7.5Verweerder stelt zich in het besluit van 18 mei 2021 op het standpunt dat in de verklaringen van eiser en de beschikbare documenten, voldoende aanleiding is gelegen aan te nemen dat eiser een zodanige band heeft met Armenië dat het voor hem redelijk zou zijn daarnaar terug te keren. Hierbij acht verweerder van belang dat eiser tweemaal in Armenië heeft verbleven, waarvan de eerste keer enkele maanden op doorreis vanuit Syrië, en dat eiser heeft verklaard dat zijn broer daar verblijf had. Ook betrekt verweerder hierbij dat eiser tot voor kort in het bezit was van de Armeense nationaliteit, dat aangenomen wordt dat eiser de Armeense nationaliteit op eenvoudige wijze heeft verkregen en dat de reden dat eiser niet meer in het bezit is van de Armeense nationaliteit erin is gelegen dat eiser zelf heeft verzocht daarvan afstand te doen en dit niet op initiatief van de Armeense autoriteiten is gebeurd. Hij kan, gelet op de beschikbare informatie, de Armeense nationaliteit relatief eenvoudig opnieuw krijgen. Verder is volgens verweerder van belang dat eiser etnisch Armeens en Armeens christen is en dat eiser heeft verklaard dat hij de Armeense taal goed beheerst. Daar komt voor verweerder nog bij dat hij er, gelet op de tussenuitspraak, van mag uitgaan dat eiser ten tijde van de asielaanvraag op de hoogte moet zijn geweest van het bezit van een authentiek Armeens paspoort en dat eiser in persoon met dit paspoort een visum bij de Griekse vertegenwoordiging heeft aangevraagd. Dat eiser niet nogmaals de Armeense nationaliteit zou willen verkrijgen, hij niets zou hebben met Armenië, hij in Syrië is geboren en opgegroeid en hij tijdens zijn verblijf in Armenië niet wist dat hij de Armeense nationaliteit had en daarom geen (toegang tot) medische voorzieningen had, doet aan die conclusie voor verweerder niet af. Met betrekking tot eisers medische situatie verwijst verweerder naar wat hij daarover in het eerdere besluit (van 12 juni 2019) en de verweerschriften (van 4 oktober 2019 en 8 oktober 2020) heeft overwogen. Verder overweegt verweerder hierover dat eiser zijn verklaringen, over het krijgen van een klikprothese en/of de (on)mogelijkheid daartoe in Armenië, niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. De afspraakbevestiging van het Radboud universitair medisch centrum van 21 april 2021 vindt verweerder in dit verband onvoldoende.
In het verweerschrift en in het aanvullende besluit van 10 november 2021 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat alle betrokken omstandigheden in samenhang bezien, maken dat sprake is van een zodanige band met Armenië waardoor in redelijkheid van eiser verwacht mag worden dat hij terugkeert naar Armenië. Er is verweerder geen recente medische informatie bekend waaruit volgt dat eiser onder medische behandeling staat. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat hij actief is in Nederland, volledig is geïntegreerd, werkt bij een koeriersdienst en een oom heeft in Nederland. Daarom kunnen al deze omstandigheden niet worden betrokken bij de redelijkheidstoets zoals die volgt uit de Afdelingsuitspraak van 20 januari 2021. In het verweerschrift van 16 november 2021 volstaat verweerder grotendeels met een verwijzing naar dit aanvullend besluit en het verweerschrift van 10 november 2021.
In het aanvullend besluit van 16 november 2021 is verweerder ingegaan op dat wat eiser – volgens verweerder – in het kader van de redelijkheidstoets aan individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht. Verweerder neemt daarbij de opsomming van omstandigheden over, zoals eiser die weergeeft in zijn reactie van 11 november 2021, die op haar beurt weer afkomstig is uit een brief van de WMO-begeleider van eiser (bijlage 2 bij de aanvullende gronden van 1 oktober 2020), namelijk dat:
- eiser medische problemen heeft;
- eiser ondanks zijn beperking weer volledig deelnam aan de maatschappij, op alle gebieden;
- eiser een Nederlandse vriendin heeft gehad waarmee hij trouwplannen maakte;
- eiser een verzorgde woning met tuin had;
- eiser geslaagd was voor zijn nieuwe rijbewijs waarmee hij promotie zou maken in zijn werk;
- eiser benaderd werd door organisaties om als boegbeeld zijn levensverhaal aan andere asielzoekers te vertellen;
- eiser een inburgeringsdiploma heeft;
- eiser vloeiend Nederlands spreekt;
- eiser bekend is met een calamiteitenmelding met betrekking tot suïcide, gedaan door de voormalig gemachtigde;
- eiser een arbeidsovereenkomst heeft sinds januari 2021, die verlengd zou zijn.
Verweerder overweegt dat eiser, vanwege het bewust verzwijgen van het hebben van de Armeense nationaliteit, ermee rekening moest houden dat hij zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kwijt zou kunnen raken. Als, en voor zover, eiser privéleven is gaan opbouwen, dan heeft hij dat gedaan terwijl hij wist dat hij zijn Armeense nationaliteit heeft verzwegen. Dat eiser een woning heeft en zijn inburgeringsdiploma heeft behaald, is inherent aan het statushouderschap en het opbouwen van privéleven in Nederland is inherent aan zijn verblijf hier, aldus verweerder. Eiser was er vanaf 13 december 2016 van op de hoogte dat zijn asielvergunning mogelijk zou worden ingetrokken. In de omstandigheden dat eiser zijn leven is blijven leven, de Nederlandse taal is gaan leren, is gaan werken, zijn rijbewijs heeft gehaald, verliefd is geworden, etc. ziet verweerder geen reden waarom niet van eiser verlangd kan worden dat hij zijn leven in Armenië voortzet. Dat eiser zijn leven in Armenië niet weer vorm kan geven, is niet gebleken. Daarbij vindt verweerder van belang dat eiser er twee keer heeft verbleven, hij de Armeense cultuur kent en de taal van het land spreekt. Dat eiser medische problemen heeft en daarvoor in Nederland onder behandeling staat, maakt niet dat hij voor die behandeling aan Nederland is gebonden. De omstandigheden die eiser aanvoert, maken het volgens verweerder dan ook niet onredelijk van eiser te verlangen dat hij terugkeert naar Armenië en daar asiel aanvraagt.
7.5.1Op de zitting heeft verweerder zijn standpunt, dat eiser een zodanige band heeft met Armenië dat van hem redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daarheen gaat, op bepaalde punten genuanceerd en nader toegelicht. Onder verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 6 oktober 2020geeft verweerder aan dat binnen de redelijkheidstoets voor hem het zwaartepunt ligt bij feit dat eiser de Armeense nationaliteit heeft gehad, dat eiser etnisch Armeens is en dat hij de taal spreekt. Verweerder heeft laten vallen dat ook het eerdere (korte) verblijf van eiser in Armenië relevant is.
Verweerder heeft het privéleven dat eiser is aangegaan in Nederland wel bij de beoordeling betrokken. Aan het gewicht dat daaraan toekomt, wordt afbreuk gedaan door de omstandigheid dat eiser dit privéleven is aangegaan terwijl hij – door het verstrekken van onjuiste informatie of het achterhouden van de juiste informatie – wist dat hij geen rechtmatig verblijf had moeten krijgen.
Verweerder neemt nu wel aan dat eiser onder medische behandeling staat en hij zowel lichamelijk als geestelijk klachten ondervindt vanwege zijn geamputeerde onderbeen. Verweerder meent dat hij de medische situatie van eiser op juiste wijze bij de redelijkheidstoets heeft betrokken. Verweerder stelt zich onverminderd op het standpunt dat dit geen omstandigheid is die maakt dat het onredelijk is om van eiser te verlangen dat hij naar Armenië terugkeert en zich daar onder medische behandeling stelt. Als eiser meent dat medische behandeling in Armenië niet mogelijk is, dan is volgens verweerder een procedure op grond van artikel 64 van de Vw 2000 de aangewezen weg. Dat eiser niet behandeld kan worden in Armenië, is in deze procedure gesteld noch gebleken. Daarbij meent verweerder dat er in het kader van de redelijkheidstoets geen ruimte is voor een medische toets; in het kader van die toets hoeft niet de vraag beantwoord te worden of medische behandeling in Armenië mogelijk is.
In de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021 ziet verweerder ruimte voor hem om aan bepaalde feiten en omstandigheden in dit verband minder gewicht toe te kennen dan aan andere feiten en omstandigheden. Aan de door eiser aangevoerde omstandigheden waarom het niet redelijk zou zijn dat hij moet terugkeren naar Armenië, waaronder zijn medische situatie, komt minder gewicht toe dan aan de omstandigheden die eiser wel binden aan Armenië en gelet waarop het redelijk is te verwachten dat hij daarnaartoe terugkeert, aldus verweerder op zitting.