ECLI:NL:RBDHA:2023:5286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland voor behandeling van asielverzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De eiser had op 9 juli 2022 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend, en op 14 maart 2023 was hij aan de Duitse autoriteiten overgedragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich op 13 juli 2022 in het aanmeldcentrum Ter Apel heeft gemeld en daar een loopbrief heeft ontvangen. De eiser betoogde dat deze loopbrief als een proces-verbaal moest worden beschouwd, waardoor zijn asielverzoek eerder zou zijn ingediend dan de formele indiening op 5 september 2022. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de loopbrief geen wettelijke grondslag heeft en slechts een administratieve registratie is, en dat de formele indiening van het asielverzoek op 5 september 2022 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat het terugnameverzoek van de staatssecretaris tijdig is ingediend, binnen de termijn van twee maanden na de formele indiening van het asielverzoek. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.