Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
Inleiding
- een uittreksel uit het gezagsregister over [kleinkind 3] ;
- een specialistenbericht van [persoon A] , psycholoog, van 11 april 2016, over de zoon van eiser;
- een brief van huisarts [persoon B] van 25 oktober 2022, over de ex-echtgenote van eiser;
- een verwijzingsbrief GGZ van huisarts [persoon B] , van 16 januari 2023, over de zoon van eiser;
- een Best Interests of the Child (BIC)-Assessment (gedragswetenschappelijke onderzoeksrapportage) over de kleinkinderen, van [persoon D] , psycholoog, namens het Onderzoeks- en Expertisecentrum voor kinderen en vreemdelingenrecht van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), van 23 juni 2023.
.Gelet op het voorgaande ontleent eiser geen verblijfsrecht aan het arrest Chavez-Vilchez en artikel 20 van het VWEU.
.Verder heeft de minister (op de hoorzitting) niet gevraagd om bewijzen dat eiser de kleinkinderen naar school en zwemles brengt, zodat aangenomen werd dat het duidelijk is dat eiser dit doet. Die bewijzen kondigt eiser in de beroepsgronden alsnog aan
.Eiser betoogt dat zijn rol groter is dan hem wordt toegeschreven en op veel punten groter en belangrijker is dan de rol van zijn zoon. De interpretatie van de minister dat hij alleen voor de kleinkinderen zorgt als zijn zoon er niet is, klopt volgens hem niet. Dat volgt niet uit het verslag van de hoorzitting en ook het BIC-rapport is hier duidelijk over. Daarbij merkt eiser wel op dat de situatie bij afwezigheid van zijn zoon anders is dan wanneer zijn zoon er wel is. Bovendien is het bestreden besluit tegenstrijdig daar waar gesproken wordt over de sterke banden en de rol van eiser in het leven van zijn kleinkinderen, maar de conclusie luidt dat sprake is van marginale zorgtaken. Verder betoogt eiser dat ook wanneer ervan zou worden uitgegaan dat hij slechts marginale zorgtaken verricht, sprake kan zijn van een zodanige afhankelijkheidsrelatie dat de kleinkinderen gedwongen worden de EU te verlaten als hem geen verblijfsrecht wordt verleend. Dit heeft de minister volgens hem ten onrechte niet beoordeeld. In beroep heeft eiser nog de volgende stukken overgelegd:
- een verklaring van [persoon C], president van Europe Inter Balkans, van 1 april 2024, over het lidmaatschap en de werkzaamheden van eiser voor deze organisatie;
- een reactie van [persoon D] (psycholoog, onderzoeker) en [persoon E] (orthopedagoog, coördinator) van het Onderzoeks- en Expertisecentrum voor kinderen en vreemdelingenrecht van de RUG op het bestreden besluit;
- inschrijfformulieren zwemles minima, ten behoeve van [kleinkind 3] en [kleinkind 2] ;
- foto’s.