ECLI:NL:RBDHA:2025:11260
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Marokkaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 31 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft op 3 maart 2025 een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat op 5 maart 2025 is aanvaard. Eiser voert aan dat hij in Duitsland geen adequate opvang zal krijgen en dat dit in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank overweegt dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, tenzij er sprake is van systeemfouten die leiden tot onmenselijke of vernederende behandelingen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.