2.2.Ter zitting heeft de staatssecretaris zware grond 3d laten vallen.
3. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 genoemde categorie vreemdelingen, nu aan eiser op 22 september 2023 een terugkeerbesluit en een inreisverbod van 2 jaar is opgelegd. Eiser geniet derhalve geen rechtmatig verblijf.
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte grond 4d aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd.
Hoewel de staatssecretaris terecht stelt dat eiser over onvoldoende middelen van bestaan beschikt, wordt het risico op onttrekking in de maatregel in het geheel niet gemotiveerd. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) eerder heeft overwogen is deze grond niet van dien aard dat daaruit reeds volgt dat een vreemdeling de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmerd dan wel zich onttrekt aan het toezicht, zodat een nadere toelichting vereist is. Eerst ter zitting is deze grond door de staatssecretaris gemotiveerd. Een alsnog ter zitting gegeven motivering kan echter niet door de rechtbank worden betrokken bij de toetsing van de maatregel. Omdat de grond onvoldoende gemotiveerd is, kan deze eiser niet worden tegengeworpen.
7. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3c, 3i, 4a en 4c aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, reeds voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en om aan te nemen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, dan wel dat hij de voorbereiding van vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
8. Eiser heeft nu hij niet beschikt over een paspoort, geldig visum of verblijfsvergunning immers niet aannemelijk kunnen maken dat hij via de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen (3a). Dat eiser vervolgens asiel heeft aangevraagd doet daar niet aan af, nu verweerder mag volstaan met een motivering die feitelijk juist is. Dat eiser zich gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken (3b) is eveneens feitelijk juist: eiser is in juni en juli 2023 met onbekende bestemming vertrokken uit het AZC en heeft zich daarnaast in juni 2023 drie keer niet gehouden aan de op hem rustende meldplicht. Dat hij op die momenten in strafdetentie verbleef leidt niet tot een ander oordeel en dient voor zijn rekening en risico te komen. Verder heeft de staatssecretaris terecht aan eiser tegengeworpen dat aan eiser op 22 september 2023 een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar is opgelegd en dat hij zich niet heeft gehouden aan de daaruit volgende plicht Nederland te verlaten (3c). Ook hier komt de omstandigheid dat eiser in detentie verblijft voor zijn rekening en risico en bovendien dient eiser ook gedurende strafdetentie te werken aan zijn vertrek. Ten aanzien van grond 3i is de rechtbank van oordeel dat ook deze terecht aan eiser is tegengeworpen. Eiser heeft verklaard niet mee te willen werken aan terugkeer. Dat eiser op een later moment verklaart wel mee te gaan werken doet hier niks aan af. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser nu weliswaar zegt mee te gaan werken, maar daar verder nog niet naar handelt.
9. Betreffende de lichte grond 4a en 4c oordeelt de rechtbank dat deze terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd nu eiser niet beschikt over een document zoals bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit (Vb). Een fotokopie van het paspoort is geen document zoals bedoeld in dit artikel. Eiser heeft daarnaast geen melding gedaan van zijn illegale verblijf zoals bedoeld in artikel 4.39 Vb (4a). Eiser staat daarnaast niet ingeschreven in het BRP en heeft niet aannemelijk gemaakt over een vaste verblijfplaats te beschikken (4c). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voor deze gronden de relevantie voor het risico op onttrekking aan het toezicht voldoende gemotiveerd.
10. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eiser waaruit blijkt dat hij niet wil terugkeren naar zijn land van herkomst, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstond derhalve niet om de uitzetting van eiser te verzekeren.