100 euro konden [medeverdachte 5] en zijn vrouw op dat moment niets meer over haar zeggen, aldus getuige [slachtoffer 3] . [67] De € 100 was er voor dat de andere pooiers niks tegen haar konden zeggen, omdat zij nu bij hen hoorde. [slachtoffer 3] geeft echter aan dat zij niets voor die €100 terug kreeg. [68] Vanaf het moment dat zij in Nederland aankwam, ging zij die € 100 afdragen. [man 2] zou dit kunnen bevestigen. [69] [slachtoffer 3] geeft verder aan dat [slachtoffer 4] zich later bij hen voegde. [70] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij, nadat [slachtoffer 7] door de politie was gestrikt, op aanwijzing van [verdachte] en zijn vrouw naar Gent in België was gebracht. [71] De [verdachten] bleven vrouwen aanvoeren naar Nederland, en vanwege één mevrouw is het hele gebeuren in elkaar gedonderd. Toen is de politie ook bij hen geweest. De [verdachten] hebben hen toen zogenaamd ‘laten gaan’. Zij hebben hen ‘vrijgelaten’ en zeiden: “ga maar naar België, dan zijn jullie echt vrij. Die honderd euro hoef je dan niet meer af te dragen als je maar je mond houdt.” [72]
Getuige [man 2] heeft verklaard dat toen hij met zijn vriendin [slachtoffer 3] in Nederland was, er één iemand was aan wie zij geld af moest dragen en dat was [verdachte] . Dat gold voor iedereen. Zij moest een bepaald bedrag aan deze man afdragen. [73] Iedereen moest aan de [verdachten] betalen in Nederland. [74] Daarbij noemt [man 2] ook de naam van [slachtoffer 4] . [75] [man 2] heeft ook namens [slachtoffer 3] geld afgedragen aan [verdachte] . Dat was geld voor de aflossing van een lening. Over het algemeen ging het geld overhandigen op een manier zodat niemand het kon zien, zo verklaarde [man 2] . [76] [man 2] heeft verder verklaard dat [slachtoffer 3] dagelijks geld moest afdragen:
“Wanneer wij die mensen tegenkwamen, gaf zij het geld.”Men kwam 2 of 3 keer langs en dan zagen ze elkaar en dan gaf ze het geld. Ze gaf die € 100 aan [verdachte] , zo verklaarde hij. [77]
Getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een mondelinge overeenkomst met [verdachte] en [medeverdachte 1] had gemaakt. Zij kwam bij [medeverdachte 1] langs en [verdachte] verbleef op dat moment in het buitenland. Er is haar toen gezegd dat ze haar met alles zouden helpen en [slachtoffer 1] moest daarvoor dagelijks
€ 100 aan hen afdragen, zijnde beschermgeld. Via Skype is ook het een en ander met [verdachte] afgestemd. [78] [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat [slachtoffer 4] in januari 2013 met haar vriend naar Nederland is gegaan. [slachtoffer 1] werkte met [slachtoffer 4] . [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat [slachtoffer 4] zich met [slachtoffer 3] moest melden bij de politie door de controle op een meisje genaamd [slachtoffer 7] . Daarop is [slachtoffer 4] naar Gent vertrokken. [79]
Getuige [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij in Hongarije door [slachtoffer 1] was benaderd om te werken in Nederland, achter het raam. Daarbij werd gezegd dat zij van haar verdiensten iedere dag
€ 130 aan de [verdachten] moest geven. Voor haar vertrek naar Nederland heeft [slachtoffer 6] ook met [medeverdachte 1] gesproken over de werkvoorwaarden. [medeverdachte 1] zei dat hun deel na elke werkdag € 130 was. [slachtoffer 6] is hiermee akkoord gegaan. In januari 2013 reisde zij naar Nederland. [80] Zij heeft [slachtoffer 4] in Nederland leren kennen. Toen [slachtoffer 6] in Nederland aankwam, was zij er al. [slachtoffer 4] werkte ook in straat, in een cabine tegenover die van [slachtoffer 6] . Ze werkte voor [medeverdachte 1] en de hare en ze moest ook € 130 per dag afgeven. Aan [medeverdachte 1] en de haren droegen alle meisjes hun geld af. [81] Getuige [slachtoffer 6] herkent [slachtoffer 4] van foto 27 van het fotoboek. [82]
Overige bewijsmiddelen
Uit huuradministratie van de Doubletstraat is gebleken dat [slachtoffer 4] werkruimte in de Doubletstraat heeft gehuurd van 12 tot en met 14 januari 2013, 16 tot en met 31 januari 2013, 1 en 2 februari 2013 en 5 en 6 februari 2013. [83]
Op 16 februari 2013 heeft de beheerder van het pand [adres 5] contact opgenomen de afdeling commerciële zeden van de politie Haaglanden. Zij verzocht om controle van een nieuwe Hongaars meisje dat als prostituee wilde gaan werken. Er werd later die dag een gesprek gehouden met [slachtoffer 7] en [slachtoffer 4] . Beide vrouwen geven het adres [woning] als verblijfsadres op. Op de telefoon van [slachtoffer 4] bleek de map ‘alle oproepen’ leeg te zijn, op een recent verstuurd sms-bericht na. Dit sms-bericht, in het Hongaars gesteld, bleek, na voorlezing aan een tolk, te luiden: “zijn ze al vertrokken”. Bij de verbalisanten ontstond het vermoeden van mensenhandel. Diezelfde dag werd een onderzoek ingesteld in de woning aan de [woning] . In de woning wordt [slachtoffer 3] aangetroffen. Zij verklaarde ook in de Doubletstraat te werken. Alle drie de vrouwen werden vervolgens uitgenodigd om de volgende dag te verschijnen op het bureau voor een gesprek. Niemand verscheen op de afspraak. De beschikbare telefoonnummers werden gebeld, er werd echter niet opgenomen. De beheerders van de [adres 5] deelden daarop de verbalisanten mede dat [slachtoffer 7] gisteravond de spullen van [slachtoffer 3] had meegenomen en dat zij zelf tot 13.00 uur had gewerkt en daarna ook al haar spullen had meegenomen. Dit was volgens de beheerders niet gebruikelijk. Er werd vervolgens voor alle drie de dames een negatief werkadvies afgegeven omdat er een vermoeden bestond van mensenhandel. Eén van de beheerders gaf aan dat hij al lang wist dat het niet goed zat en dat de meisjes pooiers hadden. Hij had gezien dat de drie meisjes in een zilvergrijze Mercedes E-type stapten en in die auto zaten twee dikke vrouwen. Dit zouden de pooiers zijn. Deze vrouwen zaten ook in de documentaire ‘De sekspolitie’, aldus de beheerder. [84]
De rechtbank heeft kennis genomen van een deel van de documentaire “De sexpolitie”. Fragmenten daaruit zijn tevens ter zitting getoond. Eén van de vrouwen die in deze documentaire voorkomen betreft [medeverdachte 1] . [85]
Conclusie
De verklaringen van [slachtoffer 4] , waar die erop neer komen dat zij aan de [verdachten] ‘beschermgeld’ moest afdragen om in Nederland (verder) te kunnen werken als prostituee en hiertoe in Hongarije – met [man 1] als tussenpersoon – afspraken heeft gemaakt met [verdachte] , vinden voldoende steun in de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Het maken van een dergelijke afspraak veronderstelt een positie van overwicht op degene die moet betalen, en uit het maken van die afspraak volgt logischerwijs dat [verdachte] van de relevante omstandigheden op de hoogte was. Ten aanzien van [slachtoffer 4] geldt dan ook (mutatis mutandis) hetzelfde als bij [slachtoffer 1] . Daaraan kan worden toegevoegd dat de (overwichts)positie die [verdachte] ten opzichte van [slachtoffer 4] kennelijk innam, werd versterkt door de omstandigheid dat [slachtoffer 4] daarvoor voor andere “pooiers” had gewerkt aan wie zij verdiensten had moeten afdragen. [verdachte] wist: onderdeel van de afspraak was nu juist dat hij ervoor zou zorgen dat haar voormalige pooiers (de [medeverdachten] ) haar niet lastig zouden vallen; dit bevestigt eens te meer de (overwichts)positie die [verdachte] ten opzichte van [slachtoffer 4] kennelijk innam.
[verdachte] heeft zijn overwicht ten opzichte van [slachtoffer 4] aangegrepen om haar in Nederland in de prostitutie te laten werken en aan haar te verdienen, zonder daar een reële tegenprestatie tegenover te stellen: dat [verdachte] [slachtoffer 4] zou beschermen tegen haar voormalige pooiers is niet te beschouwen als een prestatie die in een redelijke verhouding staat tot wat [slachtoffer 4] daartegenover moest stellen, temeer omdat die bescherming feitelijk weinig om het lijf zal hebben gehad. Uit het dossier (zie ook onderdeel ‘criminele organisatie’) kan immers worden afgeleid dat ‘exclusiviteit’ niet afgedwongen hoefde te worden; die werd door alle familieleden klaarblijkelijk zonder meer gerespecteerd. Ook overigens is niet gebleken dat [verdachte] een (reële) tegenprestatie leverde. De afspraak met [verdachte] heeft [slachtoffer 4] op zichzelf aangezet tot het verrichten van prostitutiewerk omdat zij extra diende te werken om ook de € 100 euro aan de [verdachten] te kunnen afdragen.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat [verdachte] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht [slachtoffer 4] heeft geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat hij haar heeft aangeworven om haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3). Voorts kan worden bewezen dat hij [slachtoffer 4] ertoe heeft bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (sub 4). Voorts kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 4] (sub 6). Ten slotte kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 9). Feit 4 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard. Nu niet gebleken is van enige betrokkenheid van [medeverdachte 1] , kan niet worden gesteld dat [verdachte] dit feit samen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
4.1
Feit 7 ( [slachtoffer 6] )
Verklaringen [slachtoffer 6]
heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar de mogelijkheid had geboden om in Nederland in de prostitutie te aan werken. [slachtoffer 1] vertelde haar over de aard van de werkzaamheden en vertelde haar dat zij €130,- per dag aan de [verdachten] moest geven. Vóór vertrek naar Nederland heeft aangeefster in Mohacs, Hongarije, gesproken met [medeverdachte 1] (de rechtbank neemt aan: [medeverdachte 1] ) die haar zei dat haar deel na elke werkdag €130,- was. In januari 2013 reisde aangeefster samen met [slachtoffer 1] en haar vriend, met de bus van Eurolines naar Nederland. Dat was misschien op de 18e of 19e, zo verklaarde aangeefster. [slachtoffer 1] had de buskaart betaald en [verdachte] kwam hen afhalen van het busstation. Hij bracht hen naar een huis in Den Haag. De twee [verdachten] woonden hier. Aangeefster heeft hierbij een foto aangewezen betreffende het perceel aan de [adres 2] te Den Haag als de woning. [medeverdachte 1] maakte de woning schoon, [verdachte] deed niets, aldus aangeefster. [86]
Een paar dagen nadat [slachtoffer 6] in de woning kwam, kwam [medeverdachte 1] daar aan. [87] De dag na aankomst begon [slachtoffer 6] te werken. Zij werkte alle dagen in de week, van 10 uur ’s ochtends tot 23.00 uur of tot middernacht. [verdachte] en [medeverdachte 1] [verdachte] zeiden telkens tegen haar dat ze 's avonds lang moest blijven. Dat er minder meisjes overblijven als andere meisjes om 22.00 uur naar huis gaan en dat ze dan goed kon verdienen. [88] [medeverdachte 1] en [verdachte] zeiden tegen haar dat zij er tot middernacht moest zijn. [89] Er werd aan haar wel eens gevraagd hoeveel zij verdiend had. [medeverdachte 1] belde, zij was diegene die contact met de meisjes had. Ze zei ook wel eens dat ik moest proberen mijn best te doen en meer geld te verdienen, aldus [slachtoffer 6] . [90] [verdachte] of [medeverdachte 1] belde haar op en vertelde haar dat zij nog niet naar huis moest komen en moest doorwerken. Ook werd tegen haar gezegd dat ze klanten die maar € 20 wilden geven, toch moest binnenlaten. [91] [slachtoffer 6] kon zelf bepalen welke seksuele handelingen zij verrichtte. “Het maakte hun geen moer uit wat we deden, als ze maar elke dag hun geld kregen”, zo verklaarde [slachtoffer 6] . Alleen klanten van Hongaarse afkomst mocht zij niet toelaten. [92]
[slachtoffer 6] dacht dat de € 130 per dag bemiddelingskosten waren. [93] De € 130 per dag gaf zij af aan [verdachte] of aan [medeverdachte 1] . Voor dat geld kreeg ze niets terug. [94] [medeverdachte 1] had dezelfde rol als [verdachte] , aldus [slachtoffer 6] . Zij moest aan hen dagelijks € 130 afdragen. [95] In Hongarije was haar gezegd dat zij alleen dat bedrag per dag moest afdragen maar toen zij in Nederland kwam, is ook gezegd dat zij moest meebetalen aan de woning en zij moest ook haar werkkamer betalen. [96] De huur van de woning kostte haar (naast de € 130), € 260 of € 270 euro per week. [97] De huur van de woning werd, in de eerste week, ook aan de [verdachten] betaald. [98] Ook het bedrag voor de aankoop van een telefoon moest zij terugbetalen. [99] Ook [slachtoffer 1] , een ander meisje dat ook [slachtoffer 3] heette ( [slachtoffer 3] ) en een meisje dat [slachtoffer 4] heette ( [slachtoffer 4] ) moesten hun verdiensten aan [medeverdachte 1] en [verdachte] afstaan. [100] [slachtoffer 6] gaf haar geld samen met [slachtoffer 1] af. Zij heeft ook gezien dat [slachtoffer 1] geld afdroeg. [101]
[slachtoffer 6] heeft geld verstopt om terug te kunnen gaan naar Hongarije. Zij moest het geld verstoppen omdat zij bang was dat [medeverdachte 1] en [verdachte] dat geld anders zouden afpakken. Zij wilden dat [slachtoffer 6] bleef, maar zij wilde terug naar Hongarije. [102] Na drie weken is zij weer teruggegaan naar Hongarije. Dit omdat “
het superhoge inkomen dat ze beloofden, toch een ander verhaal bleek.”[medeverdachte 1] en de hare zeiden dat andere meisjes net naar hun land waren gegaan en dat zij dus meer geld zou kunnen verdienen en dat zij dus geen spijt zou krijgen als zij bleef. Ze probeerden haar met woorden op andere ideeën te brengen, aldus aangeefster. [103] Desgevraagd heeft [slachtoffer 6] verklaard dat zij de tegenvallende verdiensten niet eerder ter sprake had gebracht
. “Als je in een vreemd land zit met bajesklanten zeg je geen nee”, aldus aangeefster. [104]
Getuigen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 1] haar in november 2012 hadden verteld dat ze in Nederland in de prostitutie kon werken op basis van ’bijdrage afdragen’. Zij moest € 100 per dag afdragen als beschermgeld aan [verdachte] . Na een eerder verblijf in Nederland vertrok zij op 18 januari 2013 opnieuw vanuit Hongarije naar Nederland. Haar vriendin [slachtoffer 6] was daarbij. [105] De [verdachten] kwamen hen bij de bushalte ophalen en ze werden naar een nieuwe woning gebracht. Het pand had drie verdiepingen. [106] In Nederland gingen zij wonen in dat pand, bij [verdachte] en [medeverdachte 1] . Iedere dag overhandigde zij geld aan de [verdachten] . Het is ook voorgekomen dat [slachtoffer 6] er bij was wanneer zij haar geld afdroeg. Getuige was er altijd bij wanneer [slachtoffer 6] € 130 afdroeg aan [verdachte] . Ze gaven hun geld soms tegelijkertijd af. [107] Getuige geeft aan dat zij ging werken met [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ), [slachtoffer 4] ( [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 6] . [slachtoffer 6] moest € 130 afdragen aan [verdachte] . Getuige geeft aan dat zij zelf € 100 bleef afdragen aan [verdachte] . Alle rekeningen werden door [slachtoffer 6] en haar betaald, ook de boodschappen, een stofzuiger, alles, aldus getuige. [108] Getuige geeft aan dat zij 7 dagen per week werkte. Als zij niet ging werken dan had zij de cabine toch moeten betalen en ook de [verdachten] had zij moeten betalen. [109] Tijdens haar werk werd zij vooral door [medeverdachte 1] gebeld. Ook [verdachte] belde haar. Er werd dan gevraagd wat zij al verdiend had, en hoe de straat liep, hoeveel mensener al in de straat waren en dat soort vragen. [110] [slachtoffer 6] is slechts twee weken gebleven om het werk uit te proberen. [111]
Bevindingen
Uit de gevorderde gegevens van de raamexploitant [bedrijfsnaam 2] (Doubletstraat Den Haag) is gebleken dat [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] te Szolnok, Hongarije) op 21 januari 2013 een huurovereenkomst voor het huren van een raam in de Doubletstraat getekend had. Voorts bleek dat zij daar werkzaam is geweest, iedere dag tussen 21 januari 2013 en 2 februari 2013. [112]
Op het facebook account van [medeverdachte 1] (onder de naam [medeverdachte 1] ) worden drie foto’s aangetroffen waarop [verdachte] , dan wel [medeverdachte 1] staan, met op de achtergrond flats. Een verbalisant herkent de lokatie op de foto’s als De Gaarde in Den Haag, (nabij de [adres 2] ). Ook wordt een foto van [medeverdachte 1] aangetroffen met een personenauto met Hongaarse kenteken [kenteken] . De foto’s zijn op 5 februari 2013 op het facebook account geplaatst.
De personenauto werd op verschillende data aangetroffen nabij de woning [adres 2] (geparkeerd in nabijheid op 19 februari 2013, 21 februari 2013, 28 februari 2013 en op 4 maart 2013). [medeverdachte 1] en [verdachte] verklaarden dat zij deze auto in bezit en gebruik hadden. [113]
Conclusie
De verklaringen van [slachtoffer 6] vinden voor zover relevant voldoende steun in de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Uit die bewijsmiddelen kan (in samenhang bezien) worden opgemaakt dat [slachtoffer 6] met [medeverdachte 1] in Hongarije had afgesproken dat zij in Nederland in de prostitutie zou gaan werken en dat zij daarvoor €130,- per dag aan de [verdachten] moest geven. [slachtoffer 6] bevond zich reeds in Hongarije in een afhankelijke positie ten opzichte van [verdachte] en zijn partner [medeverdachte 1] , in die zin dat zij een overwicht op haar hadden. Zij verkeerde immers in de (al dan niet terechte) veronderstelling dat zij de toestemming van [verdachte] nodig had, alvorens zij kon afreizen naar Nederland. Zij diende per dag een bedrag van € 130 af te dragen, en dat geld was, zo werd haar voorgehouden door [verdachte] en [medeverdachte 1] , een voorwaarde om in Nederland aan het werk te kunnen. De [verdachten] stelden zich aldus op als een ‘poortwachter’ van wie pas toestemming zou worden verkregen als een dagelijkse tol betaald werd. Een dergelijke afspraak kan alleen bij een dergelijk overwicht gemaakt worden. Vanaf het moment dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten van de afspraak (al dan niet door het maken van die afspraak), wisten zij derhalve dat zij op [slachtoffer 6] een dergelijk overwicht hadden. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben hun overwicht ten opzichte van [slachtoffer 6] aangegrepen om haar in Nederland in de prostitutie te laten werken en aan haar te verdienen, zonder daar een reële tegenprestatie tegenover te stellen (waarom, en waarvoor geld aan de [verdachten] diende te worden afgedragen is niet duidelijk geworden). De afspraak met de [verdachten] heeft [slachtoffer 6] op zichzelf aangezet tot het verrichten van prostitutiewerk omdat zij extra diende te werken om ook de € 130 aan de [verdachten] te kunnen afdragen. Eenmaal in Nederland was [slachtoffer 6] volledig afhankelijk van de [verdachten] : [slachtoffer 6] (een jonge Hongaarse vrouw die de Nederlandse taal niet sprak) verklaart dat zij geen eigen sleutel van de woning had, dat zij het altijd moest aangeven voordat ze wegging en dat ze de woning nooit zelfstandig uit is geweest. Ze kende daar niemand en wist niets van de gewoonten en medische voorzieningen in Nederland. [114]
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht [slachtoffer 6] hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat zij haar hebben aangeworven om haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3). Voorts kan worden bewezen dat zij [slachtoffer 6] ertoe hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen hebben ondernomen waarvan zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat zij zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (sub 4). Voorts kan worden bewezen dat verdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 6] (sub 6). Ten slotte kan worden bewezen dat verdachten [slachtoffer 6] hebben bewogen hen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 9). Feit 8 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben dit feit tezamen en in vereniging gepleegd.
4.11
Criminele organisatie (feit 6). [115]
Algemeen
Aan de verdachte is, net als aan zijn medeverdachten [116] ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Volgens de tenlastelegging bestond de organisatie onder andere uit de verdachte en zijn medeverdachten en had deze het oogmerk om misdrijven - mensenhandel en witwassen - te plegen.
Een criminele organisatie - in de zin van artikel 140 Sr - is een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. Niet vereist is dat men moet hebben samengewerkt, of bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn: gemeenschappelijke regels, een bepaalde gezamenlijke werkwijze, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie.
De organisatie dient het plegen van misdrijven tot oogmerk te hebben. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Er is sprake van deelnemen aan een criminele organisatie indien de betrokkene tot de organisatie behoort en een aandeel heeft in (dan wel ondersteunt:) gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van misdrijven. De deelnemer dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen. Niet vereist is dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, dat hij aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen, of dat hij van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Dit betekent dat een verdachte ook een strafbare rol in een criminele organisatie kan hebben gespeeld ten aanzien van feiten waarvan hij of zij is vrijgesproken.
Apus-dossier
Uit hetgeen in dit vonnis is overwogen, volgt dat de verdachte zich binnen de onder feit 6 ten laste gelegde periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel. Het Apus-dossier omvat evenwel aanzienlijk meer zaaksdossiers mensenhandel dan de zaaksdossiers waarin ten laste van de verdachte een bewezenverklaring van mensenhandel volgt (in totaal omvat het Apus-onderzoek 21 zaaksdossiers mensenhandel). In een groot aantal van die andere zaaksdossiers komt de rechtbank bij vonnissen van heden tot de slotsom dat sprake is van het (mede)plegen van mensenhandel door één of meerdere medeverdachten.
Uit de verschillende zaaksdossiers blijkt dat de verdachte en/of zijn medeverdachten in voormelde periode allen in één of meerdere gevallen betrokken zijn geweest bij de werving, het vervoer, de huisvesting, de tewerkstelling en/of controle van Hongaarse vrouwen, steeds met het doel hen te laten werken in de raamprostitutie in Den Haag, en daaraan geld te verdienen. Het gaat in vrijwel alle gevallen om zeer jonge vrouwen, veelal uit (de omgeving van) Mohács, die in sociaal en/of financieel problematische omstandigheden verkeerden en onder die omstandigheden, aangespoord door een van de verdachten, besloten in de prostitutie te gaan werken om daarmee goed te verdienen. In de praktijk werden de vrouwen evenwel door de verdachte en/of zijn medeverdachten uitgebuit. De verdachten, op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] na, hadden zelf geen werk hier in Nederland en leefden van het geld dat door de door hen tewerkgestelde vrouwen werd verdiend en aan hen werd afgedragen, zonder dat hier een reële tegenprestatie tegenover stond. [medeverdachte 7] , en tijdelijk ook [medeverdachte 1] , werkte zelf in de raamprostitutie in dezelfde straat als waar de vrouwen tewerk werden gesteld en konden op die manier hen controleren.
Structuur
Voorheen werd bij een criminele organisatie vooral gedacht aan een organisatie met een hiërarchische structuur. Het besef is gegroeid dat georganiseerde criminaliteit tegenwoordig veeleer bestaat uit een crimineel netwerk, bestaand uit diverse cellen. Iedere cel bestaat op zijn beurt uit een kleine groep. De cellen werken op zich voor zichzelf, maar werken tegelijkertijd onderling flexibel met elkaar samen, ondersteunen elkaar waar nodig en zorgen ook voor vervanging als dat nodig is. Criminele samenwerkingsverbanden worden meestal gevormd door sociale relaties, zoals familie- en vriendschapsbanden en komen regelmatig ook uit hetzelfde herkomstland. Zo ook bij de verdachten binnen het onderzoek Apus. De kernleden van de organisatie bestaan uit vier zussen ( [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ), een broer ( [medeverdachte 8] ) en - op een uitzondering na, te weten [medeverdachte 2] die weduwe is - hun levenspartners ( [medeverdachte 5] , respectievelijk [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] ). Iedere cel bestaat uit een koppel: [medeverdachte 5] is gehuwd met [medeverdachte 6] , [verdachte] is de levenspartner van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 2] is zoals gezegd alleen. De kernleden woonden voordien allemaal in Mohács, Hongarije. Naast deze kernleden zijn er naar het oordeel van de rechtbank nog anderen die op hun manier een bijdrage aan de organisatie hebben gegeven, maar zij worden op dit moment (nog) niet vervolgd. De rechtbank noemt in dit verband de namen van ‘Porky’ (een vaste chauffeur die dames van Hongarije per auto naar Nederland vervoerde), [betrokkene 1] (iemand die met meerdere dames in contact is getreden als tussenpersoon bij het werven) en [man 1] (idem dito het aanleveren van meisjes). De organisatie is dan ook zeker niet compleet te noemen met slechts deze verdachten.
In een groot aantal zaaksdossiers hebben de verdachten binnen de netwerkcel als ‘stel’ c.q. ‘koppel’, namelijk steeds in nauwe en bewuste samenwerking met hun partner, de vrouwen uitgebuit:
  • [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] : [slachtoffer 8] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] ;
  • [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] : [slachtoffer 10] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 11] ;
  • [verdachte] en [medeverdachte 1] : [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ;
  • [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] : [slachtoffer 12] .
Enige uitzondering op het voorgaande is [medeverdachte 2] , die - voor zover hier relevant - niet in nauwe en bewuste samenwerking met een ander handelde.
(Familie)band
Zoals gezegd behoren de verdachten tot dezelfde familie; zij zijn (schoon)broers en (schoon)zusters. De verdachten zelf beweren steeds dat hun onderlinge band helemaal niet zo goed is. [medeverdachte 6] zou altijd zijn achtergesteld ten opzichte van haar broer en zussen, [medeverdachte 5] zou zelfs zijn naam hebben gewijzigd omdat hij ten opzichte van de familie [familienaam] van een minderwaardige Roma-stam zou komen, de relatie tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zou tot het vriespunt zijn gedaald, omdat de huidige partner van [medeverdachte 3] voorheen de partner was van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] zou zelfs daarom door haar moeder zijn verstoten, [verdachte] moest al vrij snel nadat hij een relatie kreeg met [medeverdachte 1] een langdurige gevangenisstraf in Hongarije uitzitten. Zij zouden onderling nauwelijks contact met elkaar hebben gehad.
De verklaringen van de verdachten met betrekking tot hun slechte familiaire betrekkingen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig. Juist al deze familieleden komen bij justitie (in hetzelfde onderzoek) in beeld op verdenking van mensenhandel. Zij worden er stuk voor stuk van verdacht betrokken te zijn bij het tewerkstellen van overwegend jonge Hongaarse vrouwen in de raamprostitutie in voornamelijk de Doubletstraat te Den Haag in Nederland. Het is ongeloofwaardig dat de naar eigen zeggen getroebleerde familieleden elkaar, duizenden kilometers van huis dan ‘toevallig’ in dezelfde stad tegen zouden zijn gekomen. Deze verklaringen stroken ook in het geheel niet met de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen. Uit een groot aantal feiten en omstandigheden uit het Apus-dossier blijkt namelijk dat er tussen hen ook daadwerkelijk een (familie)band was, in de zin dat de verdachten bij elkaar verbleven en/of contact hadden. Zo hebben [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] , en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , tegelijkertijd op verschillende etages van hetzelfde pand [117] gewoond, te weten op de adressen [adres 3] respectievelijk [adres 6] te Den Haag. [118] Op laatst vermeld adres hebben tegelijkertijd ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verbleven. [119] [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zijn samen met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] op het adres [adres 3] gezien. [120] Ook [medeverdachte 8] is samen met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] op het adres [adres 3] gezien. [121] Voorts zijn bij een controle op de luchthaven Eindhoven [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] samen gezien [122] ; ook [medeverdachte 8] en [verdachte] zijn bij een dergelijke controle samen gezien. [123] Dat de verdachten op persoonlijk vlak contact en in elkaars persoonlijk leven interfereerden blijkt onder meer uit een tapgesprek van 18 augustus 2014, waarin [medeverdachte 8] met [medeverdachte 3] belt over haar zoon [naam zoon] die door hun beider moeder was opgevangen. [124] Verder blijkt uit het dossier dat er in de onderhavige periode telefonische contacten zijn tussen (de telefoons van) [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] / [medeverdachte 3] [125] en tussen (de telefoons van) [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . [126] Ook is gebleken dat [medeverdachte 8] telefonisch contact onderhield met [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . [127] De rechtbank wijst (bij wijze van voorbeeld) nog met name op een gesprek van 8 maart 2014 tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] , waarin laatstgenoemde vertelt dat [slachtoffer 1] een klacht over [man 1] bij de politie heeft ingediend en dat hij blij is dat zij van hem is weggegaan. [128]
Duurzaamheid
Juist de familieband werkt als cement voor de organisatie en bestendigt het voortbestaan van de organisatie. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat toen het na het negatieve werkadvies van [slachtoffer 7] in Nederland fout dreigde te gaan, zes van de negen verdachten ineens actief werden in België; voor welke periode de Belgische rechter ook het bestaan van een criminele organisatie heeft bewezenverklaard ten aanzien van de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , maar waar ook [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] overduidelijk aanwezig waren. De in Nederland bestaande organisatie ging geruisloos over naar België, waarbij [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] nog steeds in Nederland bleven maar toch hun steentje bijdroegen (waarover later meer) en [medeverdachte 6] in Hongarije verbleef. De organisatie kreeg in België weer andere netwerkcellen erbij, maar de Belgische rechter heeft aan [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in ieder geval een hoofdrol toegedicht.
Werkwijze
Uit de zaaksdossiers komt naar voren dat door de verdachten (al dan niet als ‘stel’) op verschillende punten dezelfde werkwijze werd toegepast. Zo is het in vrijwel alle zaaksdossiers zo, dat door de verdachten (al dan niet op hun initiatief en al dan niet door tussenkomst van een met de verdachten bevriende tussenpersoon) in Hongarije contact werd gelegd met jonge vrouwen. De vrouwen verkeerden nagenoeg allemaal in een slechte financiële positie. Een deel daarvan was al jong moeder geworden en droeg zodoende niet alleen de zorg voor zichzelf, maar ook voor hun jonge kind. Ook zaten er vrouwen bij die juist hun ouders uit de financiële misère wilden helpen, of die uit gebroken gezinnen kwamen of al vanaf jonge leeftijd op slechte voet met hun ouders leefden. Deze vrouwen werd - al dan niet met voorbeelden van vrouwen die dat al deden - verteld hoeveel geld er te verdienen viel met prostitutie in Nederland. Ook bestaan er de voorbeelden van vrouwen ( [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] ) die inmiddels niet beter wisten dan geld te verdienen met prostitutie en die na jarenlang de helft van hun verdiensten te hebben moeten afstaan, blij waren ‘met de deal’ nu slechts € 100 per dag aan verdachten ( [verdachte] en [medeverdachte 1] ) te moeten afdragen; iets dat moest om überhaupt ‘toegang tot de straat’ te hebben. De vrouwen ‘wilden’ uiteindelijk in het buitenland in de prostitutie werken, opdat zij er financieel beter van zouden worden. Vervolgens werden financiële afspraken met deze vrouwen gemaakt die er in een groot aantal gevallen op neer kwamen dat de vrouwen de helft van hun verdiensten [129] of een vast bedrag per dag zouden moeten afstaan. De vrouwen werden door of met (financiële) hulp van de verdachten vanuit Hongarije naar Nederland vervoerd. De kosten van vervoer dienden (evenals andere onkosten) vervolgens door de vrouwen aan de verdachten te worden terugbetaald uit hun verdiensten van hun prostitutiewerk. Eenmaal in Nederland werden de vrouwen ondergebracht op een adres waar ook de verdachten woonden en bleek er geregeld sprake te zijn van een grotere ‘schuld’ die moest worden terugbetaald. In een groot aantal gevallen werden de vrouwen ondergebracht in het pand [adres 6] / [adres 3] Den Haag, een pand dat kennelijk door de verdachten werd gebruikt als ‘uitvalsbasis’ in Nederland ten behoeve van de prostitutie van de vrouwen. Na aankomst in Nederland werden de vrouwen (al dan niet met behulp van een ‘ervaren’ prostituee zoals [slachtoffer 3] ) veelal op de dag na aankomst naar de prostitutiestraat gebracht. Zij kregen van de verdachten een telefoon mee, waarmee zij niet konden bellen, maar waarop zij slechts gebeld konden worden en waarop zij steeds door hen gebeld werden teneinde te controleren of zij wel genoeg verdienden, dan wel om hen aan te sporen om meer te verdienen. [130] De vrouwen gaven hun verdiensten uit de prostitutie af aan de verdachten en zagen daar in een groot aantal gevallen niets van terug.
In elk zaaksdossier is te zien dat sprake is van exclusiviteit. De vrouwen werden nooit op hetzelfde moment door meerdere stellen tegelijk uitgebuit. Door verschillende getuigen wordt ook verklaard dat vrouwen bij ‘de [medeverdachten] ’, ‘de [verdachten] ’ of de ‘ [medeverdachten] ’ hoorden. Daaraan ligt de kennelijke afspraak ten grondslag dat de verdachten zich in beginsel niet met ‘elkaars’ vrouwen bemoeiden als ‘baas’. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris: [131]
[slachtoffer 14]]
hoorde bij [medeverdachte 2] . Zij waren samen. [slachtoffer 14] werkte voor [medeverdachte 2] , daarom regelde zij hun zaken samen, buiten onze aanwezigheid. Ik regelde mijn zaken met [medeverdachte 3] ook niet in aanwezigheid van een ander.(…)
We hebben daarover gesproken met [medeverdachte 3] en haar man en zij zeiden dat het onze zaken waren en dat de zaken van [slachtoffer 14] [medeverdachte 2] aangaan.”en op de verklaring van [medeverdachte 7] bij de politie: [132] “Elk meisje hoorde bij een bepaalde vrouw. En degene met wie je was bepaalde eigenlijk de werktijden en daar kon je ook terecht met problemen of geldzaken.”
Samenwerking
Uit verschillende feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachten ook buiten hun ‘koppel’ met elkaar (dan wel met andere koppels) samenwerkten of ondersteuning boden ten behoeve van de uitbuiting van de vrouwen. De rechtbank wijst in dit verband nog op de volgende voorbeelden:
- Uit de telefonische contacten zoals hiervoor vermeld onder het kopje ‘(Familie)band’ blijkt dat de verdachten onderling afstemden en (telefonisch) overleg hadden ten behoeve van hun activiteiten. Uit de telefonische contacten van [medeverdachte 8] in maart 2014 blijkt in het bijzonder dat hij bij afwezigheid van de medeverdachten die op dat moment in België waren opgepakt de ‘zorg’ op zich nam voor één van de vrouwen (Lakatos) die voor die medeverdachten werkte. [medeverdachte 8] stemde dit af met andere medeverdachten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verdachten klaarblijkelijk voor elkaar ‘insprongen’ indien er sprake was van een noodsituatie.
- Uit een OVC-gesprek van 1 augustus 2014 komt naar voren dat [medeverdachte 8] zich - op het moment dat de [verdachten] en de [medeverdachten] vastzaten - zich ook bezig hield met het ‘screenen’ van een door een vriend van hem aangedragen vrouw met het oog op een mogelijke tewerkstelling in Nederland. [133]
- [slachtoffer 9] en [slachtoffer 13] hebben verklaard dat zij door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] naar Nederland zijn vervoerd en dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] (die volgens [slachtoffer 13] ook meisjes naar Nederland brachten), op dat moment in een andere auto met hen naar Nederland reden. [134] Die verklaringen worden ondersteund door de mutatie van 6 januari 2012 waaruit blijkt dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] - kennelijk kort na aankomst in Nederland - samen met [medeverdachte 8] op het adres [adres 3] te Den Haag zijn gezien. Klaarblijkelijk werd er door de verdachten samen gereisd.
- [slachtoffer 14] , die voor [medeverdachte 2] werkte, is na aankomst in Nederland door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] opgehaald met een auto die werd bestuurd door [medeverdachte 4] . Hij is ook degene geweest die [slachtoffer 14] naar de prostitutiestraat heeft gebracht. [medeverdachte 1] heeft voor [slachtoffer 14] de kamer in de straat geregeld. [135]
- [slachtoffer 5] , die ten behoeve van [medeverdachte 1] in Nederland zou gaan werken, werd in Eindhoven samen met [medeverdachte 1] opgehaald door [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] . [136]
- [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] haar zus [medeverdachte 2] instrueerde over hoe zij met het voor haar werkende meisje ( [slachtoffer 14] ) moest omgaan, omdat zij anders weg zou kunnen lopen. [137]
- [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] het geld dat zij in 2010 dagelijks aan [medeverdachte 5] moest afdragen voor hem meenamen naar Hongarije [138] en ook dat zij door [medeverdachte 7] gecontroleerd werd of zij wel genoeg verdiende [139]
- [slachtoffer 3] heeft verklaard dat toen de Nederlandse politie naar haar was toegekomen, en haar was verteld dat zij een verklaring moest afleggen, zij dit aan de [verdachten] had verteld die haar vervolgens smeekten om geen verklaring af te leggen over [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Ze zouden [slachtoffer 3] naar België brengen, daar een werkkamer regelen en vanaf dat moment zou zij vrij zijn. [140]
- Er werd een competitie tussen de verdachten gevoerd, kennelijk met het doel de opbrengsten van de vrouwen te verhogen. Zo heeft [slachtoffer 5] verklaard dat [medeverdachte 1] enerzijds, en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] anderzijds, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] een ‘wedstrijd’ hebben laten voeren. [141] Dit wordt bevestigd door [slachtoffer 3] die daarover verklaarde dat zij als een ‘wedstrijdpaard’ werd behandeld. [142] [slachtoffer 8] heeft verklaard dat het leek alsof [medeverdachte 5] een wedstrijd met [medeverdachte 4] deed wie het meest verdiende. [143]
- [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij haar dagelijkse € 100 aan [medeverdachte 2] moest betalen op momenten dat [verdachte] en [medeverdachte 1] niet in Nederland waren. [144] [medeverdachte 2] heeft via Western Union een bedrag van € 1600 gestuurd naar [verdachte] . Het betrof de verdiensten van [slachtoffer 1] die aan [verdachte] dienden te worden afgedragen. [145]
- Uit tapgesprekken [146] en de verklaring van [slachtoffer 10] [147] daarover blijkt dat [medeverdachte 7] geld van [slachtoffer 10] dat bestemd was voor [medeverdachte 3] , die op dat moment in België verbleef, moest ophalen.
- [medeverdachte 2] heeft in deze periode eten gekookt voor de Hongaarse vrouwen die voor de organisatie in de prostitutiestraat werkten. De vrouwen konden deze maaltijden op de werkplek tegen betaling van haar afnemen en daar nuttigen [148] ; ook met het eten werd aldus zo min mogelijk tijdverlies geleden en dus verdiencapaciteit bespaard.
- De jonge vrouwen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zijn nadat zij door het ene koppel (de [medeverdachten] respectievelijk de [medeverdachten] ) waren uitgebuit waarbij zij 50% van hun verdiensten moesten afstaan, onder de vleugels van [verdachte] gekomen waar zij ‘tot hun opluchting’
slechts€ 100 per dag moesten afdragen.
Conclusie: sprake van deelnemen aan een criminele organisatie?
Voorgaande feiten en omstandigheden laten het beeld zien van een familie die vanuit Hongarije in Den Haag is neergestreken met het kennelijke doel geld te verdienen met de uitbuiting van jonge vrouwen in de prostitutie. De verdachten, niet alleen door familiebanden maar ook in de praktijk met elkaar verbonden, opereerden als een samenwerkingsverband dat erop was gericht de verdachten zoveel mogelijk te laten verdienen met mensenhandel, om vervolgens van deze verdiensten te leven.
Zo werd gebruik gemaakt van een gezamenlijke ‘uitvalsbasis’ waar vrouwen werden gehuisvest en van waaruit vrouwen naar de prostitutiestraat konden worden gestuurd en er werd geopereerd in koppels die (kennelijk volgens afspraak) exclusief aan een vrouw waren verbonden. Door de verdachten werd op eenzelfde wijze tewerk gegaan, en op verschillende specifieke punten samengewerkt, overlegd en/of waar nodig ‘ingesprongen’.
De rechtbank realiseert zich dat verschillende van de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden stammen uit een periode die niet is ten laste gelegd, of uit een periode ter zake waarvan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. Dat kan echter niet wegnemen dat die feiten en omstandigheden relevant blijven voor de beoordeling van de activiteiten van de verdachten in de periode waarover door de rechtbank wél een bewijsbeslissing wordt genomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een criminele organisatie, waarvan het oogmerk was het plegen van mensenhandel en witwassen, dat verdachte behoorde tot die organisatie en een aandeel heeft gehad in gedragingen (of deze gedragingen ondersteunde) die strekten tot of rechtsreeks verband hielden met de verwezenlijking van vorenbedoeld oogmerk. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte aan deze criminele organisatie heeft deelgenomen.
Deelnemers aan de organisatie en hun rol daarin
De rechtbank acht bewezen dat aan de criminele organisatie in elk geval deel hebben genomen verdachte alsmede zijn medeverdachten. Zij hebben - behalve wat reeds volgt uit hetgeen ten laste van ieder van hen afzonderlijk bewezen is verklaard - op hoofdlijnen de volgende rol binnen de organisatie gehad:
[medeverdachte 5]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[medeverdachte 6]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[medeverdachte 4]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[medeverdachte 3]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[verdachte]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
[medeverdachte 1]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[medeverdachte 2]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
  • verdiensten doorsluizen
  • koken tegen betaling
[medeverdachte 8]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
  • verdiensten doorsluizen
[medeverdachte 7]
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
  • verdiensten doorsluizen

5.De bewezenverklaring.

De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
ZD [slachtoffer 1]
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 13 maart 2013 in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of ander,
een ander te weten [slachtoffer 1] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°);
en
- [slachtoffer 1] heeft aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer 1] ’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 1] meegenomen vanuit Hongarije naar Nederland teneinde die [slachtoffer 1] in Nederland als prostituee te laten werken en
- woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij een schuld moest terugbetalen en
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 1] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 1] bewogen om een gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar, verdachte en/of zijn mededader af te staan en/of af te dragen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij geen geld meer hoefde af te staan als zij 5000 euro zou betalen en
- die [slachtoffer 1] in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van hem, verdachte en/of zijn mededader;
3.
ZD [slachtoffer 3]
hij in de periode 1 oktober 2012 tot 1 januari 2013 in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, te weten [slachtoffer 3] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1)
en
- [slachtoffer 3] heeft aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4)
en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 3] ’, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9)
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6)
Immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 3] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 3] bewogen om een gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem/haar verdachte en/of zijn mededader af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 3] in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van hem verdachte en/of zijn mededader en
- door de indruk te wekken dat hij, verdachte en/of zijn mededader, de baas waren;
4.
ZD [slachtoffer 4]
hij in de periode van 1 januari tot en met 28 februari 2013 in Nederland en/of in Hongarije
een ander te weten . [slachtoffer 4] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°);
en
- [slachtoffer 4] heeft aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 4] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte
wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 4] ’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] , (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 4] bewogen om een deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 4] in een afhankelijksheidsrelatie gebracht en
- die [slachtoffer 4] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 4] in Nederland als prostituee te laten werken;
6.
ZD Criminele Organisatie
hij in de periode van 21 januari 2012 tot 1 februari 2013 in Nederland en/of Duitsland en/of Hongarije, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder het plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees)
en/
- witwassen als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht;
7.
ZD [slachtoffer 6]
hij in de periode van 1 januari tot en met 2 februari 2013 in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander
een ander te weten [slachtoffer 6] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 6] (sub 1°);
en
- [slachtoffer 6] heeft aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 6] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 6] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer 6] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 6] , (sub 6°),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 6] bewogen om een gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader af te staan en/of af te dragen en
- woonruimte voor die [slachtoffer 6] geregeld en
- die [slachtoffer 6] geen sleutel van haar woonruimte gegeven en
- voor die [slachtoffer 6] een werkkamer geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kan prostitueren en
- die [slachtoffer 6] vervoerd en
- die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en
- die [slachtoffer 6] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- die [slachtoffer 6] onder druk gezet en in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van hem, verdachte en/of zijn mededader.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte.

De verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging.

8.1
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officieren van justitie hebben zich hierbij gebaseerd op de richtlijn van het openbaar ministerie inzake mensenhandel en hebben daarbij als strafverzwarende omstandigheid rekening gehouden met de deelname aan een criminele organisatie. Als strafverminderende omstandigheid hebben de officieren van justitie rekening gehouden met de ouderdom van de feiten en de veroordeling voor soortgelijke feiten in België.
8.2
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit, in geval van een veroordeling, de duur van de op te leggen straf in vergelijking met de eis van de officieren van justitie fors te matigen. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het Belgische strafvonnis. De verdachte heeft die straf uitgezeten en de verdediging heeft verzocht hier in het kader van artikel 56 en 63 Sr rekening mee te houden. De verdediging heeft verder aangevoerd dat het niet gaat om de zwaarste vorm van mensenhandel. Bovendien hebben de vrouwen zelf gekozen om in de prostitutie te werken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, en in overeenstemming met de straffen die naar het oordeel van de rechtbank in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd. In het bijzonder wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het - in georganiseerd verband - uitbuiten van meerdere jonge vrouwen in de prostitutie. Het merendeel van de vrouwen, allen afkomstig uit Hongarije, wilden, vaak uit economische noodzaak, in de prostitutie gaan werken. Hen werd voorgehouden dat zij op een eenvoudige manier geld konden verdienen in Den Haag, maar dat een afspraak omtrent de verdeling van hun inkomsten uit hun prostitutiewerk noodzakelijk was. Die afspraak kwam er (vrijwel) steeds op neer dat de vrouwen een vast bedrag per dag moesten afdragen, of de helft van hun verdiensten.
Daarmee maakte de verdachte misbruik van de vaak deplorabele omstandigheden van de vrouwen, die, eenmaal aangekomen in Den Haag - voor zover zij dat al niet waren - volstrekt afhankelijk van de verdachte waren, onder meer omdat zij in een voor hen vreemd land waren en de taal niet spraken.
Ook door het afdragen van hun inkomsten raakten de vrouwen in een min of meer afhankelijke positie ten opzichte van de verdachte. De verdachte valt aan te rekenen dat hij, puur uit persoonlijk winstbejag, deze jonge vrouwen heeft uitgebuit. De verdachte heeft hierdoor een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers en heeft daarmee grove inbreuk gemaakt op hun fundamentele rechten. De menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid van de slachtoffers zijn hen door de verdachte ontnomen. De verdachte heeft door zijn handelen getoond geen enkel respect te hebben gehad voor de slachtoffers. Het gestructureerde en georganiseerde verband waarbinnen de verdachte opereerde maakt dat sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, in het licht van de ernst van de feiten, slechts worden volstaan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Ten behoeve van het onderzoek in de onderhavig zaak werd op 17 december 2013 een Joint Investigation Team (JIT) opgericht. In dit internationaal gemeenschappelijk onderzoeksteam participeerden Nederland, België en Hongarije. In Nederland is ten behoeve van het JIT onderzoek Apus opgestart. In België is ten behoeve van het JIT onderzoek Galaton opgestart. Onderhavig vonnis is een resultaat van het APUS onderzoek. De verdachte is in het Galaton onderzoek veroordeeld in België. De verdachte is bij uitspraak van 21 augustus 2014 van de rechtbank van eerste aanleg, Oost-Vlaanderen afdeling Gent (not nr. GE 37.F1.002782-13-SW5), inzake de deelname aan een criminele organisatie en mensenhandel, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, waarvan 1 jaar ‘uitgesteld’ en een (forse) geldboete.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding tot toepassing van artikel 63 Sr. Indien bij een buitenlandse rechterlijke beslissing aan de verdachte straf is opgelegd, levert die strafoplegging niet een veroordeling op als bedoeld in artikel 63 Sr (ECLI:NL:HR:2009:BG9198, ECLI:NL:HR:2018:306). Het staat de rechtbank echter wel vrij om een eerdere, in een andere lidstaat van de Europese Unie uitgesproken veroordeling bij de straftoemeting in aanmerking te nemen. De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten in Nederland niet los kunnen worden gezien van de veroordeling in België nu het gaat om een aaneenschakeling van soortgelijke feiten die in de verschillende landen zijn gepleegd. De duur van de gevangenisstraf zal daartoe met 6 maanden worden gematigd.
In het arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad algemene uitgangspunten en regels geformuleerd over de inbreuk op het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn en het rechtsgevolg dat aan een vastgestelde inbreuk op dat recht dient te worden verbonden. Op grond van dit arrest beoordeelt de rechtbank of sprake is van overschrijding, in welke mate dat heeft plaatsgevonden en wat daarvan het gevolg moeten zijn.
Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid waarvan de redelijkheid van de duur afhankelijk is, is onder meer de ingewikkeldheid van de zaak. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, handelend naar bevind van zaken, een korting van 10% toepassen op de op te leggen straf.
Alles afwegende, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van 26 maanden.
Voorlopige hechtenis
Namens de verdediging is verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, dan wel te schorsen c.q. de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De rechtbank wijst deze verzoeken niet toe. Gelet op voormelde bewezenverklaring is sprake van ernstige bezwaren. Ook is nog steeds sprake van de twaalfjaarsgrond en van recidivegevaar. Gelet op de op te leggen straf is de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv niet aan de orde. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen niet (meer) op tegen het belang van strafvordering. De voornaamste reden om de voorlopige hechtenis destijds te schorsen (kort gezegd: onzekerheid over het moment waarop vonnis zou worden gewezen) is met het vonnis van vandaag immers weggevallen. Ook overigens wegen de persoonlijke omstandigheden niet zwaar genoeg om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel.

9.1
De vorderingen [149]
De volgende aangeefsters hebben zich ten aanzien van de verschillende feiten als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
  • [slachtoffer 14] (feit 1), met een vordering ten bedrage van € 11.540,00, bestaande uit materiële schade (€ 6.540,00) en immateriële schade (€ 5.000,00);
  • [slachtoffer 1] (feit 2), met een vordering ten bedrage van € 10.000,00, bestaande uit materiële schade;
  • [slachtoffer 3] (feit 3), met een vordering ten bedrage van € 7.500,00, bestaande uit materiële schade;
  • [slachtoffer 4] (feit 4), met een vordering ten bedrage van € 3.000,00, bestaande uit materiële schade;
  • [slachtoffer 6] (feit 7), met een vordering ten bedrage van € 1.690,00, bestaande uit materiële schade.
Ten aanzien van alle vorderingen geldt dat gevorderd is deze hoofdelijk toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2
De conclusie van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen zowel ten aanzien van de materiële schade als ten aanzien van de immateriële schade voldoende onderbouwd zijn. Zij hebben, met uitzondering van de vordering van [slachtoffer 4] , geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde bedragen en daarbij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de verdediging primair, gelet op de bepleite vrijspraken, verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging subsidiair verzocht het bedrag te matigen.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft de verdediging subsidiair verzocht het materiële deel te matigen, en voor het overige, ook voor wat betreft het immateriële deel, de vordering af te wijzen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6] heeft de verdediging meer subsidiair verzocht de vordering met 130 euro te matigen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank.
De vordering van [slachtoffer 14]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 14] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het feit waarop deze vordering betrekking heeft, te weten het onder 1 ten laste gelegde feit, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat deze benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]
De gevorderde bedragen aan materiële schade zijn door de verdediging inhoudelijk betwist. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen schade hebben geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 2, 3, 4 en 8 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en heeft hiervoor reeds vastgesteld dat zij (een deel van) de verdiensten aan de verdachte hebben afgestaan.
De rechtbank acht de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen, die zijn gebaseerd op de verklaringen van de aangeefsters en die in het licht van de overige bewijsmiddelen in het dossier niet onaannemelijk zijn, in beginsel voldoende onderbouwd.
Ten aanzien van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] zal de rechtbank de gevorderde bedragen aan materiële schade (€ 7.500,00, € 3.000,00 respectievelijk € 1.690,00) geheel toewijzen.
De rechtbank heeft het door [slachtoffer 1] gevorderde bedrag enigszins gematigd. De rechtbank gaat uit van een gewerkte periode van 3,5 maanden (15 weken), waarin zij 6 dagen per week dagelijks 100 euro heeft afgestaan.
Conclusie
De rechtbank zal daarom de volgende bedragen hoofdelijk (met uitzondering van [slachtoffer 4] ) toewijzen als vergoeding van de materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de vorderingen zijn ingediend:
- [slachtoffer 1] : € 9.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018;
- [slachtoffer 3] : € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018;
- [slachtoffer 4] : € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018;
- [slachtoffer 6] : € 1.690,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018.
De rechtbank zal de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor wat betreft het overige gevorderde bedrag (materieel) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Kosten
Aangezien de vorderingen van
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6](gedeeltelijk) worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor de onder 2, 3, 4 en 7 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk (met uitzondering van [slachtoffer 4] ) de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het hiervoor genoemde toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, ten behoeve van de desbetreffende slachtoffers.

10.De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 140 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaard.

11.De beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 4, 6 en 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4:
mensenhandel;
ten aanzien van feit 6:
deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 7:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
26 (zesentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6](gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte
hoofdelijkom tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [slachtoffer 1] : een bedrag van € 9.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018;
  • [slachtoffer 3] : een bedrag van € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018;
  • [slachtoffer 6] : een bedrag van € 1.690,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018;
veroordeelt de verdachte tevens
hoofdelijkin de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering;
legt aan de verdachte
hoofdelijkop de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 9.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
  • € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018, ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
  • € 1.690,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018, ten behoeve van [slachtoffer 6] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80, 72 respectievelijk 26 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of een van zijn mededader(s) aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of zijn mededader(s) aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
[slachtoffer 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018, ten behoeve van
[slachtoffer 4];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4]de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4]in zoverre doet vervallen;
[slachtoffer 14]
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen
[slachtoffer 14]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap en mr. M.C. Bruins, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2018.
mr. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd
1.
ZD [slachtoffer 1]
hij in of omstreeks de periode
van1 november 2012 tot en met
13maart 2013 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door
misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 1] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) onder meer
- die [slachtoffer 1] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 1] in Nederland als prostituee te laten werken en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij een schuld moest terugbetalen en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- de werktijden van die [slachtoffer 1] bepaald en/of
- die [slachtoffer 1] gedreigd dat zij mishandeld zou worden en/of dat zij, verdachte, al eerder vrouwen heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een gedeelte van) haar verdiensten uit de prostitutie aan haar, verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- een gedeelte van de verdiensten uit de protitutie van die Kricsi heeft (af)gepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij geen geld meer hoefde af te staan als zij 5000 euro, althans een (groot) geldbedrag zou betalen en/of
- die [slachtoffer 1] onder druk gezet en/of in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van haar, verdachte en/of haar mededader(s);
2.
ZD [slachtoffer 2]
hij in of omstreeks de periode 30 november 2012 tot en met 24 december 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 2] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) onder meer
- die [slachtoffer 2] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 2] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 2] in Nederland als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] verteld dat zij de helft van haar inkomsten uit prostitutie zelf mocht houden en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 2] geregeld en/of
- voor die [slachtoffer 2] een (werk)kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kan prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] naar de werkplek vervoerd en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) gedeelte van) haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] onder druk gezet en/of in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van haar, verdachte en/of haar mededader(s);
3.
ZD [slachtoffer 3]
hij in of omstreeks de periode 1 oktober 2012 tot 1 januari 2013 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 3] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 3] had,
- heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1)
en/of
- [slachtoffer 3] heeft /hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3)
en/of
- heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling (en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes (mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4)
en/of
- heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 3] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 3] (sub 6)
Immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 3] meegenomen en/of mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 3] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 3] in Nederland als prostituee te laten werken en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of
- voor die [slachtoffer 3] (een) werkkamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 3] naar haar werkplek vervoerd en/of
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 3] gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen althans bewogen om een (groot) gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem/haar verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] geschreeuwd en/of
- die [slachtoffer 3] bedreigd door tegen haar te zeggen dat zij in één stad woonden en dat die [slachtoffer 3] haar vrienden en familie daar ook had en/of dat haar gezicht zal worden verminkt en/of
- die [slachtoffer 3] (emotioneel) in een afhankelijkheidspositie gebracht door bij die [slachtoffer 3] de indruk te wekken dat hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s) familie van die [slachtoffer 3] waren en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij 4000 euro moest betalen als zij bij hem/haar verdachte en/of zijn/haar mededader(s) weg wilde gaan;
4.
ZD [slachtoffer 4]
hij in of omstreeks de periode
van1 januari
tot en met 28 februari 2013te Den Haag en/of elders in Nederland
en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 4] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door
misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 4] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 4] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 4] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 4] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 4] , (sub 6°),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 4] (een) kamer(s) en/of gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om (een
(groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 4] voorgehouden dat zij 50 procent van haar verdiensten zelf mocht houden en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 4] geregeld en/of
- die [slachtoffer 4] (voortdurend) gecontroleerd en/of in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 4] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon ontrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps)intimidatie, door verdachte en/of zijn mededader(s), waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond, waartegen zij geen weerstand kon bieden en/of
- die [slachtoffer 4] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 4] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 4] in Nederland als prostituee te laten werken;
5.
ZD [slachtoffer 5]
hij in of omstreeks de periode
van 1 augustus2011 tot en met 8 april 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland
en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 5] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door
misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 5] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 5] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 5] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 5] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 5] , (sub 6°),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 5] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 5] (een) kamer(s) en/of gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om (een groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen (grote) geldbedragen afkomstig uit de postitutie naar Hongarije over te maken en/of over te schrijven en/of over te (laten) brengen en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- de werktijden voor die [slachtoffer 5] bepaald en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 5] geregeld en/of
- die [slachtoffer 5] (voortdurend) gecontroleerd en/of in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 5] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon ontrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps)intimidatie, door verdachte en/of zijn mededader(s), waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond, waartegen zij geen weerstand kon bieden en/of
- die [slachtoffer 5] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 5] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 5] in Nederland als prostituee te laten werken
en welk voordeel (als bedoeld in sub 6) hierin heeft bestaan dat verdachte een deel van het door [slachtoffer 5] verdiende geld heeft ontvangen;
6.
ZD Criminele Organisatie
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van januari 2010 tot en met 13 maart 2014 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of Oostenrijk en/of Duitsland en/of Hongarije, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- ( zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (waaronder prostituees) en/of
-bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht en/of
- witwassen als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht
7.
ZD [slachtoffer 6]
hij in of omstreeks de periode
van 1januari tot en met
2februari 2013 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 6] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 6] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 6] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 6] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 6] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 6] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 6] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 6] , (sub 6°),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) onder meer
- die [slachtoffer 6] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 6] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 6] in Nederland als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 6] verteld dat zij 150 euro moest betalen voor de huur van de cabine en/of 130 euro aan de [verdachten] en/of 260 euro voor huur aan [verdachte] en/of voor ieder maaltijd 15 a 30 euro aan [medeverdachte 1] en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 6] geregeld en/of
- die [slachtoffer 6] geen sleutel van haar woonruimte gegeven en/of
- voor die [slachtoffer 6] een (werk)kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kan prostitueren en/of
- die [slachtoffer 6] naar de werkplek vervoerd en/of
- die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en/of
- die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 6] onder druk gezet en/of in een afhankelijkheidspositie gebracht oor het overwicht van haar, verdachte en/of haar mededader(s).

Voetnoten

2.Hof van Justitie van de Europese Unie 9 maart 2006, Zaak C-436/04; Hof van Justitie van de Europese Unie 28 september 2006, Zaak C-150/05; Hof van Justitie van de Europese Unie 18 juli 2007, Zaak C-367/05.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 9 maart 2006, Zaak C-436/04.
4.HR 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3537.
5.HR 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3537.
6.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
7.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
8.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099; HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309.
9.HR 6 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2771.
10.HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1100.
11.Hof Arnhem 16 november 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:7664.
12.HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:857; HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2909; HR 16 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:884.
13.HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
14.HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5235; Hof Arnhem 16 november 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BK7664.
15.HR 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1174.
16.HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2467.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de zaaksdossiers die onderdeel uitmaken van het proces-verbaal met het nummer 2013015642 (Onderzoek APUS (15BRR13060)), van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen.
18.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 3-4.
19.ZD [slachtoffer 1] / G / proces-verbaal getuigenverhoor getuige nummer 2, 13 maart 2014, p 2-3.
20.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 4.
21.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 4.
22.ZD [slachtoffer 1] / G / proces-verbaal getuigenverhoor getuige nummer 2, 13 maart 2014, p 3.
23.ZD [slachtoffer 1] / G / proces-verbaal getuigenverhoor getuige nummer 2, 13 maart 2014, p 3.
24.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 4.
25.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 5.
26.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 5.
27.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 6.
28.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 6.
29.ZD [slachtoffer 1] /A / proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 7.
30.ZD [slachtoffer 1] / G / proces-verbaal getuigenverhoor, getuige nummer 1, 13 maart 2014, p 20.
31.ZD [slachtoffer 1] / G / proces-verbaal getuigenverhoor, [getuige 1] , 8 juli 2014, p 32-33.
32.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 6] , rechter commissaris, 16 juni 2016, punt 43, 11-13.
33.ZD/ [slachtoffer 1] /G/proces verbaal van verhoor [slachtoffer 6] , 15 januari 2015, p 91, 95, 99, 100, 103.
34.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 6] , rechter commissaris, 16 juni 2016, punt 59, 66.
35.ZD/ [slachtoffer 1] /G/proces-verbaal getuigenverhoor , Szabina Zsuzsanna [slachtoffer 2] , 11 juni 2015, p198-199.
36.ZD/ [slachtoffer 1] /G/proces verbaal verhoor [slachtoffer 3] , 12 juli 2014, 60.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 13, 19, 21, 23.
38.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p7-8.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 13, 19, 21, 23.
40.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p7-8.
41.ZD [slachtoffer 1] , / G / 70-71.
42.ZD [slachtoffer 1] / AH / 28.
43.ZD [slachtoffer 1] /AH / 1
44.ZD/Crim. Org/T/203
45.ZD [slachtoffer 1] AG p. 1-18; ZD [slachtoffer 1] AH p. 38-43 .
46.Een geschrift, te weten een proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 3] , d.d. 12 juli 2014, opgemaakt door de Nationale Recherche Dienst, Hoofdafdeling Inlichtingen, Afdeling Bestrijding Criminele Organisaties, Onderafdeling Bestrijding Mensenhandel - Politie Nyíregyháza (Hongarije), (ZD/ [slachtoffer 3] /A/Aangifte) p. 16, met bijlage ‘letterlijk uitgewerkt verhoor’ (p. 63 en 64); Een geschrift, te weten een proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer 3] , d.d. 16 mei 2014, opgemaakt door de Mobiele Eenheid, Nationaal Opsporingsbureau, Hoofdafdeling Verkenning, Afdeling Bestrijding Criminele Organisaties, Onderafdeling Bestrijding Mensenhandel - Politie Mohács (Hongarije), (ZD/ [slachtoffer 3] /G/Getuigen) p. 14; proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] , d.d. 25 mei 2016, opgemaakt door de rechter-commissaris, punten 117 t/m 119 en 130 t/m 139.
47.Proces-verbaal verhoor van getuige [man 2] , d.d. 3 oktober 2016, opgemaakt door de rechter-commissaris, punten 15, 59, 62 t/m 68, 75, 92, 93, 99, 101 en 102.
48.Proces-verbaal van bevindingen, (ZD/ [slachtoffer 3] /01/AH) p. 11 en 12, met bijlage (p. 13 t/m 203).
49.ZD/ [slachtoffer 4] /AH /1 t/m 8.
50.ZD/ [slachtoffer 3] /G/6.
51.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 13, 19, 21, 23.
52.ZD [slachtoffer 4] /A/aangifte, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p7-8.
53.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 13, 19, 21, 23.
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 23, 25, 36, 38.
55.ZD [slachtoffer 4] /A/aangifte, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p7-8 .
56.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 13, 19, 21, 23.
57.ZD [slachtoffer 4] /A/aangifte, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p7-8.
58.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 23, 25, 36, 38.
59.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 42-43.
60.ZD [slachtoffer 4] /A/aangifte, aangifte, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p9.
61.ZD [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 3] , dd 16 mei 2014, p 44.
62.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] , rechter-commissaris, 25 mei 2016, punt 130.
63.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] , rechter-commissaris, 25 mei 2016, punt 131.
64.ZD [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 3] , dd 12 juli 2014, p 63.
65.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] , rechter-commissaris, 25 mei 2016, punt 132.
66.ZD [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 3] , dd 16 mei 2014, p 44.
67.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] , rechter-commissaris, 25 mei 2016, punt 117.
68.ZD [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 3] , dd 12 juli 2014, p 63.
69.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] , rechter-commissaris, 25 mei 2016, punt 134.
70.ZD [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 3] , dd 16 mei 2014, p 44.
71.ZD [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 3] , dd 16 mei 2014, p 44-45.
72.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 3] , rechter-commissaris, 25 mei 2016, punt 84.
73.Proces-verbaal verhoor van getuige [man 2] , rechter-commissaris, 3 oktober 2016, punt 6, 15.
74.Proces-verbaal verhoor van getuige [man 2] , rechter-commissaris, 3 oktober 2016, punt 39.
75.Proces-verbaal verhoor van getuige [man 2] , rechter-commissaris, 3 oktober 2016, punt 75.
76.Proces-verbaal verhoor van getuige [man 2] , rechter-commissaris, 3 oktober 2016, punt 64,65,68.
77.Proces-verbaal verhoor van getuige [man 2] , rechter-commissaris, 3 oktober 2016, punt 99, 101.
78.Proces-verbaal van verhoor getuige, [slachtoffer 1] , rechter-commissaris, 23 mei 2016, punt 26
79.Zaaksdossier [slachtoffer 4] , Getuigenverhoren, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 1] , 8 juli 2014, p 119,120
80.Zaaksdossier [slachtoffer 4] , vervolg 01, getuigenverhoren, proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 6] , 15 januari 2015, p 266-267
81.Zaaksdossier [slachtoffer 4] , vervolg 01, getuigenverhoren, proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 6] , 15 januari 2015, p 280-282
82.Zaaksdossier [slachtoffer 4] , vervolg 01, getuigenverhoren, proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 6] , 15 januari 2015, p 284
83.Zaaksdossier [slachtoffer 4] , vervolg 01, ambtshandelingen, proces –verbaal van bevindingen p 17.
84.Zaaksdossier [slachtoffer 4] , Ambtshandelingen, proces verbaal van bevindingen, p 2-8.
85.Waarneming van de rechtbank
86.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p4-5, p9, p15.
87.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 24.
88.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 9 -10.
89.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 59.
90.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 13.
91.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 83.
92.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 12.
93.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 13.
94.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 14.
95.Zaaksdossier [slachtoffer 6] , Bijlage A, aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 15; proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 25.
96.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 11.
97.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 11.
98.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 27.
99.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 87.
100.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 15, p 18.
101.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 64, 66.
102.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris, dd 16 juni 2016, punt 84-85.
103.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 6.
104.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 11.
105.ZD [slachtoffer 6] /G, proces-verbaal van getuigenverhoor getuige 2 ( [slachtoffer 1] ), dd 13 maart 2014, p 13-14.
106.ZD [slachtoffer 6] /G, proces-verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 1] , dd 8 juli 2014, p 33.
107.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij rechter-commissaris, dd 23 mei 2016, punt 28-30, 41, 58-60.
108.ZD [slachtoffer 6] /G, proces-verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 1] , dd 8 juli 2014, p 33.
109.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij rechter-commissaris, dd 23 mei 2016, punt 93.
110.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij rechter-commissaris, dd 23 mei 2016, punt 95.
111.ZD [slachtoffer 6] /G, proces-verbaal van getuigenverhoor getuige 2 ( [slachtoffer 1] ), dd 13 maart 2014, p 13-14.
112.Zaaksdossier [slachtoffer 6] , Bijlage AH, Proces-verbaal bevindingen ter zake de opgevraagde administratie m.b.t. Katalin [slachtoffer 6] bij raamexploitant in de Doubletstraat, p. 28.
113.Zaaksdossier [slachtoffer 6] , Bijlage AH, Proces verbaal van bevindingen woning [adres 2] 9, p.51-53, met bijlagen.
114.ZD [slachtoffer 6] /A/aangifte, proces-verbaal van getuigenverhoor, dd 15 januari 2015, p 5-7.
115.Hetgeen in deze en de volgende paragrafen is neergelegd, is ontleend aan de zaaksdossiers, zoals die deel uitmaken van het proces-verbaal in het onderzoek Apus. Waar in de hoofdtekst of in de voetnoten geen (meer) specifieke verwijzingen voorkomen, wordt in het algemeen naar deze zaaksdossiers verwezen.
116.Met uitzondering van [betrokkene 2] . Waar in deze paragraaf wordt gesproken over de verdachten of medeverdachten wordt zij daaronder niet begrepen.
117.ZD [slachtoffer 9] AH p. 43-49.
118.ZD [slachtoffer 4] AG p. 2; ZD [slachtoffer 3] AG p. 19.
119.ZD [slachtoffer 14] AH 1-5 en proces-verbaal van de terechtzitting (tonen documentaire ‘De Sekspolitie’, waarin [medeverdachte 1] in de woning te zien is.) ZD [slachtoffer 4] AG p. 3.
120.ZD [slachtoffer 9] G p. 337.
121.ZD [slachtoffer 9] AH p. 1-2.
122.ZD CO AH p. 2.
123.AD AH p. 2490-2498.
124.ZD/CO/AH/59
125.ZD Crim. org. T p. 105-106.
126.ZD Crim. org T p. 171-172.
127.ZD Lakatos AH p. 1-10.
128.ZD Crim. org. T p. 203.
129.zie onder meer ZD/ [slachtoffer 4] /AG/1-23; ZD [slachtoffer 14] /AG/1-19; ZD/ [slachtoffer 12] /AG ZD/ [slachtoffer 5] /AG/1-13.
130.zie onder meer ZD/ [slachtoffer 14] /AG/1-19; ZD/ [slachtoffer 9] /G/334-342; ZD/ [slachtoffer 12] /AG/ZD Kalas/AG/1-9 AG/ZD/ [slachtoffer 5] / AG/1-13.
131.Proces-verbaal verhoor getuige bij rechter-commissaris 11 mei 2016, nr. 150.
132.ZD [slachtoffer 5] /AG/3.
133.AD/01 OVC (track 0710)/84-87 .
134.ZD/ [slachtoffer 9] /G/334-342; ZD/ [slachtoffer 13] /AG/1-20; ZD/ [slachtoffer 9] /AH/1-2.
135.ZD/ [slachtoffer 14] /AG/1-19.
136.ZD/ [slachtoffer 5] /AG/8
137.Proces-verbaal verhoor getuige bij rechter-commissaris 11 mei 2016, nr. 103.
138.ZD/ [slachtoffer 3] /AG/53.
139.ZD/ [slachtoffer 3] /AG/8 en 9.
140.ZD/ [slachtoffer 3] /AG/16.
141.ZD/ [slachtoffer 5] /AG/10.
142.(onder meer) AD/AH/1185
143.ZD/ [slachtoffer 8] /AG/30
144.ZD/ [slachtoffer 1] /AG/1-18.
145.ZD/ [slachtoffer 1] /AG/1-18; ZD/ [slachtoffer 1] /AH/38-43 .
146.ZD/ [slachtoffer 10] /AG/46.
147.ZD/ [slachtoffer 10] /AG/13.
148.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij rechter-commissaris 10 oktober 2016, nr. 46; proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] bij rechter-commissaris 16 juni 2016, nr. 91; ZD/ [slachtoffer 6] /AG/11 en 17; ZD/ [slachtoffer 1] /AH/1.
149.De benadeelde partij heeft steeds haar raadsvrouw gemachtigd