ECLI:NL:RBDHA:2023:21726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10590616 EL 23-5
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenleaseovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser/contractanten] en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, vorderde onder andere schadevergoeding van Dexia wegens onrechtmatig handelen in het kader van effectenleaseovereenkomsten. De eiser stelde dat Dexia haar zorgplicht had geschonden door contractanten als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat er voldoende causaal verband was tussen het onrechtmatig handelen en de geleden schade van de contractanten. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser toe, inclusief schadevergoeding en wettelijke rente, en veroordeelde Dexia in de proceskosten. De rechtbank verwierp het verweer van Dexia dat de vordering was verjaard en oordeelde dat de schade volledig voor rekening van Dexia kwam. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de aansprakelijkheid van aanbieders van financiële producten in gevallen van onrechtmatig handelen door tussenpersonen zonder vergunning.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 10590616 EL 23-5
vonnis van de kantonrechter van 21 december 2023
in de zaak van
[eiser/contractanten] ,
handelend ten behoeve van zichzelf alsmede ten behoeve van de gemeenschap, in haar hoedanigheid van wettelijke erfgenaam van [eiser/contractanten] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] ,
eisende partij in conventie en in het incident,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie en in het incident,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna afzonderlijk [eiser/contractanten] en Dexia genoemd. [eiser/contractanten] en [eiser/contractanten] worden hierna gezamenlijk contractanten genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie tevens houdende incidentele conclusie ex artikel 843a Rv.
1.2.
Dexia heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie ingediend.
1.3.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eiser/contractanten] is in 2009 overleden. Hij (ovk II.) en [eiser/contractanten] (ovk I.) hebben de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop zij als lessee stonden vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer]
17-01-2000
Capital Effect
II.
[contractnummer]
17-01-2000
Capital Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
05-11-2004
- € 5.000,09
Ja
II.
14-01-2005
- € 4.643,19
Ja
2.3.
Volgens opgave van Dexia hebben contractanten op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 28.098,76 aan maandtermijnen en een bedrag van € 9.643,28 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave hebben contractanten € 5.541,99 aan dividenden ontvangen en € 3.744,65 aan fiscaal voordeel genoten. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 8.768,10 aan contractanten uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.4.
De gemachtigde van contractanten, Leaseproces, heeft bij brief van 3 februari 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie, in reconventie en in het incident

3.1.
[eiser/contractanten] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomst aan [eiser/contractanten] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens contractanten en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat contractanten schade hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser/contractanten] van al datgene dat contractanten aan Dexia hebben betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser/contractanten] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en contractanten gesloten overeenkomsten met nummers [contractnummer] en [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan contractanten verschuldigd is,
 contractanten zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie, in reconventie en in het incidentalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser/contractanten] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
Contractanten hebben schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser/contractanten] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
Contractanten hebben de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [tussenpersoon] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon contractanten heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon contractanten, anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser/contractanten] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser/contractanten] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door contractanten in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser/contractanten] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
Contractanten zijn in 2000 telefonisch benaderd door een medewerker van [tussenpersoon] . De medewerker vroeg of contractanten interesse hadden om hun financiële situatie door te nemen met een financieel adviseur van [tussenpersoon] . Contractanten stemde hiermee in. Vervolgens hebben meerdere adviesgesprekken bij contractanten thuis plaatsgevonden. Bij de adviesgesprekken waren contractanten aanwezig. Tijdens het eerste adviesgesprek vroeg de adviseur naar de financiële situatie en wensen van contractanten. Tijdens dit gesprek is over de woning, hypothecaire situatie, het inkomen en pensioen van contractanten gesproken. Als financiële wens gaven contractanten aan dat zij graag vermogen wilde opbouwen om hun pensioen aan te vullen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde een Capital Effect product. Volgens de adviseur zouden contractanten hiermee een aanzienlijk vermogen opbouwen om hun pensioen aan te vullen. De adviseur gaf aan dat hij het een en ander verder zou uitwerken voor contractanten. Tijdens het tweede adviesgesprek had de adviseur het advies uitgewerkt en adviseerde om twee Capital Effect overeenkomsten met een maandelijkse inleg van in totaal NLG 1000,- af te sluiten. De adviseur adviseerde om voor de maandbetalingen de hypotheek te verhogen. De adviseur adviseerde om een hypotheek op te nemen van NLG 160.000,-. Met de nieuwe hypotheek zou de oude hypotheek van NLG 40.100,34 en de oversluitkosten kunnen worden afgelost. Het overgebleven bedrag van NLG 116.655,27 zou dan worden aangewend voor de inleg van de Capital Effect overeenkomsten en het restantgedeelte zou als buffer worden gebruikt voor de hypotheekkosten. De adviseur gaf aan dat de Capital Effect overeenkomsten na vijf jaar een aanzienlijk bedrag zouden opleveren. Met de opbrengst zouden contractanten de hypotheek kunnen aflossen en een aanzienlijk vermogen overhouden als aanvulling op hun pensioen. De adviseur heeft contractanten niet gewezen op de specifieke risico's van de overeenkomsten. Zo heeft de adviseur er niet op gewezen dat met de vooruitbetalingen de rentelasten van een lening (de effectenleaseovereenkomsten) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan. Als contractanten hadden geweten van deze risico's, dan hadden contractanten de overeenkomsten niet afgesloten. Contractanten hadden geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. Contractanten vertrouwden op de deskundigheid van de adviseur en hebben het advies opgevolgd. Contractanten hebben twee Capital Effect overeenkomsten afgesloten. Daarnaast hebben contractanten op advies van de adviseur een nieuwe hypotheek afgesloten bij AMEV Woning Hypotheken ter hoogte van NLG 160.000,-. Tijdens één van de adviesgesprekken heeft de adviseur samen met contractanten de aanvraagformulieren ingevuld. Vervolgens heeft de adviseur de aanvraagformulieren aan Bank Labouchere toegezonden. Bij een opvolgend huisbezoek heef de adviseur de overeenkomsten ter ondertekening meegenomen. De ondertekende overeenkomsten zijn door de adviseur aan Bank Labouchere toegezonden. Daarnaast heeft de adviseur voor contractanten de hypotheekverstrekker uitgekozen en het afsluiten van de hypotheek in orde gemaakt.
4.8.
[eiser/contractanten] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- twee kopieën van de overeenkomst Capital Effect van 17 januari 2000 met respectievelijk contractnummers [contractnummer] en [contractnummer] , voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] - [tussenpersoon],
- een kopie van een nota van afrekening van een notaris van 3 maart 2000 ten behoeve van het afsluiten van een hypotheek bij AMEV Woning Hypotheken N.V. van ƒ 160.000,00,
- een kopie van een hypotheekakte van 14 maart 2000 op naam van contractanten, waaruit blijkt van een hypotheek bij AMEV Woning Hypotheken B.V. van ƒ 160.000,00,
- een tweetal uitdraaien van de website van [tussenpersoon] uit 2001 met de volgende tekst:

Voor al uw verzekeringen, uw hypotheken, uw leningen, spaarregelingen, pensioenen en beleggingen is [tussenpersoon] een goede keuze. U krijgt deskundig advies, volledig toegesneden op uw persoonlijke omstandigheden. Wij stemmen al uw financiële regelingen nauwkeurig op elkaar af, waardoor u een stuk vollediger uit bent’.
en

Een hypotheek kiezen is niet zomaar vragen naar de laagste rente. Het zoeken naar een passende hypotheek bij uw wensen en uw persoonlijke situatie benodigd een goede financiële planning. Er zijn vele andere factoren die naast een lage rente uw maandlast kunnen verlagen. Er zijn vormen die u de mogelijkheid bieden om tegen 0,- per maand te wonen. Laat u vrijblijvend in een goed gesprek bij u thuis, overdag of in de avonduren, uw wensen en uw situatie perfect op elkaar afstemmen door een van onze adviseurs’.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser/contractanten] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser/contractanten] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen contractanten en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser/contractanten] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser/contractanten] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van contractanten toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan contractanten, had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomsten met contractanten, actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klanten de overeenkomsten zijn aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met contractanten kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat contractanten door de tussenpersoon zijn geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met contractanten de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens contractanten onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan contractanten omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser/contractanten]4.12. De door [eiser/contractanten] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens contractanten heeft gehandeld door contractanten als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon contractanten niet alleen als klant aanbracht maar contractanten tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.13.
De als gevolg hiervan door contractanten geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser/contractanten] , behoudens het daarin berekende fiscaal voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [eiser/contractanten] heeft gemotiveerd betwist dat dit voordeel € 3.175,77 bedraagt omdat hij voldoende heeft aangetoond dat deels een ander belastingtarief van toepassing is dan Dexia heeft aangenomen. Dit standpunt van [eiser/contractanten] is vervolgens onweersproken gebleven, zodat van genoemd bedrag dient te worden uitgegaan. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser/contractanten] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering
4.15.
[eiser/contractanten] vordert Dexia op te dragen om afschriften te verstrekken van de aanvraagformulieren en de bij Dexia in bezit zijnde ondertekende overeenkomsten. Uit het voorgaande volgt dat [eiser/contractanten] in het gelijk zal worden gesteld. Zij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen, met compensatie van de proceskosten.
vorderingen Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.17.
Omdat [eiser/contractanten] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser/contractanten] gevallen. De proceskosten van [eiser/contractanten] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 528,00 (2 x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
totaal € 875,14 en in reconventie op nihil.
4.18.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens contractanten heeft gehandeld door contractanten als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon contractanten niet alleen als klant aanbracht maar contractanten tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiser/contractanten] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.5.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 875,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.6.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser/contractanten] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.