Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen
[eiser], alias [alias], v-nummer: [nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
schriftelijkstuk moet worden verstrekt waarin (onder andere) de rechtsmiddelen zijn vermeld en waarin een overzicht is opgenomen van de van toepassing zijnde juridische en feitelijke gronden van de bewaring. Feitelijke en nadere toelichting van de gronden is daarbij niet noodzakelijk. De staatssecretaris kan daarvoor verwijzen naar de maatregel van bewaring. De Afdeling heeft daarbij verwezen naar haar uitspraak van 25 maart 2020. [6] In deze uitspraak is toegelicht dat met (2) ‘feitelijke’ en (3) ‘nadere toelichting’ wordt bedoeld: ‘(2) waarom deze gronden van toepassing zijn’ en ‘(3) voor zover nodig, waarom deze gronden ertoe leiden dat aan het in de toepasselijke wettelijke grondslag gestelde vereiste is voldaan’. De rechtbank leidt hieruit af dat aan eiser wél een overzicht moet worden verstrekt met een opsomming van ‘(1) welke zware en lichte gronden de staatssecretaris heeft gebruikt’. [7] Uit het uitgereikte informatieblad in de Engelse taal is niet gebleken dat er dergelijk overzicht is opgenomen. Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank nog steeds sprake van een gebrek. Wel heeft de staatssecretaris schriftelijk en in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs had kunnen worden aangenomen dat hij deze verstaat op de hoogte gesteld van de inbewaringstelling en de mogelijkheid om daartegen met gratis rechtsbijstand in beroep te gaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit niet leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank weegt daarin mee dat eiser door het gebrek feitelijk niet in zijn belangen is geschaad, omdat hij rechtsbijstand heeft gekregen. De staatssecretaris heeft namelijk voorafgaand het gehoor zijn voorkeursadvocaat gecontacteerd en een piketmelding gedaan. Aan eiser is vervolgens een piketadvocaat toegewezen en aan deze advocaat zijn na afloop van het gehoor de stukken inzake de maatregel van bewaring opgestuurd. Het gegeven dat de raadsman geen beroep heeft ingesteld, maakt niet dat hij niet is gewezen op zijn mogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden.
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
Conclusie en gevolgen
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;