ECLI:NL:RBDHA:2025:8589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
NL25.10951
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres, en dat er geen sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Eiseres had aangevoerd dat de minister niet adequaat had ingegaan op haar persoonlijke situatie en de omstandigheden in Bulgarije, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende informatie heeft verstrekt en dat de argumenten van eiseres niet overtuigend zijn. De rechtbank wijst erop dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de Bulgaarse opvang die een reëel risico op schending van haar rechten met zich meebrengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10951
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.G.R. Becker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 maart 2025 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, C.T.W. van Dijk als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, M. Ziad Taha als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Standaard voornemen
5. Eiseres stelt dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit, omdat de minister een standaard voornemen heeft uitgebracht. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst zij op de uitspraak van de rechtbank Den Haag, van 12 maart 2025.2 Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte niet is ingegaan op de persoonlijke situatie van eiseres en de verklaring van eiseres tijdens haar aanmeldgehoor. Eiseres heeft tijdens het aanmeldgehoor gewezen op de omstandigheden dat zij 1 dag in detentie heeft gezeten en 15 dagen in een gesloten inrichting. Daarnaast heeft zij beelden willen overleggen van de slechte omstandigheden in de Bulgaarse opvang, maar zijn deze niet in ontvangt genomen waardoor er in het voornemen niet op terug is gekomen. Indien de minister wel op de persoonlijke situatie en beelden van eiseres was ingegaan in het standaard voornemen, dan had de discussie over de persoonlijke omstandigheden al eerder plaats kunnen vinden dan tijdens de zitting.
6. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een onzorgvuldig tot stand gekomen besluit, omdat voornemen niet in orde is en overweegt als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling, van 23 november 2023, volgt dat een standaardvoornemen aan de daartoe gestelde vereisten kan voldoen. Dat een voornemen standaard overwegingen bevat, betekent niet dat er sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming. Het enkele feit dat niet alle verklaringen van de vreemdeling tijdens het aanmeldgehoor kenbaar zijn betrokken bij het voornemen kan op zichzelf dus niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De vreemdeling heeft door middel van het indienen van een zienswijze de gelegenheid gehad om te reageren op het voornemen, indien de specifieke verklaringen van de vreemdeling niet allen kenbaar zijn betrokken in het voornemen.
7. In het voornemen is voldoende duidelijk uiteengezet dat, en op grond waarvan, Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van eiseres haar asielaanvraag. Daarbij komt dat in het voornemen is verwezen naar de verklaringen van eiseres en erop is gewezen dat die verklaringen niet leiden tot de conclusie dat sprake is van structurele tekortkomingen en niet leiden tot toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Aangezien het bestreden besluit wel uitgebreider is gemotiveerd dan het voornemen en in het bestreden besluit wel is ingegaan op de door eiseres in het aanmeldgehoor aangevoerd omstandigheden, bestaat er geen grond voor het oordeel dat er sprake is van onzorgvuldigheid. De rechtbank wijst er op dat eiseres de, vlak voor de zitting overlegde, beelden al bij de zienswijze had kunnen overleggen, zodat de minister dit mee had kunnen nemen in de beschikking. Eiseres heeft de beelden uiteindelijk vlak voor de zitting overgelegd. Het is niet gebleken dat eiseres in haar belangen is geschaad, omdat eiseres in staat is gesteld om al haar bezwaren tegen de overdracht al bij de zienswijze naar voren te brengen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Kan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan ten aanzien van Bulgarije?

8. Eiseres stelt dat de minister ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije. Hiertoe voert zij aan dat sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en asielprocedure die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid halen, zoals bedoeld in de arresten Jawo en Ibrahim.3 Eiseres voert tevens haar persoonlijke ervaringen aan. Zij is in Bulgarije direct bij aankomst 1 dag in detentie geplaatst, omdat zij illegaal was. Na haar detentie heeft zij 15 dagen in een gesloten opvang gezeten, waarna zij pas in een vrije opvang werd geplaatst. Eiseres heeft nooit de wil gehad om asiel aan te vragen in Bulgarije, maar is hiertoe gedwongen. Verder is zij gediscrimineerd. De verwarming mocht bijvoorbeeld niet hoger, ondanks dat zij het koud had en haar is verteld dat ze maar terug moest gaan naar haar eigen land. Op de beelden die eiseres heeft gemaakt, is te zien dat de opvang smerig is en er ongedierte rondloopt. Eiseres meent verder dat zij zich bij problemen in Bulgarije niet kan beklagen bij de autoriteiten en dat dit niet van haar kan worden verwacht. Het gaat namelijk om dezelfde autoriteiten als die niet overeenkomst de verdragsbepalingen handelen en die niet in staat zijn de opvang en asielprocedure goed te regelen. Eiseres heeft zelfs proberen aangifte te doen van discriminatie, maar is hiervoor weggestuurd. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst zij op de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaatsen: Rotterdam4, Haarlem5, Zwolle6 en Amsterdam7. En het AIDA-rapport, update 2023, p. 49, 50, 77, 82.8
9. De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling heeft in de uitspraak van 29 februari 20249 en 22 maart 202410 geoordeeld dat de minister voor Dublinclaimanten, ten aanzien van Bulgarije, van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Dit betekent dat de minister in beginsel mag uitgaan van het vermoeden dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen tegenover eiseres zal nakomen en dat de behandeling van eiseres in Bulgarije niet in strijd zal zijn met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eiseres om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Bulgarije, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Bulgaarse autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Daarvoor kan zij objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Bulgarije overleggen of verklaringen afleggen over haar eigen ervaringen aangaande het asiel- en opvangsysteem in Bulgarije. Van een schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM zal, in geval eiseres aannemelijk maakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken (zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, in de zaak Jawo). Naar het oordeel van rechtbank is eiseres hier niet in geslaagd.
3 Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
4 Rb. Den Haag 9 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:222.
5 Rb. Den Haag 1 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2062, Rb. Den Haag 15 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:2063. Rb. Den Haag 28 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:4418. Rb. Den Haag 31 mei 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:5337.
Rb. Den Haag 13 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:22462
6 Rb. Den Haag 13 mei 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:2452.
7 Rb Den haag 26 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:23030.
8 AIDA-rapport update 2024, van april 2024.
9 ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870.
10 ABRvS 22 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1195.
10. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om af te wijken van het oordeel van de Afdeling in voornoemde uitspraken dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In de uitspraak van de Afdeling, van 29 februari 2024, zijn de AIDA-rapporten over Bulgarije van januari 202111 en februari 202212 meegenomen in het oordeel. In de uitspraak wordt in het bijzonder aangevoerd dat de omstandigheden in de meeste opvangcentra ondermaats zijn en dat in die centra niet de meest basale diensten worden verleend, waaronder hygiënische omstandigheden en adequate voorzieningen, onder andere door problemen met ongedierte. De Afdeling overweegt dat het rapport bevestigt dat er in de opvangcentra problemen zijn met het onderhoud van de voorzieningen, ongedierte, de hygiëne, het eten en de ongewenste toegang van verdachte personen, maar dat hier niet uit volgt dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. Bovendien kan de vreemdeling zich tot de Bulgaarse autoriteiten wenden als hij problemen ervaart in de opvang, omdat niet is gebleken dat zij hem niet kunnen of willen helpen.
11. De aangehaalde passages uit het meest recente AIDA rapport schetsen geen slechter beeld dan het beeld waarover de Afdeling heeft geoordeeld dat de minister uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers heeft verder geen landeninformatie overlegd waaruit een verslechterde situatie blijkt. De minister heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiseres bij voorkomende problemen bij de daarvoor geschikte instanties van Bulgarije kan klagen en dat het niet is gebleken dat dit voor haar niet mogelijk is. De door eiseres aangehaalde uitspraken dateren veelal van voor de tijd van de laatstgenoemde Afdelingsuitspraak en doen hier niet aan af. De overige uitspraken hebben betrekking op de niet adequate medische voorzieningen in Bulgarije. De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat hierdoor in het algemeen niet uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Bij eiseres spelen overigens ook geen medische klachten.
12. De verklaringen van eiseres over wat zij persoonlijk in Bulgarije heeft meegemaakt zijn eveneens onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Bulgarije niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Eiseres heeft met haar verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat zij als Dublinterugkeerder na overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Los van de vraag of het door eiseres overgelegde filmpjes kunnen dienen als objectief bewijs, is onderkend dat Bulgarije problemen heeft met hygiëne. Dit is evenwel onvoldoende om een reëel risico op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling aan te nemen. De Bulgaarse autoriteiten hebben met het claimakkoord bovendien gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiseres in behandeling zullen nemen met inachtneming van de internationale verdragen en Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Als eiseres toch problemen ervaart, mag van eiseres worden verwacht dat hij daarover klaagt bij de Bulgaarse autoriteiten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11 AIDA-rapport update 2020, van januari 2021.
12 AIDA-rapport update 2021 van februari 2022.
Had de minister de asielaanvraag aan zich moeten trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening?
13. Eiseres stelt dat de minister ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, in hetgeen zij heeft aangevoerd.
14. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, de minister in de door eiseres genoemde omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken dat haar overdracht naar Bulgarije van een onevenredige hardheid getuigt. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat er in het algemeen geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiseres bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Niet is aannemelijk gemaakt dat eiseres als gevolg van haar ervaringen in Bulgarije niet terug zou kunnen keren. Hiervoor heeft zij geen documenten overgelegd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van haar proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.